4.1.De feiten
- AVL is een middelgroot vervoersbedrijf dat personenvervoer “op maat” verzorgt in Limburg.
- [appellante], geboren op [geboortedatum] 1985, was met ingang van 16 september 2008 voor onbepaalde tijd in dienst van AVL als taxichauffeuse voor minimaal 3 uren per week (prod. 1a inl dgv). Daarvóór was [appellante] ook reeds werkzaam voor AVL op grond van eerder gesloten schriftelijke arbeidsovereenkomsten.
Op de eerstgenoemde en ten deze relevante schriftelijk gesloten arbeidsovereenkomst van 16 september 2008 is de CAO Taxivervoer juli 2007 tot en met december 2008 (hierna: de CAO) van toepassing verklaard.
Artikel 2.1.7. van de CAO luidt:
“De werkgever en de werknemer die belast zijn met geregeld vervoer kunnen in overleg besluiten dat de werknemer een personenauto bij einde van de dienst mee naar huis neemt. In dat geval parkeert de werknemer het voertuig in de nabijheid van zijn woning. Bij aanvang van de volgende dienst kan de werknemer dan direct over het voertuig beschikken. In die situatie wordt de diensttijd als volgt bepaald:
De diensttijd is de tijd gelegen tussen het moment van vertrek tot aan het moment van thuiskomst. Op de totale diensttijd worden maximaal 15 minuten per dag in mindering gebracht zijnde maximaal 7,5 minuten tot het eerste ophaaladres voor aanvang en maximaal 7,5 minuten vanaf het laatste uitstapadres. De tijd gemoeid met woon-werkverkeer is daarmee verrekend.”
Artikel 2.1.8. van de CAO luidt:
“Met ingang van 1 september 2005 geldt de regeling als bedoeld in artikel 2.1.7. voor al het vervoer waarbij de werknemer een personenauto van de werkgever mee naar huis neemt.”
- Op 21 oktober 2008 diende [appellante] twee ritten uit te voeren, te weten ’s morgens het vervoer van een kind uit [plaats A.] naar Zorgcentrum Broekhin in [plaats B.] en ’s middags het vervoer van hetzelfde kind van [plaats B.] naar huis in [plaats A.]. Omstreeks 9.15 uur die dag heeft [appellante], op weg van [plaats B.] naar [woonplaats B.], een ongeval met de taxibus gekregen (frontale botsing met een tegemoetkomende auto) op de [straat] te [plaats C.] (richting [plaats C.]). Bij dat ongeval heeft [appellante] letsel opgelopen.
- Het was toegestaan dat [appellante] tussen de ritten door vanaf het ‘afleveradres’ naar haar huisadres reed. Het maken van privé-ritten met de taxibus was niet toegestaan.
- [appellante] is sedert het ongeval arbeidsongeschikt. [appellante] is per 16 november 2008 tijdens haar proeftijd ontslagen.
- [appellante] heeft na het hiervoor gemelde ongeval een eenzijdig scooterongeval gehad.
- [appellante] stond ten tijde van het ongeval ingeschreven op het adres [pand 1.] te [woonplaats A.].
- De WAM-verzekeraar van mw. [bestuurster van de bij het ongeval betrokken auto], de bestuurster van de bij het ongeval betrokken auto, London Verzekeringen N.V., heeft op basis van een toedrachtsonderzoek geconcludeerd dat mw. [bestuurster van de bij het ongeval betrokken auto] niet onrechtmatig heeft gehandeld, dat bewijs voor aansprakelijkheid van mw. [bestuurster van de bij het ongeval betrokken auto] ontbreekt en dat [appellante] geen recht op schadevergoeding heeft.