4.6.2.De hierna in 4.6.3. tot en met 4.6.6. te bespreken getuigenverklaringen en overige bewijsmiddelen moeten worden bezien tegen de achtergrond van de volgende vaststaande feiten en omstandigheden: (i) [geintimeerde 2.] had ten tijde van de aankoop van de grond al €190.000,-- geïnvesteerd; een bedrag dat ongeveer gelijk was aan de door [appellant] en [geintimeerde 1.] geïnvesteerde bedragen en dus aanzienlijk hoger lag dan de volgens [geintimeerde 1.] c.s. overeengekomen € 25.000,--), (ii) vanaf medio 2007 (tot begin 2008) is tussen partijen besproken hoe, naast de door [appellant] en [geintimeerde 1.] voor de bouw te investeren bedragen van ieder € 130.000,--, het derde bedrag van € 130.000,-- gefinancierd zou worden, (iii) daarbij is ook gezocht naar een externe financier van wie [geintimeerde 2.] geld zou gaan lenen tegen een rente van c.a. 10%.
4.6.3.In eerste aanleg hebben de getuigen [appellant], [getuige 1.], [getuige 2.] en [getuige 3.] verklaringen afgelegd waaruit naar voren komt dat tussen partijen was overeengekomen dat [appellant], [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.] ieder een derde deel van de (voor het vastgoedproject) benodigde gelden in TMT Ltd zouden investeren.
[appellant]heeft -als partijgetuige- verklaard dat [geintimeerde 2.] in eerste instantie zei dat hij niet meer dan € 50.000,-- kon investeren in het project en dat hij op verzoek van [appellant] zou nadenken over het toch investeren van een groter bedrag. Volgens [appellant] vertelde [geintimeerde 1.] twee dagen later aan [appellant] dat [geintimeerde 2.] er mee akkoord ging om een derde van de investering te fourneren en handelde [geintimeerde 2.] daar vervolgens ook naar.
Getuige
[getuige 1.](hierna: [getuige 1.]) heeft verklaard dat hij in 2005 en begin 2006 heeft gewerkt op het kantoor van AVT. Dit was een bedrijf waarvan onder andere [appellant] en [geintimeerde 1.] eigenaar waren. Vervolgens heeft [getuige 1.] onder meer het volgende verklaard:
“(…) Ik ontmoette daar dagelijks zowel [appellant] als [geintimeerde 1.]. In die periode werd voor mij kenbaar TMT opgericht. In dat kader heb ik ook [geintimeerde 2.] enkele keren op het kantoor van AVT ontmoet.
Uit gesprekken waarbij ik wel aanwezig was, maar waar ik niet aan deelnam, tussen [appellant] en/of [geintimeerde 1.] en/of [X.] en/of [geintimeerde 2.], heb ik onthouden dat in TMT –net als in AVT- iedere betrokkene een derde zou financieren. Ik heb dit ook gehoord tijdens gesprekken waarbij [geintimeerde 2.] aanwezig was. Dit is herhaaldelijk expliciet zo gezegd.
(…)
Ik herinner mij positief dat ieder van de drie betrokkenen, zijnde [appellant], [geintimeerde 1.] en [geintimeerde 2.], een derde van de financiering zou verzorgen. Ik heb nooit iets gehoord wat er op duidt dat dat anders zou zijn.
(…)
Ik zie goed in dat er een verschil is tussen aandelen in het aandelenkapitaal en aandelen in de investeringen. Wat mij helder is bijgebleven uit de gesprekken die ik gehoord heb is dat [geintimeerde 2.] een derde zou mee investeren.(…)”
Getuige
[getuige 2.](hierna: [getuige 2.]) heeft verklaard dat zij van 1995 tot 1 mei 2009 in dienst is geweest van twee vennootschappen waarvan [geintimeerde 1.] en [appellant] de eigenaren waren. Zij heeft voorts verklaard dat gedurende een bepaalde periode kantoor werd gehouden in één kantoorruimte, zodat zij alle daar gevoerde gesprekken kon volgen, hoewel zij daar niet aan deelnam. Volgens de verklaring van [getuige 2.] heeft zij diverse gesprekken bijgewoond tussen [geintimeerde 1.], [appellant] en [geintimeerde 2.] en is zij in het kader van de oprichting van TMT Ltd ook tweemaal met hen naar [plaats] gereisd. Zij heeft voorts als volgt verklaard:
“(…) Bij de bank werden voor ieder van de drie genoemde heren aparte bankrekeningen geopend waarbij [geintimeerde 1.] opmerkte dat dat praktisch was om te kunnen controleren of ieder evenveel geld stortte op de gezamenlijke rekening van TMT. Ik heb aldus op meerdere momenten gesprekken gehoord over de investeringen in Turkije en uit de manier waarop gesproken werd en uit de inhoud van de gesprekken begreep ik dat ieder van de drie heren een derde zou investeren. Ik ben er van overtuigd dat dat de afspraak was.
In 2007, ik geloof dat het eind juli was, begreep ik van [geintimeerde 1.] dat [geintimeerde 2.] een deel van zijn investering niet kon betalen. Ik moest een ontmoeting arrangeren. (…)
Ik bevestig nog eens dat ik positief begrepen had dat ieder een derde zou investeren en dat ik nooit iets in strijd daarmee heb gehoord.
(…)
Ik heb geen affectieve relatie met [appellant] en die ook niet gehad.
Ik heb [geintimeerde 2.] bij de bank in [plaats] uitdrukkelijk horen zeggen dat hij een derde zou mee financieren. Daar waren [appellant] en [geintimeerde 1.] ook bij.”
Getuige
[getuige 3.](hierna: [getuige 3.]) was de accountant van Tarpol, een bedrijf waarin [appellant] en [geintimeerde 1.] samenwerkten. Hij heeft verklaard dat hij hen één keer per jaar tijdens een bijeenkomst sprak en ook wel telefonisch en dat hij [geintimeerde 2.] nooit heeft ontmoet. Voorts heeft hij onder andere het volgende verklaard:
“Tijdens één van de balansbesprekingen in 2006 of 2007 hoorde ik dat men een project gestart was in [plaats]. In mijn bijzijn werd gesproken over een Nederlandse firma waarin de drie firmanten voor gelijke delen zouden participeren.
(…)
In 2007 heb ik gesprekken bijgewoond over het uiteengaan van [appellant] en [geintimeerde 1.]. In dat kader werd zijdelings ook gediscussieerd over de vraag wie welk deel van de Turkse projecten moest financieren. Uiteindelijk heb ik in mijn verslag genoteerd dat Tarpol Real Estate het manco van [geintimeerde 2.] zou invullen.
(…)
[appellant] is niet meer cliënt bij mij, [geintimeerde 1.] nog wel.(…)”
4.6.4.Ook uit het door [getuige 3.] opgestelde verslag van een bespreking van 27 augustus 2007, waarbij aanwezig waren [appellant], [geintimeerde 1.] en [getuige 3.] (prod. I, overgelegd bij akte van 4 augustus 2010) kan worden afgeleid dat er sprake was van een verplichting van [geintimeerde 2.] om voor een derde deel in TMT Ltd te investeren. Zo staat in dit verslag vermeld:
“(…)
Project in Turkije ([plaats]): Btedt Turkse BV 1/3 [roepnaam appellant], 1/3 [roepnaam geintimeerde 1.] en 1/3 [roepnaam geintimeerde 2.] (hof: [geintimeerde 2.]).
(…)
Project Turkije: [roepnaam appellant] financiert aandeel [roepnaam geintimeerde 2.]; (…)”
4.6.6.Alleen [geintimeerde 1.] heeft als getuige een verklaring afgelegd die in een andere richting wijst. Hij heeft verklaard dat [geintimeerde 2.] kenbaar had gemaakt dat hij slechts € 25.000,-- zou kunnen investeren en misschien € 50.000,-- maar niet meer. Eerst zouden partijen niet tot overeenstemming over de financiering zijn gekomen omdat [geintimeerde 2.] niet meer dan €25.000,-- kon inleggen. Enkele dagen later zou [appellant] hebben ingestemd met het plan om een kleiner stuk grond te kopen dan aanvankelijk was bedacht, waarbij [appellant] en [geintimeerde 1.] genoegen zouden nemen met een investering door [geintimeerde 2.] van € 25.000,--. Volgens de verklaring van [geintimeerde 1.] zouden [appellant] en [geintimeerde 1.] dan ieder het meerdere boven
€ 25.000,-- voor de helft financieren.
4.6.7.Het hof is, mede in het licht van de in 4.6.2. genoemde omstandigheden, van oordeel dat uit bovenstaande getuigenverklaringen van [appellant], [getuige 1.], [getuige 2.] en [getuige 3.] en de in 4.6.4. en 4.6.5. omschreven stukken blijkt dat er sprake was van een verplichting voor alle drie de vennoten om een gelijk deel van de financieringsbehoefte van TMT Ltd te voldoen. Hiervoor acht het hof het volgende redengevend.
Anders dan de rechtbank, is het hof van oordeel dat uit de bewoordingen van de getuigenverklaringen duidelijk naar voren komt dat het ging om een verplichting tot gelijke investering van de vennoten (en niet slechts om de feitelijke situatie van de
-oorspronkelijk- gelijke investering).
Als getuige [getuige 3.] de situatie in 2007 beschrijft, spreekt hij in verband met de financiering van de Turkse projecten over
“het manco van [geintimeerde 2.]”.Dit wijst op (problemen met nakoming van) een verdere investeringsverplichting van [geintimeerde 2.], boven de al geïnvesteerde
€ 190.000,--. Dit sluit ook aan bij het zoeken van een externe financier die tegen een aanzienlijke rente geld aan [geintimeerde 2.] zou lenen (zie 4.6.2. sub (iii)). Dat [geintimeerde 2.] het aangaan van een dergelijke lening heeft overwogen, maakt het naar het oordeel van het hof weinig geloofwaardig dat de bereidheid van [geintimeerde 2.] tot een aanvullende investering in TMT Ltd, slechts een geste was.
De getuigenverklaringen van [getuige 1.], [getuige 2.] en [getuige 3.] in samenhang met de verklaring van partijgetuige [appellant] leggen naar het oordeel van het hof meer gewicht in de schaal dan de getuigenverklaring van [geintimeerde 1.]. Daarbij neemt het hof onder meer in aanmerking dat [getuige 3.] ten tijde van de getuigenverklaring niet meer werkte voor [appellant] maar nog wel voor [geintimeerde 1.]. Het ligt dan ook niet voor de hand dat [getuige 3.] enig belang had bij een verklaring ten gunste van [appellant].
Dat de verklaringen van [getuige 1.] en [getuige 2.] op het punt van de aanwezigheid van partijen bij de afspraken over gelijk investeren niet helemaal stroken met de door [appellant] geschetste gang van zaken, leidt niet tot een ander oordeel. [appellant] heeft bij pleidooi in hoger beroep toegelicht dat nu [geintimeerde 2.] oorspronkelijk handelde in overeenstemming met de overeengekomen investeringsverplichting, gesprekken over die al overeengekomen gelijke investeringsverplichting voor [appellant] geen bijzondere attentiewaarde meer hadden. Dit acht het hof plausibel.
4.6.8.Aldus komt het hof tot een andere waardering van de bewijsvoering door partijen in eerste aanleg. Op basis van die bewijsvoering in eerste aanleg acht het hof [appellant] geslaagd in zijn bewijs en [geintimeerde 1.] c.s. niet geslaagd in het tegenbewijs in contra enquête. In hoger beroep bieden [geintimeerde 1.] c.s. aan te bewijzen dat geen gelijke inleg was afgesproken. Gelet op de bewijslastverdeling tussen partijen dient dit te worden begrepen als een aanbod tot aanvullend tegenbewijs. [geintimeerde 1.] c.s. brengen voorts slechts naar voren dat als getuigen gehoord kunnen worden [geintimeerde 1.], [getuige 3.] en [appellant]. Deze getuigen zijn allen in eerste aanleg al gehoord. Derhalve had het op de weg van [geintimeerde 1.] c.s. gelegen om aan te geven waarom zij deze getuigen in hoger beroep opnieuw willen doen horen en/of wat deze getuigen meer of anders kunnen verklaren dan in eerste aanleg. Nu [geintimeerde 1.] c.s. hierover in het geheel niets stellen, zal het hof hun aanbod tot aanvullend tegenbewijs als onvoldoende gespecificeerd passeren.
4.6.9.Gelet op het voorgaande, is [appellant] geslaagd in het bewijs dat tussen partijen is overeengekomen dat zij alle drie, dus ook [geintimeerde 2.], één derde gedeelte zouden bevredigen van de volledige financieringsbehoefte van TMT Ltd ten behoeve van de ontwikkeling van het ondernomen vastgoedproject in [plaats]. Dit betekent, dat [geintimeerde 2.] en [geintimeerde 1.] zijn tekortgeschoten in de nakoming van hun verplichtingen (zie 4.3.4.).