In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep van Hoist Kredit AB tegen een vonnis van de rechtbank Maastricht. Het hof heeft op 22 oktober 2013 uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer HD 200.116.052/01. De procedure volgde op een tussenarrest van 2 juli 2013, waarin Hoist de gelegenheid kreeg om de kredietvergoeding opnieuw te berekenen na afwijzing van bepaalde kosten. Hoist heeft de kredietvergoeding gematigd van € 1.015,05 naar € 515,05 en de hoofdsom van € 2.491,10 naar € 1.375,50. Het hof oordeelde dat Hoist voldoende had voldaan aan de voorwaarden van het tussenarrest en dat de vordering alsnog kon worden toegewezen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde de geïntimeerde tot betaling van een totaalbedrag van € 1.535,59, vermeerderd met een contractuele vertragingsvergoeding. Tevens werden de proceskosten in eerste aanleg aan de zijde van Hoist begroot, terwijl de kosten van het hoger beroep voor rekening van Hoist werden gelaten, omdat deze nodeloos waren aangewend. Het arrest werd openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op dezelfde datum.