ECLI:NL:GHSHE:2013:4579

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 oktober 2013
Publicatiedatum
10 oktober 2013
Zaaknummer
20-000901-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs voor bedreiging en voorbereidingshandelingen voor ernstige misdrijven

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 11 oktober 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor bedreiging en voorbereidingshandelingen voor ernstige misdrijven, waaronder moord en zware mishandeling. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis. Tijdens de zittingen heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het eerdere vonnis heeft gevorderd, en de verdediging heeft vrijspraak bepleit.

Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde strafbare voorbereidingshandelingen. De verdachte had geprobeerd de verblijfplaats van zijn ex-vrouw en kinderen te achterhalen, maar het hof oordeelde dat de middelen die hij hiervoor gebruikte, zoals chatgesprekken en het bezoeken van wapenwebsites, niet konden worden aangemerkt als voorbereidingshandelingen voor de in de tenlastelegging genoemde misdrijven. Het hof heeft daarbij verwezen naar de relevante wetgeving en jurisprudentie, en geconcludeerd dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de voorbereidingshandelingen.

Daarnaast heeft het hof ook de subsidiaire tenlastelegging van bedreiging beoordeeld. Het hof oordeelde dat de gedragingen van de verdachte, hoewel obsessief, niet van dien aard waren dat bij de bedreigden een redelijke vrees kon ontstaan voor zwaar lichamelijk letsel of de dood. De eerdere veroordelingen van de verdachte waren niet in direct verband te brengen met de ten laste gelegde bedreigingen. Het hof heeft de verdachte dan ook van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten vrijgesproken, en het eerdere vonnis vernietigd.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer : 20-000901-12
Uitspraak : 11 oktober 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 29 februari 2012 in de strafzaak met parketnummer 12-715526-11 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
ten tijde van het onderzoek ter terechtzitting verblijvende in PI Utrecht – HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is de verdachte ter zake van het subsidiair ten laste gelegde - kort gezegd - bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de rechtbank gelast dat verdachte ter beschikking wordt gesteld en van overheidswege zal worden verpleegd.
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen.
De raadsman van verdachte heeft:
  • integrale vrijspraak bepleit van het primair en subsidiair ten laste gelegde;
  • ten aanzien van de op te leggen straf en/of maatregel primair bepleit dat dient te worden volstaan met een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden, subsidiair verzocht om de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen en uiterst subsidiair verzocht om bij oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, deze te maximeren in duur.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het niet te verenigen is met de hierna te geven beslissing.
Tenlastelegging
Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de periode van 14 juli 2009 tot en met 30 september 2011, in de gemeente(n) Leerdam en/of Vlissingen en/of elders in Nederland, (telkens) ter voorbereiding van de/het misdrijven/misdrijf van "doodslag" (als bedoeld in artikel 287 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
"moord" (als bedoeld artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
"zware mishandeling, terwijl het feit de dood ten gevolge heeft" en/of "zware mishandeling" (als bedoeld in artikel 302 lid 1 en/of lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of "wederrechtelijke vrijheidsberoving" en/of "wederrechtelijke vrijheidsberoving, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel of de dood ten gevolge heeft" (als bedoeld in artikel 282 lid 1 en/of lid 2 en/of lid 3 van het Wetboek van Strafrecht), althans één of meer misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, gericht tegen[ex-echtgenote] en/of [dochter 1] en/of [zoon] en/of [dochter 2], (telkens) opzettelijk één of meer voorwerpen of informatiedragers, te weten:
- een computer en/of
- een iPhone en/of
- één of meer foto's, althans afbeeldingen van die [ex-echtgenote] en/of [dochter 1] en/of [zoon] en/of [dochter 2],
welk(e) voorwerp(en) en/of informatiedrager(s), al dan niet in combinatie met elkaar, bestemd waren tot het begaan van dat/die misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, immers heeft hij, verdachte (telkens):
- op en/of met die computer en/of die iPhone, door middel van het voeren van chatgesprekken en/of versturen van berichten en/of geven van zoekopdrachten, getracht de (voor hem geheime) verblijfplaats van die [ex-echtgenote] en/of [dochter 1] en/of [zoon] en/of [dochter 2] te achterhalen en/of
- op en/of met die computer één of meer (wapen)advertenties en/of één of meer websites (zoals www.gebruiktewapens.nl en/of www.wapenadvertenties.nl) bezocht (kennelijk) om informatie te krijgen/hebben over (in het bezit komen van) één of meer (vuur)wapens en/of
- een zoektocht (in Vlissingen en/of elders in Nederland) naar de (voor hem geheime) verblijfplaats van die [ex-echtgenote] en/of [dochter 1] en/of [zoon] en/of [dochter 2] ondernomen, waarbij hij, verdachte, (telkens) één of meer foto's/afbeeldingen van één of meer van hen aan één of meer personen (o.a. uit de plaatselijke Turkse gemeenschap) heeft getoond en bij hen geïnformeerd naar de verblijfplaats van die [ex-echtgenote] en/of [dochter 1] en/of [zoon] en/of [dochter 2];
subsidiair althans indien ter zake het vorenstaande geen veroordeling zou volgen:
hij op één of meer tijdstippen gelegen in of omstreeks de maand september 2011, in de gemeente Vlissingen, althans in Nederland, (zijn ex-echtgenote) [ex-echtgenote] en/of (zijn dochter) [dochter 1] en/of (zijn zoon) [zoon] en/of (zijn dochter) [dochter 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met gijzeling en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (die eerder ter zake van het voorhanden hebben van een vuurwapen en/of ter zake van mishandeling en/of bedreiging van voornoemde [ex-echtgenote] en/of [dochter 1] is veroordeeld en/of in Turkije zijn schoonvader met een pistool heeft bedreigd en/of ernstig heeft mishandeld), opzettelijk voor die [ex-echtgenote] en/of [dochter 1] en/of [zoon] en/of [dochter 2] (die uit vrees voor ernstig geweld van hem, verdachte, in Vlissingen waren/was ondergedoken) die (be)dreigende omstandigheden/situatie, in elk geval bedreiging, gecreëerd/teweeggebracht, door één of meermalen - vanuit Leerdam - naar Vlissingen te gaan en/of aldaar (telkens) op zoek te gaan naar die [ex-echtgenote] en/of [dochter 1] en/of [zoon] en/of [dochter 2] en/of (hierbij) één of meer foto's/afbeeldingen van die [ex-echtgenote] en/of [dochter 1] en/of [zoon] en/of [dochter 2] aan één of meer personen (o.a. uit de plaatselijke Turkse gemeenschap) te tonen en bij hen te informeren naar de (voor hem geheime) verblijfplaats van die [ex-echtgenote] en/of [dochter 1] en/of [zoon] en/of [dochter 2].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Vooraf
Het hof stelt vooreerst het navolgende vast. Verdachte is gehuwd geweest met [ex-echtgenote]. Zij hebben drie kinderen, te weten dochter [dochter 1] (geboren 1990), dochter [dochter 2] (geboren 1991) en zoon [zoon] (geboren 1997). Na de echtscheiding in 2002 is verdachte elders gaan wonen, zij het dat hij nog bijna dagelijks op bezoek kwam bij zijn ex-vrouw en kinderen.
De ex-vrouw en kinderen van verdachte hebben op 7 mei 2009 aangifte tegen verdachte gedaan. Zij zijn na die aangifte vertrokken naar een Blijf-van-mijn-lijfhuis.
Op 12 maart 2010 is verdachte tot een gevangenisstraf veroordeeld ter zake van onder meer:
- bedreiging van [ex-echtgenote], gepleegd in de periode van 1 mei 2008 tot en met 7 mei 2009;
  • bedreiging van [dochter 1], gepleegd in de periode van 1 februari 2009 tot en met 7 mei 2009;
  • mishandeling, meermalen gepleegd van [dochter 1] en/of [ex-echtgenote], gepleegd in de periode 1 februari 2009 tot en met 7 mei 2009.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde
Met de advocaat-generaal en de raadsman en evenals de rechtbank is het hof van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, nu niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte strafbare handelingen heeft gepleegd ter voorbereiding van één van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven, te weten moord, doodslag, (gekwalificeerde) zware mishandeling, (gekwalificeerde) wederrechtelijke vrijheidsberoving of enig ander misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer is gesteld.
Artikel 46 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt - kort gezegd - dat voorbereiding van een misdrijf (…) strafbaar is, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers (…) bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft, vervaardigt, (…) of voorhanden heeft.
In navolging van de Hoge Raad in zijn arrest van 12 februari 2013, gepubliceerd onder nummer ECLI:NL:HR:2013:BZ1956 (NJ 2013, 133), overweegt het hof dat uit de tekst van artikel 46 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht volgt dat met ‘dat misdrijf’ in de zinsnede ‘bestemd tot het begaan van dat misdrijf’ wordt gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid, en dus niet op de voorbereiding zelf. Van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen en informatiedragers waarmee verdachte (chat-)gesprekken voerde, berichten of zoekopdrachten verstuurde, of websites bezocht om - kort gezegd - de voor hem geheime verblijfplaats van zijn ex-vrouw en kinderen te achterhalen, kan in dit geval niet worden gezegd dat deze bestemd waren tot het begaan van de ten laste gelegde misdrijven moord, doodslag, (gekwalificeerde) zware mishandeling, (gekwalificeerde) wederrechtelijke vrijheidsberoving of enig ander misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaar of meer. Reeds om die reden acht het hof niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van de genoemde misdrijven. Het hof zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde
Standpunten
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard. Daartoe heeft de advocaat-generaal
- kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het obsessief zoeken door verdachte naar het adres van zijn ex-vrouw en kinderen en het door verdachte daadwerkelijk verschijnen in Vlissingen op 23 en 30 september 2011, door hen als bedreigend kon worden opgevat. Daarbij moet in aanmerking worden genomen de voortdurende bedreigingen en feitelijkheden voorafgaand aan de ten laste gelegde periode, de wijzen van uiten van verdachte en de heftige relatieproblematiek. De advocaat-generaal heeft hierbij tevens betrokken de analyse en het advies van het Landelijk Expertise Centrum eergerelateerd geweld
(hierna: LEC-EGG)d.d. 26 oktober 2010 met bijlagen (dossierpagina 485-505), aangevuld op 30 september 2011 (dossierpagina 478-484).
De raadsman heeft vrijspraak van het subsidiair ten laste gelegde bepleit. De raadsman heeft in dit verband - kort en zakelijk weergegeven - betoogd dat:
de ten laste gelegde bedreigende handeling(en), bestaande uit het zoeken door verdachte naar zijn kinderen niet van dien aard en onder zodanige omstandigheden is/zijn geschied, dat bij de bedreigden in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat zij zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen, het leven zouden verliezen en/of gegijzeld zouden worden, en
verdachte niet het (voorwaardelijke) opzet heeft gehad op het bedreigen van zijn ex-vrouw en kinderen.
Relevante feiten en omstandigheden
In het kader van de beoordeling van het onder a) weergegeven verweer van de raadsman, gaat het hof uit van de volgende - voor zover thans van belang zijnde - feiten en omstandigheden:
Uit het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
12 augustus 2013 blijkt van een veroordeling op 1 november 1999 tot
5 maanden gevangenisstraf, ter zake van overtreding van de Wet Wapens en Munitie gepleegd op 6 augustus 1998 te Schiphol.
Op 24 februari 2003 is verdachte veroordeeld (onder meer) ter zake van mishandeling en van het (naar het hof op basis van de documentatie van verdachte begrijpt) op 25 juni 2002 bedreigen van een collega met een mes. Voorts is verdachte op genoemde datum veroordeeld voor het op 14 september 2002 bedreigen van een vrouw in een wijkgebouw (dossierpagina 47).
Op 12 maart 2010 is verdachte tot een gevangenisstraf veroordeeld (onder meer) ter zake van het mishandelen en bedreigen van zijn [dochter 1] en zijn ex-vrouw. De feiten zijn - kort gezegd - gepleegd in de periode 1 mei 2008 tot en met 7 mei 2009. De ex-vrouw en kinderen van verdachte zijn op
7 mei 2009 vertrokken naar een Blijf-van-mijn-lijfhuis.
Op 3 juni 2010 zou verdachte in Turkije de vader van zijn ex-vrouw hebben bedreigd en mishandeld (dossierpagina 201). Dienaangaande is op 18 november 2011 door de officier van justitie te Middelburg een rechtshulpverzoek aan de autoriteiten in Turkije gedaan (dossierpagina 467-470). Verdachte ontkent ter terechtzitting in hoger beroep dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het bedreigen en/of het mishandelen van zijn ex-schoonvader. In het procesdossier bevinden zich de verklaringen van verdachtes [dochter 2] (dossierpagina 19) over de rechtszaak tegen verdachte in Turkije en van de [getuige 1] (dossierpagina 384) inhoudende dat hij van verdachte zelf heeft gehoord dat deze diens ex-schoonvader bijna dood heeft geslagen en daarvoor in Turkije in de gevangenis heeft gezeten. Voorts bevindt zich in het procesdossier, te weten in het advies van het LEC-EGG (dossierpagina 479), een geciteerde registratie in het politiesysteem Blue View inhoudende een melding van [getuige 2] (
het hof begrijpt: een dochter van de zus van de ex-vrouw van verdachte) aangaande de zware mishandeling van haar opa. “Er is in Turkije aangifte (…) gedaan bij de politie en [verdachte] heeft vervolgens drie maanden in Turkije gedetineerd gezeten”, aldus genoemde melding. De rechtszaak tegen verdachte loopt nog steeds (dossierpagina 4).
De ex-vrouw van verdachte en hun [dochter 2] hebben verklaard (dossierpagina 16 resp. 28) dat zij in augustus 2010 erachter zijn gekomen dat de broer van verdachte op de hoogte was van hun geheime adres. Zij zijn naar de politie gegaan. Op 26 oktober 2010 heeft het LEC-EGG geadviseerd om verdachtes ex-vrouw en kinderen te herhuisvesten en het nieuwe adres geheim te houden voor (de familie van) verdachte (dossierpagina 497). De ex-vrouw van verdachte heeft - naar het hof begrijpt - hiervan toen afgezien.
Verdachte zou zich - blijkens de in het advies van LEC-EGG geciteerde registratie in het politiesysteem Blue View (dossierpagina 479) - medio september 2010 hebben opgehouden in de buurt van (de school van) (de kinderen van) de zus van zijn ex-vrouw, [getuige 3].
Op 13 januari 2011 heeft er in de moskee in Leerdam een ruzie plaatsgevonden tussen verdachte en zijn ex-zwager [getuige 4] (dossierpagina 374 resp. 480).
Rond 16 augustus 2011 is verdachte gezien bij de woning van de zus van zijn ex-echtgenote, [getuige 3] (volgens verklaring [getuige 4], dossierpagina 374-375).
Op 10 september 2011 heeft er een confrontatie plaatsgevonden tussen de zoon van [getuige 3] en verdachte (volgens verklaring [getuige 4], dossierpagina 375).
Op 23 september 2011 is verdachte staande gehouden in Vlissingen door de regiopolitie Zeeland (proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 32-35). Verdachte was op dat moment samen met [getuige 1]. [getuige 1] (dossierpagina 384-387) heeft verklaard dat hij verdachte hulp had aangeboden bij het zoeken van zijn gezin. Zij hebben die dag in verschillende wijken van Vlissingen rondgereden. Verdachte heeft bij de plaatselijke Turkse gemeenschap geïnformeerd naar de verblijfplaats van zijn kinderen. Hierbij heeft hij ook foto’s getoond (verklaringen van drie getuigen, dossierpagina’s 366-373). Ook heeft verdachte die dag in de moskee in Middelburg aan onder meer een bestuurslid te kennen gegeven dat hij op zoek was naar zijn gezin ([getuige 5], dossierpagina 380), waarbij de [getuige 6] (dossierpagina 377-379) verdachte als emotioneel en zenuwachtig omschrijft. De ex-vrouw van verdachte en haar kinderen zijn op diezelfde dag (23 september 2011) in kennis gesteld van het feit dat verdachte in Vlissingen is aangetroffen. [dochter 2] heeft verklaard dat ze op Facebook een bericht van een kennis heeft ontvangen, met de melding dat een man in een eetcafé is geweest met foto’s van haar. De man wilde weten waar zijn gezin was (dossierpagina 16).
Op 30 september 2011 is, omstreeks 17.05 uur, gemeld dat verdachte wederom in Vlissingen was gesignaleerd (proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 37). Na een zoektocht is verdachte die avond, omstreeks 18.45 uur, aangehouden (proces-verbaal aanhouding, dossierpagina 405-406).
Het hof overweegt dat na de aanhouding van verdachte onderzoek is verricht aan de in beslag genomen laptop en telefoons van verdachte. Uit dit onderzoek is (onder meer) gebleken dat verdachte:
op zijn iPhone een ongedateerde foto had opgeslagen van hem en zijn ex-echtgenote, deze foto was digitaal bewerkt in die zin dat de foto deels in brand stond (dossierpagina 164);
op zijn iPhone een notitie had van het [naam school], de toenmalige school van zijn zoon (dossierpagina 136);
via zijn laptop op 9 oktober 2010 een chatgesprek (proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 346) heeft gevoerd met een (onbekend gebleven) vrouw, waarin verdachte heeft gezegd: “Zeg tegen je broer, tegen je zoon (mijn aangetrouwde zwager) dat hij moet zeggen dat hij afstand moet nemen van mijn kinderen (…) maar ik heb besloten dat ik zal schieten in het hoofd van mijn schoonzus en van mijn neef (aangetrouwde zwager)”;
via zijn laptop op onbekend gebleven data twee wapenwebsites heeft bezocht (dossierpagina 321 en 322).
Beoordeling
De ten laste gelegde handelingen waarmee verdachte zijn ex-vrouw en kinderen zou hebben bedreigd, komen in de kern neer op - zakelijk weergegeven - het van Leerdam naar Vlissingen reizen, teneinde aldaar op zoek te gaan naar zijn ex-vrouw en kinderen. Tijdens het zoeken naar zijn ex-vrouw en kinderen heeft verdachte foto’s van hen getoond en bij diverse personen naar hun (voor hem geheime) verblijfplaats geïnformeerd. Zoals blijkt uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden (zoals genoemd onder x en xi) is verdachte één keer op een dergelijke manier op zoek gegaan naar zijn ex-vrouw en kinderen, te weten op 23 september 2011. Op 30 september 2011 is het niet gekomen tot een zoektocht; verdachte werd kort nadat hij gezien is, aangehouden.
Het hof overweegt dat voor een bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde bedreigingen in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht, de bedreigingen van dien aard moeten zijn geweest en onder zulke omstandigheden moeten zijn gedaan dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven konden verliezen, hun vrijheid zou worden benomen en/of dat zij zwaar zouden worden mishandeld.
Het hof acht het - als obsessief aan te merken - zoeken van verdachte naar zijn gezin op zichzelf genomen niet van dien aard dat dit een strafbare bedreiging met zware mishandeling, gijzeling en/of enig misdrijf tegen het leven in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht oplevert.
Volgens vaste jurisprudentie kunnen echter uitlatingen of gedragingen die op zichzelf genomen niet een bedreiging opleveren, onder bepaalde omstandigheden die strekking wel krijgen. Die omstandigheden dienen alsdan in een nauw en direct verband te staan met de bedreiging.
Naar het oordeel van het hof is het aldus denkbaar dat het obsessief zoeken naar personen onder omstandigheden een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht kan opleveren. Daarbij is dan de context van belang, waarbij eerder geweld, dan wel eerdere bedreigingen, gepleegd tegen de bedreigden of hun naasten, in aanmerking kunnen worden genomen.
Het hof overweegt ten aanzien van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden als volgt.
De eerdere veroordelingen van verdachte (hiervoor vermeld onder i tot en met iii) zijn gelegen geruime tijd voor de zoektocht op 23 september 2011, zodat reeds om die reden deze veroordelingen niet in een direct en nauw verband met de ten laste gelegde bedreigingen staan. Bovendien is niet gebleken dat het verboden bezit van een vuurwapen (vermeld onder i) in enig verband staat met verdachtes ex-vrouw en kinderen. Overigens is het hof in dit verband niet gebleken dat verdachte, zoals de advocaat-generaal heeft betoogd, in 2007 op Schiphol is aangehouden met een vuurwapen, waarvoor hij, volgens de advocaat-generaal, maar ook de politie (dossierpagina 47) zou zijn veroordeeld. Het de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 augustus 2013 bevat slechts één veroordeling (1 november 1999 Politierechter Haarlem) ter zake van het overtreden van de Wet Wapens en Munitie, waarbij als pleegdatum en pleegplaats wordt vermeld:
6 augustus 1998 te Schiphol.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep bevestigd dat naar aanleiding van het rechtshulpverzoek omtrent de gestelde (zware) mishandeling van verdachtes ex-schoonvader op 3 juni 2010 (als hiervoor genoemd onder iv) geen antwoord van de Turkse autoriteiten is ontvangen. Het hof kan derhalve niet op grond van objectieve bescheiden vaststellen of en op welke wijze en met welk motief dit feit is gepleegd, zodat het hof evenmin kan beoordelen of dit feit in een nauw en direct verband staat met de ten laste gelegde handelingen.
Uit de omstandigheid dat de broer van verdachte in augustus 2010 achter de geheime verblijfplaats is gekomen van verdachtes gezin (hiervoor genoemd onder v), blijkt nog niet direct dat het gezin iets te vrezen had van verdachte. Daarbij komt dat er kennelijk - naar het hof begrijpt - voor de ex-vrouw van verdachte op dat moment geen reden was om te verhuizen, ondanks het advies van herhuisvesting door het LEC-EGG.
Van de contacten of confrontaties die verdachte heeft gehad met de familie van zijn ex-vrouw (als hiervoor genoemd onder vi-ix), is het hof eveneens niet gebleken dat deze in voldoende direct en nauw verband staan met de zoektocht door verdachte naar zijn ex-vrouw en kinderen.
Tot slot overweegt het hof ten aanzien van de onderzoeksresultaten naar de telefoons en laptop van verdachte (zie xii-xv), dat uit het procesdossier niet is af te leiden dat de ex-vrouw en kinderen van verdachte in de ten laste gelegde periode ‘in of omstreeks de maand september 2011’ op de hoogte waren van de bewerkte foto, een notitie van de school, het chatgesprek of de omstandigheid dat verdachte wapenwebsites heeft bezocht. Reeds om die reden kunnen deze omstandigheden niet betrokken worden bij de beoordeling van de vraag of deze in een direct en nauw verband staan met de ten laste gelegde handelingen.
Conclusie
Het vorenstaande leidt het hof tot de conclusie dat de ten laste gelegde handelingen niet van dien aard zijn geweest en evenmin onder zulke omstandigheden zijn gedaan dat bij de bedreigden de redelijke vrees kon ontstaan dat zij het leven konden verliezen, dat hun vrijheid zou worden benomen en/of dat zij zwaar zouden worden mishandeld.
Ook al heeft verdachte op zichzelf beschouwd in september 2011 obsessief gezocht naar zijn gezin, dat betekent niet dat gedurende die maand, maar ook niet in de periode direct daaraan voorafgaand, gedragingen zijn verricht of uitlatingen zijn gedaan door verdachte (dan wel door personen gelieerd aan hem), die in een direct en nauw verband staan met de bedoelde zoektocht. Het eerdere huiselijk geweld tegen twee gezinsleden en de vermeende (zware) mishandeling van de vader van verdachtes ex-vrouw maken dat in dit geval niet anders, dit mede gelet op het tijdsverloop.
Bovendien heeft verdachte steeds ontkend dat hij met zijn zoektocht zijn ex-vrouw en kinderen wilde bedreigen. Hij wilde slechts praten met zijn gezin. In het dossier heeft het hof geen aanknopingspunten gevonden die de stelling van verdachte weerleggen. Weliswaar heeft de [getuige 1] verklaard (dossierpagina 386) dat hij met verdachte mee is gegaan om te voorkomen dat hij ‘iets stoms zou doen of agressief zou worden’, maar daaruit blijkt nog niet - nu elke nadere invulling van ‘iets stoms doen of agressief zou worden’ ontbreekt - dat verdachte met zijn zoektocht zijn ex-vrouw en kinderen wilde bedreigen in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Naar het oordeel van het hof kan ook om die reden niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het bedreigen van zijn ex-vrouw en kinderen.
Het hof zal verdachte bijgevolg ook van het subsidiair ten laste vrijspreken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. P.J. Hödl, voorzitter,
mr. J.F. Dekking en mr. M. Rutgers, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.P. van der Pijl, griffier,
en op 11 oktober 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.