Uitspraak
Afdeling strafrecht
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
4 oktober 2011 in de strafzaak met parketnummer 03-703475-08 tegen:
[verdachte],
- primair dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de strafvervolging;
- subsidiair dat wanneer het hof het openbaar ministerie wel ontvankelijk zou achten, de zaak zal worden teruggewezen naar de rechtbank.
A.
B.
- primair dat de door de rechtbank genoemde veronachtzaming, waarbij door de rechtbank niet is getoetst of de verzuimen hersteld zijn of herstelbaar waren en het niet in overweging nemen van de andere sancties die artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), onvoldoende grond biedt om de conclusie te rechtvaardigen dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk dient te worden verklaard;
- subsidiair dat nooit sprake is geweest van een vooropgezet doel om de belangen van verdachte te benadelen en de onderhavige vormverzuimen herstelbaar zijn.
C.
D.1
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 1. gestelde:
D.1.1
- de strafzaak is aangevangen op 23 september 2008, de dag van de eerste doorzoeking van de woning van verdachte;
- na de tweede doorzoeking van de woning op 30 januari 2009 het onderzoek ruim
- de behandeling ter terechtzitting is aangevangen op 14 april 2010 na de beslissing van de rechtbank in de procedure ex artikel 36 Sv dat voor het einde van het eerste kwartaal van 2010 een aanvang moest zijn gemaakt met de behandeling van de strafzaak;
- de behandeling ter terechtzitting vervolgens is voortgezet op 4 oktober 2011;
- het onderzoek in eerste aanleg zich liet kenmerken door inactiviteit, nalatend handelen en omissies zijdens het openbaar ministerie.
D.1.2
D.1.3
D.2
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 2. gestelde:
D.3
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 3. gestelde:
D.3.1
3 oktober 2011 door de officier van justitie zijn verstrekt, zodat het de verdediging onmogelijk werd gemaakt om in de schriftelijke rondes in te gaan op deze stukken en de rechtbank op deze wijze geruime tijd compleet verkeerd werd ingelicht.
D.3.2
D.3.3
- een afschrift van het detentieoverzicht van verdachte aan het dossier toe te voegen over de periode van 1 januari 2001 tot en met 30 januari 2009;
- een afschrift van de onder verdachte in beslag genomen loonstroken toe te voegen aan het dossier;
- stukken met betrekking tot de inbeslagname en teruggave van de sieraden in of omstreeks 1995 aan het dossier toe te voegen.
- een registratiekaart d.d. 24 mei 2011 betreffende de detentiehistorie van verdachte;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 25 mei 2011 met betrekking tot loonstroken van verdachte, met als bijlagen loonstroken van verdachte;
- stukken betreffende de afhandeling van het beslag op de sieraden.
D.3.4
D.4
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 4. gestelde:
D.4.1
- dubbeltellingen ter waarde van ongeveer € 600,00;
- een bedrag van meer dan € 57.000,00 dat ten onrechte in het nadeel van verdachte en [medeverdachte] zou zijn meegenomen.
D.4.2
D.5
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 5. gestelde:
D.5.1
- de uit België afkomstige stukken waren op 13 december 2010 in het bezit van het openbaar ministerie;
- het bericht van Holland Casino heeft het openbaar ministerie op 8 oktober 2010 ontvangen;
- de resultaten van het rechtshulpverzoek aan Turkije heeft het openbaar ministerie op
D.5.2
- een memo d.d. 28 januari 2011 van het IRC Limburg aan Infodesk / BFR met als bijlage Belgische stukken met betrekking tot een casino te Chaudfontaine;
- een brief d.d. 27 juli 2010 van het IRC Limburg gericht aan het Bureau Financiële Recherche, ingekomen bij het arrondissementsparket Maastricht op 13 augustus 2010, met als bijlage (vertalingen van) uitvoeringsstukken naar aanleiding van het rechtshulpverzoek aan Turkije;
- een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 juli 2010, inhoudende een wijziging van de kasopstelling naar aanleiding van de resultaten van het rechtshulpverzoek in Turkije;
- een e-mailbericht d.d. 8 oktober 2010, met bijlage, gericht aan het kabinet van de rechter-commissaris in de rechtbank Maastricht en afkomstig van [betrokkene],
D.5.3
D.5.4
D.6
Met betrekking tot het hiervoor onder A. 6. gestelde:
D.6.1
D.6.2
niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie in de vervolging is mitsdien niet aan de orde.