ECLI:NL:GHSHE:2013:5121

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
15 oktober 2013
Publicatiedatum
30 oktober 2013
Zaaknummer
HV200.133.403_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot schuldsaneringsregeling zonder minnelijk traject

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 15 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de niet-ontvankelijkheid van de schuldenaar in haar verzoek om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling. De schuldenaar, aangeduid als [appellante], had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat op 2 september 2013 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen minnelijk traject was doorlopen en dat de schuldenaar verzuimd had een verklaring ex artikel 285 Faillissementswet (Fw) over te leggen, waarin het ontstaan van de schulden werd toegelicht.

In hoger beroep heeft [appellante] verzocht het vonnis van de rechtbank te vernietigen en haar alsnog de mogelijkheid te bieden om de schuldsaneringsregeling toe te passen. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2013 is [appellante] gehoord, bijgestaan door haar advocaat, mr. R.A.J. van der Leeuw. Het hof heeft kennisgenomen van relevante stukken, waaronder het proces-verbaal van de eerdere zitting en correspondentie van de advocaat.

Het hof heeft geconcludeerd dat [appellante] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er geen minnelijk traject is doorlopen en dat de vereiste verklaring ex artikel 285 Fw ontbreekt. Het hof verwijst naar eerdere jurisprudentie en concludeert dat er geen mogelijkheid is voor hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank, waardoor de niet-ontvankelijkheid van [appellante] in haar verzoeken in hoger beroep wordt bevestigd. De uitspraak van het hof is openbaar uitgesproken op 15 oktober 2013.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Sector civiel recht
Uitspraak: 15 oktober 2013
Zaaknummer: HV 200.133.403/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/04/123679/FT RK 13/432
in de zaak in hoger beroep van:
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. R.A.J. van der Leeuw.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Limburg, zittingplaats Roermond, van 2 september 2013.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 6 september 2013, heeft [appellante] verzocht voormeld vonnis te vernietigen en op [appellante] de schuldsaneringsregeling van toepassing te verklaren, althans aan [appellante] alsnog 120 dagen de gelegenheid te bieden om de minnelijke regeling rond te krijgen.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2013.
Bij die gelegenheid is [appellante] gehoord, bijgestaan door mr. Van der Leeuw.
2.3.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 26 augustus 2013;
- de brief met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 24 september 2013;

3.De beoordeling

3.1.
[appellante] heeft de rechtbank verzocht om de toepassing van de schuldsaneringsregeling uit te spreken. Uit de verklaring ex artikel 285 Faillissementswet (Fw) blijkt dat het geen minnelijk traject is gestart, omdat volgens bureau schuldhulp gemeente Roermond de situatie van [appellante] nog niet stabiel genoeg.
3.2.
Bij vonnis waarvan beroep is het verzoek van [appellante] afgewezen, omdat er in het geheel geen minnelijke schuldregeling is uitgevoerd.
3.3.
[appellante] kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
Voor wat betreft de stellingen van [appellante] verwijst het hof naar de inhoud van het beroepschrift en naar hetgeen ter zitting in hoger beroep door en namens [appellante] is aangevoerd.
3.5.
Het hof is van oordeel dat [appellante] niet-ontvankelijk is in het door haar ingestelde hoger beroep.
3.5.1.
Het hof verwijst in dat verband naar het arrest van dit hof van 17 december 2012 met zaaknummer HV 200.116.611/01. In dit arrest heeft het hof, evenals de rechtbank, geoordeeld dat schuldenaar niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn verzoek om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling, nu geen minnelijk traject is doorlopen en schuldenaar daarnaast heeft verzuimd een zogenaamde 285 Fw-verklaring over te leggen, met daarin een toelichting op het ontstaan van de schulden.
Van die beslissing heeft schuldenaar beroep in cassatie ingesteld.
Met betrekking tot het arrest van de Hoge Raad van 22 maart 2013 (12/05891, LJN-nummer: BZ1064) op het cassatieberoep van schuldenaar, heeft AG Wuisman in zijn conclusie betoogd dat tegen de door de rechtbank uitgesproken niet-ontvankelijkheid geen hogere voorziening, dus ook geen hoger beroep, openstaat. Dit volgt uit artikel 360 Fw en het ontbreken van een regeling in titel III van de Faillissementswet, die voorziet in de mogelijkheid van hoger beroep tegen een beslissing op de voet van artikel 287 lid 2 Fw.
3.5.2.
In de onderhavige zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat het ontbreken van een (voldoende inzichtelijke) verklaring als bedoeld in artikel 285 lid 1 sub d Fw toelating tot de schuldsaneringsregeling in de weg staat.
Kennelijk heeft de rechtbank bedoeld te verwijzen naar artikel 285 lid 1 sub f Fw nu daarin onder meer is bepaald dat in het verzoekschrift dient te worden opgenomen een met redenen omklede verklaring dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen.
Zoals uit het bestreden vonnis blijkt is in het kader van het verzoek van [appellante] om te worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling in het geheel geen poging ondernomen om tot een schuldregeling te komen.
Nu tegen deze beslissing van de rechtbank geen hogere voorziening, dus ook geen hoger beroep, openstaat dient [appellante] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar verzoeken in hoger beroep.
3.6.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de volgende beslissing.

4.De uitspraak

Het hof:
verklaart [appellante] niet-ontvankelijk in haar beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.Th.L.G. Pellis, Th.A. Pouw en J.H.Th. Veldman en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2013.