Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellante 1.],
[appellante 2.],
1.[geïntimeerde 1.],
[geïntimeerde 2.],
1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. C/04/122814/KG ZA 13-91)
2.Het geding in hoger beroep
3.De gronden van het hoger beroep
4.De beoordeling
[appellanten] vorderen voorts (hoofdelijke) veroordeling van [geïntimeerden] tot betaling aan [appellanten] van € 21.855,-- te vermeerderen met de contractuele vertragingsrente van 4% over € 18.100,-- vanaf 1 mei 2013 (hierna: de tweede lening), alsmede vergoeding van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is dat een onmiddellijke voorziening is vereist en dat het bestaan en de omvang van de vorderingen thans niet (voldoende) aannemelijk is, en heeft de vorderingen van [appellanten] bij vonnis van 6 juni 2013 afgewezen. [geïntimeerden] zijn tijdig van dit vonnis in hoger beroep gekomen.
Met betrekking tot de lening van [appellanten] van € 20.000,-- heeft [geïntimeerde 1.] erkend dat hij dit bedrag heeft ontvangen (vgl. memorie van antwoord, onder 16).