ECLI:NL:GHSHE:2013:5647

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
26 november 2013
Publicatiedatum
26 november 2013
Zaaknummer
HD 200.114.550-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ongerechtvaardigde verrijking door curator van failliete vennootschap

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door mr. M. Sponagel, curator in het faillissement van de Duitse vennootschap GWCC GmbH. De curator heeft de rechtbank Breda verzocht om de besloten vennootschappen Architects B.V., X. B.V., International B.V. en een vierde geïntimeerde te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.434.000,-, dat volgens hem onverschuldigd is betaald. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen, waarna de curator in hoger beroep is gegaan.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de curator zijn eis heeft vermeerderd en de geïntimeerden verweer hebben gevoerd. De curator stelt dat de geïntimeerden ongerechtvaardigd zijn verrijkt door de betaling van het bedrag aan Architects B.V., terwijl dit bedrag volgens hem aan GWCC GmbH had moeten toekomen. De rechtbank had in eerste aanleg vastgesteld dat er geen schade aan GWCC was, en het hof heeft deze conclusie bevestigd.

Het hof heeft overwogen dat voor aansprakelijkheid tot betaling sprake moet zijn van schade aan de zijde van GWCC, wat niet voldoende is onderbouwd. De curator heeft geen aanspraak gemaakt op betaling van het bedrag door GWCC, en er zijn geen aanwijzingen dat dit in de toekomst zal gebeuren. Het hof heeft de grieven van de curator verworpen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de curator is veroordeeld in de proceskosten van de procedure.

De uitspraak van het hof benadrukt dat de curator niet kan stellen dat de geïntimeerden onrechtmatig hebben gehandeld, omdat er geen schade aan GWCC is aangetoond. De curator wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, die zijn begroot op een totaal van € 18.576,-.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.114.550/01
arrest van 26 november 2013
in de zaak van
mr. M. Sponagel in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de in [vestigingsplaats] (Duitsland) gevestigde vennootschap naar Duits recht
[GWCC] GmbH,
kantoor houdende te [kantoorplaats] (Duitsland),
appellant,
advocaat: mr. T.F.C.E. Rikmenspoel te Leiden,
tegen

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [Architects] Architects B.V.,(voorheen genaamd “De Nieuwe Kombinatie [De Nieuwe Kombinatie] Partners B.V.”)

gevestigd en kantoor houdende te [vestigingsplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X.] B.V.,gevestigd en kantoor houdende te [vestigingsplaats],
advocaat: mr. J. van Oijen,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[International] B.V.,gevestigd te [vestigingsplaats],
niet verschenen,
4.
[geintimeerde 4.],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen,
geïntimeerden.
op het bij exploot van dagvaarding van 31 januari 2012 en hersteldagvaardingen van 17 september 2012 en 20 september 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Breda gewezen vonnis van 2 november 2011 tussen appellant – de curator – als eiser en geïntimeerden – gezamenlijk: [geintimeerden c.s.] en individueel respectievelijk: [Architects], [X.], [International] en [geintimeerde 4.] – als gedaagden.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 220786/HAZA 10-1151)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en twee hersteldagvaardingen in hoger beroep;
- het tegen [International] en [geintimeerde 4.] verleende verstek;
- de schorsing van de procedure jegens [Architects] ingevolge het bepaalde in artikel 29 van de Faillissementswet;
- de memorie van grieven met productie, waarbij de curator zijn eis heeft
vermeerderd, althans gewijzigd;
- de memorie van antwoord met productie van [X.];
- het pleidooi, waarbij de curator en [X.] pleitnotities hebben overgelegd;
- Het faxbericht van 29 oktober 2013 van mr. Rikmenspoel voornoemd, dat met instemming van mr. Van Oijen voornoemd aan het hof ter kennisneming is gezonden.
De curator en [X.] hebben arrest gevraagd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
In de overwegingen onder 3.1. tot en met 3.7. van het bestreden vonnis van 2 november 2011 heeft de rechtbank de feiten vastgesteld, waarvan zij bij de beoordeling van het geschil is uitgegaan. Hiertegen zijn geen grieven gericht noch zijn deze feiten anderszins ter discussie gesteld in hoger beroep, zodat deze door de rechtbank vastgestelde feiten ook het hof tot uitgangspunt strekken. Omwille van de leesbaarheid van dit arrest zal het hof deze feiten, voor zover thans nog van belang, hierna herhalen. Voorts zal het hof de vaststaande feiten aanvullen.
4.1.1.
[X.], [Architects] en [International] behoren tot een door [geintimeerde 4.] (indirect) bestuurde groep vennootschappen. [X.] is voortgekomen uit een vennootschap die ook [International] B.V. (hierna “[International] oud”) heette. Nadat deze laatste vennootschap haar statuten en daarbij haar naam had gewijzigd, resulterend in [X.], is opnieuw een vennootschap met de naam “[International] B.V.” (geïntimeerde sub 3) opgericht.
4.1.2.
[bestuurder en aandeelhouder van MAWM GmbH] (hierna “[bestuurder en aandeelhouder van MAWM GmbH]”) is bestuurder en aandeelhouder van MAWM GmbH. MAWM GmbH houdt alle aandelen in MAWM B.V.. MAWM B.V. houdt vijftig procent van de aandelen in GeoMar B.V. (hierna “Geomar”). [X.] houdt ook vijftig procent van de aandelen in GeoMar. GeoMar is op 16 november 2010 in staat van faillissement verklaard.
4.1.3.
Op 13 november 2000 hebben GeoMar en de Duitse vennootschap LCD Logistic Center Development GmbH (nadien[Logistic] AG, hierna “[Logistic]”) [GWCC] GmbH (hierna “GWCC”) opgericht. Op 4 juni 2010 is GWCC in staat van faillissement verklaard, waarbij mr. Sponagel tot voorlopig “Insolvenzverwalter” is benoemd.
4.1.4.
In de jaren 2006-2008 hebben GeoMar en[Logistic] twee projecten via GWCC uitgevoerd. Eén hiervan was genaamd “project Leipzig”. GWCC en GeoMar hebben in dat kader een projectbegeleidingsovereenkomst gesloten. [International] oud heeft op 17 december 2007 een factuur met nummer [factuurnummer 1.] aan GWCC gezonden ten bedrage van
€ 2.434.000,- betreffende project Leipzig. Op deze factuur was vermeld dat aan [International] oud diende te worden betaald. Op dezelfde datum heeft Geomar aan GWCC een factuur verzonden betreffende project Leipzig ten bedrage van € 2.184.000,-. Geomar heeft deze factuur vervolgens op 28 mei 2008 gecrediteerd en op dezelfde datum een nieuwe factuur aan GWCC verzonden voor een bedrag van € 2.203.000,-.
4.1.5.
Op 19 februari 2008 heeft GWCC aan [Architects] een bedrag van € 2.450.518,- betaald, vergezeld van de omschrijving:
Honorar Projectbegleitung WCC Leipzig und WCC Norderstedt Gem. Vertrag”. In dit bedrag is voormeld bedrag van € 2.434.000,- begrepen. [Architects] heeft dit bedrag op 20 februari 2008 aan [International] oud doorbetaald.
4.1.6.
Bij brief van 22 mei 2008 heeft[Logistic] aan Geomar ter attentie van [geintimeerde 4.] afspraken van een bespreking op 22 mei 2008 betreffende betalingen en betalingsverplichtingen van GWCC in verband met project Leipzig vermeld. Daarbij is onder meer aangegeven dat terzake van voormelde betaling van € 2.434.000,- geen wijzigingen hoeven plaats te vinden en dat deze betaling is geboekt als betaling aan GeoMar. Bij brief van 23 mei 2008 heeft[Logistic] een kopie van deze brief aan [bestuurder en aandeelhouder van MAWM GmbH] gezonden.
4.1.7.
Bij brieven van 31 augustus 2009 heeft de Duitse advocaat van GeoMar aan[Logistic] en aan GWCC onder meer geschreven dat op grond van de tussen GeoMar en GWCC gesloten overeenkomst een bedrag van in totaal € 4.637.000,- te betalen is en dat daarvan in februari 2008 een bedrag van € 2.434.000,- is betaald. In een memorandum of understanding, ondertekend door onder meer GeoMar en GWCC, zijn afspraken vastgelegd over nog bestaande betalingsverplichtingen, onder meer van GWCC aan GeoMar. Daarin is geen vordering van GeoMar op GWCC van € 2.434.000,- vermeld.
4.1.8.
Bij brief van 29 januari 2010 heeft [accountants en fiscalisten] accountants en fiscalisten (hierna “[accountants en fiscalisten]”) namens [bestuurder en aandeelhouder van MAWM GmbH] aan [X.] ter attentie van [geintimeerde 4.] om opheldering gevraagd over de afwikkeling door GeoMar van de vergoedingen in verband met project Leipzig, in het bijzonder van de betaling van € 2.434.000,-. Bij brieven van 10 februari 2010 heeft GWCC een bedrag van € 2.450.500,- van [Architects], [X.] en [geintimeerde 4.] teruggevorderd op grond van onverschuldigde betaling.
4.1.9.
Bij brief van 12 maart 2010 heeft [accountants en fiscalisten] namens GeoMar [Architects], [X.], [International] en [geintimeerde 4.] aansprakelijk gesteld voor het feit dat een bedrag van € 2.450.500,- niet aan GeoMar ten goede is gekomen.
4.1.10.
De curator van GeoMar heeft geen aanspraak gedaan op betaling van onderhavig bedrag door GWCC noch een vordering tot betaling bij de curator (van GWCC) ingediend.
4.2.
De curator heeft in eerste aanleg veroordeling van [geintimeerden c.s.] tot betaling van voormeld bedrag van € 2.434.000,- gevorderd. [geintimeerden c.s.] hebben deze vordering gemotiveerd weersproken. De rechtbank heeft deze vordering afgewezen.
4.3.
De curator is van voormelde uitspraak van de rechtbank in hoger beroep gekomen. In hoger beroep heeft hij gevorderd vernietiging van het bestreden vonnis en alsnog veroordeling van [geintimeerden c.s.] tot betaling van het bedrag van € 2.434.000,- aan de curator, vermeerderd met rente en kosten en een verklaring voor recht dat [geintimeerde 4.] met het (laten) sturen van facturen zonder tegenprestatie aan GWCC en daarop betaling in ontvangst te (laten) nemen en te (laten) behouden onrechtmatig heeft gehandeld en dat [geintimeerde 4.] aansprakelijk is voor de uit zijn onrechtmatige gedraging door GWCC (in de toekomst) voortvloeiende schade en dat [geintimeerde 4.] deze schade dient te vergoeden, al dan niet op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [X.] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.4.
Aan de vordering van de curator ligt ten grondslag dat [geintimeerden c.s.] ongerechtvaardigd zijn verrijkt dan wel dat aan hen onverschuldigd is betaald dan wel dat onrechtmatig is gehandeld.
4.5.
Het hof benadrukt dat in deze uitspraak geen oordeel zal worden gegeven ten aanzien van de vordering jegens [Architects], nu de procedure jegens [Architects] op de voet van artikel 29 van de Faillissementswet is geschorst.
4.6.
Onderhavige betaling van € 2.434.000,- van GWCC is, zoals hiervoor onder 4.1.6. is weergegeven, gedaan aan [Architects] en niet aan [X.] noch aan [International] noch aan [geintimeerde 4.]. Jegens geen van deze laatste drie partijen kan derhalve door de curator een beroep worden gedaan op onverschuldigde betaling.
4.7.
Ten aanzien van de stellingen dat sprake is van ongerechtvaardigde verrijking dan wel onrechtmatig handelen overweegt het hof dat in beide gevallen voor de vaststelling van aansprakelijkheid tot betaling sprake dient te zijn van schade aan de zijde van GWCC. Dat GWCC schade lijdt, is evenwel niet, althans onvoldoende onderbouwd gesteld en ook overigens niet gebleken. Voor zover schade door GeoMar zou zijn geleden, doordat zij, zoals de curator stelt, ten onrechte geen betaling heeft ontvangen van voormeld bedrag van € 2.434.000,-, betekent dit niet dat ook GWCC schade heeft geleden. GeoMar zelf noch haar curator heeft, zoals ten pleidooie in hoger beroep is bevestigd, GWCC aangesproken op betaling van onderhavig bedrag en er zijn ook onvoldoende aanwijzingen dat dat in de toekomst nog zal gebeuren. Het in de procedure gebrachte faillissementsverslag van de curator van GeoMar levert geen indicatie op dat de curator van GeoMar een vordering bij GWCC zal indienen. Hetgeen in onderhavige procedure naar voren is gekomen, duidt er eerder op dat een dergelijke vordering niet valt te verwachten. De stelling van de curator dat de schade van GWCC hierin bestaat dat het betreffende bedrag bij een andere gang van zaken nog in de boedel van GWCC had gezeten en er een concurrente vordering van GeoMar op de boedel ten aanzien van dit bedrag zou hebben bestaan, is bezien in het licht dat GWCC de betaling van voormeld bedrag aan [Architects] reeds op 19 februari 2008 heeft gedaan, onvoldoende onderbouwd, nog daargelaten dat dit eerst ten pleidooie is aangevoerd.
4.8.
Voor zover met de grieven het oordeel van de rechtbank op andere punten dan het hierboven behandelde wordt aangevochten, doen deze punten niet af aan het hierboven geconstateerde. Feiten of omstandigheden die desondanks tot aansprakelijkheid van [X.], [International] of [geintimeerde 4.] zouden moeten leiden zijn gesteld noch gebleken. Enig juridisch relevant belang bij toewijzing van de gevorderde verklaringen voor recht kan niet worden vastgesteld.
4.9.
De grieven falen derhalve en het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd voor zover dit het geschil tussen de curator en [X.], [International] en [geintimeerde 4.] betreft. De curator zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van onderhavige procedure van [X.].

5.De uitspraak

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor zover gewezen tussen de curator en [geintimeerde 4.] Rijbergen, [International] en [geintimeerde 4.];
veroordeelt de curator in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van [X.] tot op heden begroot op € 4.836,- aan verschotten (griffierecht) en € 13.740,- aan kosten advocaat;
verklaart deze veroordeling in de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. S. Riemens, E.K. Veldhuijzen van Zanten en M.J. Pesch en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 november 2013.