7.1.Bij het tussenarrest van 18 december 2012 werd [geintimeerde] toegelaten tot het leveren tegenbewijs tegen het voorshands geleverd geachte bewijs dat de door haar aan [appellante] verkochte en op 22 oktober 2010 aan [appellante] geleverde auto ten tijde van de aflevering al met de in het tussenarrest genoemde gebreken was behept. Voor wat betreft die gebreken ging het in het bijzonder om het al kort na de aflevering door [appellante] ondervonden startprobleem en het stilvallen van de auto en niet meer kunnen starten, welk probleem volgens de bevindingen van Autobedrijf [autobedrijf] en Dekra een gevolg was van een defect aan de meerstandenschakelaar, in combinatie met een defect in de aansluiting van de bedieningskabel op de meerstandenschakelaar. De kabel was met een reep stof gefixeerd die, blijkens de bevindingen van de op 29 oktober 2010 na het stilvallen van de auto te hulp geroepen Wegenwacht, was losgeraakt. Het was op grond van dit - de veiligheid van de auto rakende - gebrek dat, naar het hof in r.o. 4.3.8 van het tussenarrest van 18 december 2012 overwoog, de auto niet voldeed aan hetgeen [appellante] op grond van de koopovereenkomst van de auto mocht verwachten.
7.2.1.[geintimeerde] heeft ter uitvoering van deze bewijsopdracht de volgende drie getuigen doen horen:
- [getuige 1] , de technisch expert die het rapport van Dekra van 17 maart 2011 heeft opgesteld;
- [getuige 2] , die de auto aan [partner van geintimeerde] - de partner van [geintimeerde] - heeft verkocht;
- [getuige 3] , die op verzoek van [partner van geintimeerde] de auto heeft schoongemaakt en gepoetst en wat andere dingen heeft gedaan, zoals vloeistoffen bijvullen en dergelijke.
7.2.2.[appellante] heeft na het verhoor van voormelde getuigen te kennen gegeven dat hij ervan afzag van zijn kant nog getuigen te doen horen en bezwaar gemaakt tegen het verzoek van [geintimeerde] om de - eerder niet als getuige aangezegde - [partner van geintimeerde] nog als getuige te doen horen. De raadsheer-commissaris heeft het bezwaar van [appellante] gehonoreerd. De raadsheer-commissaris heeft daartoe overwogen dat er bij gebreke van nadere bewijsvoering aan de zijde van [appellante] voor een heropening van de bewijsvoering aan de zijde van [geintimeerde] onvoldoende grond was.
7.3.1.Geen van de door [geintimeerde] voorgebrachte getuigen heeft omtrent de al dan niet aanwezigheid van het hiervoor genoemde gebrek - het defect aan de meerstandenschakelaar en de aansluiting van de bedieningskabel op de meerstandenschakelaar - ten tijde van de aflevering van de auto aan [appellante] iets relevants kunnen verklaren.
7.3.2.De getuige [getuige 1] heeft weliswaar verklaard dat de bevinding in zijn rapport
’Deze storingen zijn een gevolg van de aanrijding ’alleen slaat op de storingen die bij het uitlezen van het systeem naar voren kwamen en dat het probleem van de meerstandenschakelaar en de bedieningskabel niet met de aanrijding te maken hoeft te hebben doch die toelichting is voor de aard van het gebrek (een de veiligheid van de auto betreffend ernstig gebrek) noch voor de vraag of dit gebrek ten tijde van de aflevering van de auto aan [appellante] wel of niet aanwezig is geweest niet relevant. [getuige 1] verklaarde dat de bevestiging met een lap stof zoals door de Wegenwacht waargenomen bij een invoer van de auto door de RDW niet hoeft te zijn gezien maar bij een APK-keuring wel zou zijn gebleken. Zijn aantekeningen over de ten tijde van zijn onderzoek laatste APK-keuring (geldig tot 28 juli 2011), brachten [getuige 1] tot de conclusie dat de bevestiging met de lap stof na 28 mei 2010 moest zijn aangebracht. [getuige 1] verklaarde voorts zich niet te kunnen voorstellen dat een band stof als door de Wegenwacht aangetroffen het 2,5 maand volhoudt. Enige aanwijzing dat de auto ten tijde van de aflevering aan [appellante] nog niet behept was met het gebrek van de bevestiging van de bedieningskabel aan de meerstandenschakelaar met een lap stof, is aan de verklaring van [getuige 1] niet te ontlenen.
7.3.3.De getuigen [getuige 2] en [getuige 3] hebben blijkens hun verklaringen de auto alleen gezien bij en/of kort na de aanschaf van de auto door [geintimeerde] (omstreeks 28 juli 2010) en/of de keuring van de RDW van de auto voor de invoer van de auto in Nederland (2 augustus 2010). Ook deze getuigen hebben derhalve over de staat van de auto ten tijde van de aflevering van de auto aan [appellante] niets ter zake dienende kunnen verklaren.
7.3.4.Gelet op het voorgaande is [geintimeerde] niet geslaagd in het door haar te leveren tegenbewijs.
7.4.1.Het voorgaande betekent dat de grieven III en IV doel treffen. Het vonnis waarvan beroep dient, voor zover in conventie gewezen, te worden vernietigd en de vorderingen van [appellante] zullen alsnog worden toegewezen als hierna nader aan te geven.
7.4.2.De in het vonnis waarvan beroep weergegeven vordering van [appellante] onder 1 zal in die zin worden toegewezen dat het hof de tussen partijen gesloten koopovereenkomst betreffende de auto zal ontbinden.
7.4.3.In het tussenarrest van 18 december 2012 heeft het hof tevens een comparitie van partijen bepaald, onder meer in verband met de door [appellante] verder onder 1 gevorderde terugbetaling van de koopsom, de onder 1, 2 en 3 gevorderde aanvullende schadevergoeding en het door [geintimeerde] bij memorie van antwoord gestelde feit dat de auto op 25 juli 2012 ten name van een ander dan [appellante] was overgeschreven en tot 12 juli 2013 een APK-goedkeuring had verkregen.
7.4.4.Op de comparitie heeft [appellante] verklaard dat hij de auto gedeeltelijk heeft laten repareren en vervolgens voor € 1.000,= heeft verkocht. De reparatiekosten bedroegen volgens [appellante] ongeveer € 550,=. [appellante] zou nog een bewijs van die kosten vragen en in de procedure overleggen. [appellante] verklaarde verder dat hij de auto had gekocht met een kilometerstand van 58.200, dat hij deze heeft verkocht bij een in de koopakte genoemde kilometerstand van 59.000 en dat die verkoop plaatsvond kort na een APK-keuring op 12 juli 2012. Bij die APK-keuring was de kilometerstand 58.828. [appellante] zegde toe ook het formulier van de APK-keuring nog over te leggen.
7.4.5.Op de zitting van 17 juni 2013 heeft de raadsheer-commissaris de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie na enquête door [geintimeerde] en aan [appellante] verzocht om de door hem nog over te leggen bescheiden op voorhand aan [geintimeerde] te doen toekomen zodat [geintimeerde] in haar memorie op die bescheiden zou kunnen ingaan. Uit de memorie na enquête van [geintimeerde] en de akte van [appellante] van 16 juli 2013 blijkt dat [appellante] overeenkomstig het door de raadsheer-commissaris gedane verzoek heeft gehandeld. Het gaat hier om een keuringsrapport waarin de kilometerstand 58.828 is vermeld en een koopovereenkomst van de verkoop van de auto aan de heer [koper] voor een bedrag van € 1.000,=, in welke overeenkomst een kilometerstand van 59.000 is vermeld.
Een bewijs van de herstelkosten is door [appellante] niet overgelegd. Gezien de door Autobedrijf [autobedrijf] voor het herstel van de meerstandenschakelaar en schakelkabels geraamde kosten (+/- € 720 incl. btw), ziet het hof geen reden om voor die herstelkosten niet uit te gaan van het door [appellante] genoemde bedrag van € 550,=.
7.4.6.De ontbinding van de koopovereenkomst geeft partijen over en weer aanspraak op ongedaanmaking van de door hen over een weer ontvangen prestaties. In zoverre maakt [appellante] terecht aanspraak op terugbetaling van de door hem betaalde koopsom. Nu hij van zijn kant niet in staat is tot teruggave van de auto aan [geintimeerde] , dient zijn aanspraak op de koopsom echter te worden verrekend met de waarde van die auto. [geintimeerde] stelt op zichzelf terecht dat de door [appellante] in juli 2012 voor de auto gerealiseerde verkoopprijs niet zonder meer de waarde van die auto hoeft te zijn geweest. Dat neemt niet weg dat aan die prijs wel een indicatie kan worden ontleend. Dit geldt temeer nu [geintimeerde] niet gemotiveerd heeft aangevoerd wat dan wel een reële waarde voor die auto zou zijn geweest. Bovendien heeft [geintimeerde] zich, door de auto niet van [appellante] te willen terugnemen, de mogelijkheid ontnomen om die auto zelf voor een hogere prijs te verkopen. Het hof zal, rekening houdende met enerzijds de door [appellante] genoemde verkoopprijs en anderzijds de prijzen die de getuige [getuige 2] noemde als door hem betaalde koopprijs en de door hem van [geintimeerde] verkregen koopprijs (resp. € 2.500,= en € 2.700,= of € 2.750,=) de waarde van de auto die met de te restitueren koopsom kan worden verrekend ex aequo et bono bepalen op € 1.500,=. Op voormeld bedrag van € 1.500,= dienen de reparatiekosten die [appellante] heeft gemaakt om tot verkoop van de auto te geraken in mindering te worden gebracht. Het aan [appellante] ter zake de koopprijs te restitueren bedrag komt daarmee op € 2.270,= (€ 3.220,= min € 950,= {1.500 min 550}). Het hof zal, in aanmerking genomen het bepaalde in art. 6:271 BW, de wettelijke rente over dit bedrag niet toewijzen als door [appellante] gevorderd (vanaf 22 oktober 2010) maar vanaf de dag van dagvaarding in eerste aanleg.
7.4.7.Het hof zal de onder 1 door [appellante] gevorderde vergoeding van de kosten van de ANWB ten bedrage van € 275,= afwijzen. Ten aanzien van die kosten stelt [geintimeerde] terecht dat die kosten vooral moeten worden toegeschreven aan het feit dat [appellante] een beroep op de Wegenwacht heeft gedaan zonder daarvoor een lidmaatschap te hebben. [appellante] heeft bovendien geen bewijsstuk van die kosten overgelegd zodat het hof niet kan nagaan waarop die kosten betrekking hebben en in hoeverre die kosten [appellante] tevens tot een voordeel strekken waarvan het niet redelijk is de kosten daarvoor voor rekening van [geintimeerde] te brengen.
7.4.8.[appellante] maakt wel terecht aanspraak op vergoeding van de kosten van Dekra ten bedrage van € 450,= (inclusief btw). Het gaat hier om redelijk te achten kosten van vaststelling van schade en aansprakelijkheid die op grond van art. 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking komen. Voor het overige heeft [appellante] zijn vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten niet geconcretiseerd en dient die vordering daarom te worden afgewezen.
7.4.9.Indien en voor zover [appellante] de auto heeft moeten verzekeren en daarvoor wegenbelasting heeft moeten betalen hoewel hij de auto niet heeft kunnen gebruiken, maakt hij terecht aanspraak op vergoeding van die kosten. Het hof acht de daartoe strekkende vordering van [appellante] toewijsbaar tot een bedrag van € 52,= voor een maand verzekeringskosten en € 70,= voor drie maanden motorrijtuigenbelasting. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de door [appellante] genoemde kilometerstanden bij aankoop en verkoop de stelling van [appellante] ondersteunen dat hij ten gevolge van het gebrek aan de auto van de auto geen gebruik heeft kunnen maken. Voor zover [appellante] vergoeding wegens vorenbedoelde kosten vordert voor een langere periode, wijst het hof zijn vordering af wegens een onvoldoende causaal verband met de aan [geintimeerde] verweten tekortkoming. [appellante] had bij niet gebruik voor langere tijd van de auto de verzekering en de wegenbelasting kunnen beëindigen dan wel eerder tot reparatie van de auto kunnen overgaan. Dat hij dit niet heeft gedaan, kan [geintimeerde] niet worden tegengeworpen.
7.4.10.[geintimeerde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van beide instanties worden verwezen.