Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 73642/HA ZA 10-256)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
Artikel 23
1. De netbeheerder is verplicht degene die daarom verzoekt te voorzien van een aansluiting op het door hem beheerde net tegen een tarief en tegen andere voorwaarden die in overeenstemming zijn met de paragrafen 5 en 6 van dit hoofdstuk. De netbeheerder verstrekt degene die om een aansluiting op het net verzoekt een gedetailleerde en volledige opgave van de uit te voeren werkzaamheden en de te berekenen kosten van de handelingen, onderscheiden in artikel 28, eerste lid.
etc.
Artikel 27
1. PM
2. In de tariefstructuren wordt in ieder geval opgenomen dat:
a. een afnemer recht heeft op een aansluiting op het door hem gewenste spanningsniveau, tenzij dit om technische redenen redelijkerwijs niet van de netbeheerder kan worden verlangd;
b. PM
c. PM
d. iedere afnemer recht heeft te worden aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net met een bij zijn aansluiting behorend spanningsniveau, met dien verstande dat een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, wordt aangesloten op het dichtstbijzijnde punt in het net waar voldoende netcapaciteit beschikbaar is;
e. aanpassingen in het net die verband houden met het maken van een aansluiting komen voor rekening van de netbeheerder die het betreffende net beheert;
f. een afnemer, niet zijnde een afnemer die een aansluiting op het net wenst met een aansluitwaarde groter dan 10 MVA, recht heeft op een standaardaansluiting, waarbij de aansluitcapaciteit van deze aansluiting is gerelateerd aan de standaard gebruikte nominale aansluitspanning;
g. het aansluittarief wordt gebaseerd op de grootte van de aansluitcapaciteit.
initiële investeringskosten;
kosten voor het in stand houden van de aansluiting.
- 2.2.2.Met betrekking tot de in 2.2.1 sub a genoemde kosten geldt dat slechts de kosten van rechtstreeks met de totstandbrenging van de aansluiting gemoeide investeringen in aanmerking worden genomen, waarbij de netbeheerder voor de standaardaansluitingen, zoals aangegeven in de tabel in 2.3.3.C en nader omschreven in bijlage A bij deze TarievenCode, uitgaat van gemiddelden.
- 2.3.3Met inachtneming van de tabel genoemd in 2.3.3.C wordt het aansluittarief bepaald door de aansluitcapaciteit die de aangeslotene wenst. (…)
- Bijlage A.6Netbeheerders hebben de mogelijkheid boven 3 MVA op basis van voorcalculatorische projectkosten (maatwerk) aansluitkosten te bepalen. Voor de categorie aansluitingen tussen de 3 MVA en 10 MVA wordt dit alleen op verzoek van de afnemer gedaan. Voor de opgave van de kosten wordt de wijze, zoals bepaald in artikel 2.3.3.A, toegepast. Indien de afnemer geen verzoek doet geldt de standaard aansluitmethode. De standaard aansluitmethode voor aangeslotenen vanaf 3 MVA tot en met 10 MVA is op een middenspanningsrail van een HS/MS-, TS/MS-, MS/MS-transformatorstation of op de MS stamvoeding. (…) De lengte van de verbinding, die wordt gehanteerd bij het berekenen van het aansluittarief is de afstand gemeten over het hart van de openbare weg van het overdrachtspunt tot de dichtstbijzijnde MS rail in een HS/MS-station, TS/MS-station of MS/MS-station of de MS stamvoeding, dat deel uitmaakt van het net van de netbeheerder.
waarin is geoordeeld dat het kostenveroorzakingsbeginsel niet van toepassing is op kleine windparken, enige nuancering.
Op 14 januari 2005 heeft WZ een aanvrage voor aan aansluiting van haar vernieuwde windpark bij Delta ingediend. Op 3 februari 2005 is een nadere brief van WZ gevolgd. Bij brief van 15 maart 2005 heeft Delta vervolgens een aantal opties voorgehouden. Op 30 mei 2005 heeft Delta vervolgens een offerte uitgebracht. Bij deze offerte werden onder meer de kosten van aanleg van een kabel naar [plaats 1.] in rekening gebracht, zodat de aansluiting kon worden gerealiseerd op de MS-rail van het transformatorstation HS/MS te [plaats 1.], zijnde volgens Delta het dichtstbijzijnde punt waarop die aansluiting op een verantwoorde wijze, en in overeenstemming met de TCE, kon worden gerealiseerd. Inclusief aanleg van die kabel bedroegen de geoffreerde kosten, afgerond, € 3,2 miljoen.
Anders dan WZ lijkt te verdedigen, laat het CBB zich in haar uitspraak van 22 oktober 2008 niet, althans niet expliciet, uit over de juistheid of onjuistheid van de gedragingen van Delta en evenmin over de onrechtmatigheid daarvan. Ook de NMA laat zich er in haar uitspraak van 14 maart 2009 niet over uit of Delta eerder anders had behoren te offreren, en haar uitspraak is ertoe beperkt dat het eerdere besluit waarbij de klacht ongegrond werd verklaard wordt vernietigd en dat wordt bepaald dat Delta alsnog een offerte op basis van het lagere tarief moet uitbrengen.
Delta is op de voet van art. 8:26 AWB als belanghebbende tussengekomen in de procedure bij het CBB, maar dat laat onverlet dat het dictum zich enkel richt tot de NMA en WZ als partijen, en niet tot Delta.
In randnummer 90 van de memorie van grieven beroept Delta zich voorts op het bestaan van een schulduitsluitingsgrond in de vorm van objectieve rechtsdwaling; zij verwijst daarbij naar randnummers 120-123 van de conclusie van antwoord.
Daarnaast wijst het hof nog op de in randnummers 176 (rechtvaardigingsgrond) en 187 (onverwijtbaarheid) van de conclusie van antwoord besloten liggende verweren.
Delta heeft voorts gewezen op de nadere uitspraken van het CBB van 25 januari 2013.
Dat laat onverlet dat niet valt in te zien waarom deze nieuwe uitspraken geen rol zouden kunnen spelen bij de beoordeling van de (on-) rechtmatigheid van de gedragingen van Delta.
In de thans bij dit hof aanhangige zaak had ook WZ en aanvraag ingediend om te worden aangesloten op een 10 kV kabel, onderdeel uitmakende van het MS distributienet (zie onder meer conclusie van antwoord, vierde bolletje).
In zoverre zijn beide situaties voor een groot deel vergelijkbaar.
Het is voorts niet aan het hof om te bezien òf en in hoeverre de uitspraak van het CBB van 22 oktober 2008 en die van 25 januari 2013 betrekking hadden op hetzelfde onderwerp en of en in hoeverre het CBB in 2013 van de uitspraak van 2008 is teruggekomen.
Het gaat evenwel bij alle geciteerde uitspraken om overheidslichamen, dus om gemeenten, provincies, de Staat, alsmede bedrijfsverenigingen. Delta valt echter niet te scharen in een van deze categorieën. Bij memorie van antwoord sub 164 verdedigt WZ de opvatting dat voor Delta hetzelfde zou moeten gelden als voor, bijvoorbeeld, bedrijfsverenigingen. Het hof volgt dit standpunt niet. Bedrijfsverenigingen zijn belast met de uitvoering van regelingen behorende tot de sociale zekerheidswetgeving. Delta is, als omschreven, een commerciële onderneming, zij het dat zij in bepaalde aspecten van haar handelen is gebonden aan regelgeving en onderworpen aan toezicht waaraan andere commerciële ondernemingen niet altijd gebonden c.q. onderworpen zijn.
Bij een onvoorziene en onvoorzienbare wending van rechtspraak kan niet worden gezegd dat de gevolgen daarvan in alle gevallen onverkort voor rekening van zo’n private rechtspersoon dienen te komen. Of zulks het geval is dient te worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Naar 's hofs oordeel kon Delta zich in situatie zoals deze geschetst is in r.o. 4.6.10 met recht beroepen op een schulduitsluitingsgrond in de vorm van verschoonbare rechtsdwaling.