In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de Rechtbank Breda, waarin de aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen van belanghebbende voor het jaar 2009 werd verminderd. De inspecteur had een aanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van € 129.139, maar de Rechtbank heeft deze aanslag verlaagd tot € 54.856. Belanghebbende had grond verkocht en de inspecteur betwistte of het behaalde voordeel van € 74.283 als resultaat uit overige werkzaamheden moest worden aangemerkt. Het Hof oordeelde dat belanghebbende de grond had gekocht met de intentie om er een eigen woning op te bouwen, en dat de inspecteur niet aannemelijk had gemaakt dat het voordeel belastbaar was. De inspecteur voerde een nieuwe stelling in over de belastbaarheid van het resultaat, maar het Hof verklaarde deze tardief. Uiteindelijk werd het hoger beroep van de inspecteur ongegrond verklaard en de uitspraak van de Rechtbank bevestigd. De proceskosten werden vastgesteld op € 944, die door de inspecteur moesten worden vergoed.