Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 891035 CV EXPL 13-3226)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
€ 11.250,00 heeft betaald (€ 3.000,00 op 18 januari 2013, € 7.000,00 op 13 februari 2013 en € 1.250,00 op 7 maart 2013).
(i) de btw over de explootkosten nu niet is gesteld dat die kosten voor [Bouwstoffen] geen verrekenpost zijn;
(ii) de gevorderde rente over de buitengerechtelijke kosten nu gesteld noch gebleken is dat die kosten daadwerkelijk zijn voldaan;
(iv) het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke kosten voor zover die hoger zijn dan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke kosten (Staatsblad 2012/141; verder: Besluit-BIK).
De rechtbank heeft [geïntimeerde] vervolgens veroordeeld tot betaling aan [Bouwstoffen] van een bedrag van € 20.155,99 met de wettelijke rente over € 19.082,63 vanaf 13 maart 2013 tot de dag der voldoening, te vermeerderen met een bedrag van
€ 1.372,71 aan proceskosten. Hierbij begrijpt het hof dat de rechtbank met ‘wettelijke rente’ heeft beoogd de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW toe te wijzen, nu [Bouwstoffen] dit heeft gevorderd, de rechtbank op dit punt niets heeft afgewezen en voorts in het kader van de toewijzing van de (restant) hoofdsom volledig het door [Bouwstoffen] opgevoerde rente bedrag ad € 496,25 in haar berekening heeft meegenomen.
Indien in afwijking van het bepaalde in lid 2 niet aan de hand van een monster wordt geleverd, geldt voor de hoedanigheid en de kwaliteit van het geleverde de betreffende bepalingen van de leveranciers aan de verkoper”.
4. Alle kosten verbonden aan de incasso van een niet betaalde factuur, zowel de gerechtelijke als de buitengerechtelijke, zijn voor rekening van de koper.5. In ieder geval is de koper verschuldigd een gefixeerd bedrag aan kosten, berekend volgens het incassotarief van de Nederlandse Orde van Advocaten, zoals dat geldt op het moment dat de koper in verzuim komt. Indien verkoper aantoont hogere kosten te hebben gemaakt, welke redelijkerwijs noodzakelijk waren, dient koper ook deze te vergoeden”.
Alle kosten” van lid 4 en de “
hogere kosten” van lid 5 niet aan haar stelplicht voldaan. Zij heeft immers slechts een percentage van de hoofdsom gevorderd zonder voldoende te stellen en te specificeren dat het hierbij gaat om alle dan wel de werkelijke kosten.
Toerekening van betalingen op een vordering en enkelvoudige of samengestelde berekening van contractuele vertragingsrente” (de Gerechtsdeurwaarder 2013, nr. 2, p. 12-16).
Het begrip kosten in artikel 6:44 BW is – anders dan het gelijknamige begrip in artikel 6:47 BW – generiek en moet extensief worden uitgelegd.Daaronder vallen derhalve onder meer:- buitengerechtelijke kosten (voor zover niet ‘van kleur verschoten’ uit hoofde van art. 6:96 lid 2 sub c BW jo artikel 241 Rv; zie ook artikel 6:96 lid 4 in fine) en andere preprocessuele kosten- proceskosten en nakosten- kosten van een betalingsregeling na het verkrijgen van een executoriale titel (minnelijke executie) (…)- de specifieke kosten van een betaling”.
Bij de kosten dient bijv. te worden gedacht aan executiekosten of aan de kosten die zijn gemaakt om de prestatie te ontvangen, maar door het uitblijven daarvan hun doel hebben gemist’.