Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord, namens belanghebbende, de heer [A], alsmede, namens de Heffingsambtenaar, de heren [B] en [C].
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
De Heffingsambtenaar concludeert tot de ongegrondverklaring van het hoger beroep.
4.Gronden
(...)
e. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;
(...)."
- het is onroerend;
- het is een werktuig;
- het is afscheidbaar zonder dat schade van betekenis wordt
toegebracht aan het werktuig;
- het is op zichzelf geen gebouwd eigendom.
- dat de gehele installatie niet onroerend is;
- dat het een werktuig is; en
- dat het op zichzelf geen gebouwd eigendom is.
- het gelijkheidsbeginsel, stellende dat andere gemeenten in Limburg vergelijkbare installaties niet belasten; en
- het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, wijzende op het taxatieverslag voor het jaar 2012.
Het Hof is van oordeel dat de gehele installatie, dus de masten inclusief de kogelvangers, onroerend is, nu de masten verankerd zijn in de grond door middel van een betonnen fundering. Daaraan doet niet af dat de fundering desnoods geheel uit de grond kan worden verwijderd, teneinde bij het einde van de huurovereenkomst het terrein in de oorspronkelijke staat op te kunnen leveren. Het geheel is bestemd om duurzaam ter plaatse te blijven en is als zodanig een op zichzelf gebouwd eigendom.
Nu het begrip werktuigen in de Uitvoeringsregeling niet gedefinieerd is, dient het naar het spraakgebruik te worden opgevat. Het spraakgebruik verstaat onder een werktuig een voorwerp (of een geheel van voorwerpen) dat gebruikt wordt om zekere krachten te overwinnen met behulp van andere krachten; een hulpmiddel bij het bewerken, vervaardigen of verplaatsen van iets. Het heeft een functie in een (productie)proces.
Naar het oordeel van het Hof is de gehele installatie geen werktuig in de zin van de Uitvoeringsregeling en de Verordening. Het proces van schieten is uitsluitend gericht op het met precisie raken van schietbolletjes teneinde te winnen. Het is niet gericht op het opvangen van kogels en van geluiden. De installatie vormt daarom geen hulpmiddel bij het bewerken en vervaardigen van iets. Het geheel is er naar het oordeel van het Hof ook niet op gericht kogels te verplaatsen: dat doet alleen het geweer waarmee geschoten wordt. De kogelvangers sec vangen de kogels slechts op. Zij hebben daarmee geen zelfstandige functie binnen het proces van schieten en winnen. Het resultaat wordt er niet anders door en het is er ook niet op enigerlei wijze afhankelijk van. Anders gezegd, “het proces” kan ook plaatsvinden zonder opvangbak en kap, zij het dat daarbij de wet zou worden overtreden.
Voor wat betreft de vergelijkbare gevallen in dezelfde gemeente heeft belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting door de Heffingsambtenaar, slechts in het algemeen gesteld, dat zij en een vergelijkbare vereniging in [D] aangeslagen zijn en dat drie andere vergelijkbare verenigingen, waarvan belanghebbende uit privacyoverwegingen geen gegevens wil kenbaar maken, geen aanslag OZB krijgen. Nu belanghebbende, op wie te dezen de bewijslast rust, geen verifieerbaar vergelijkbare gevallen heeft genoemd en de Heffingsambtenaar haar stelling heeft weersproken, heeft zij naar het oordeel van het Hof haar beroep op het gelijkheidsbeginsel onvoldoende onderbouwd, zodat ook in zoverre haar beroep op het gelijkheidsbeginsel faalt.
De Heffingsambtenaar heeft in zijn verweerschrift en ter zitting van het Hof geloofwaardig uiteengezet, dat het oorspronkelijk aan belanghebbende verzonden taxatieverslag 2012 foutieve gegevens bevatte en niet verzonden had mogen worden, omdat het nog niet gefiatteerd was. Hij heeft de correcte taxatiekaart 2012, die inmiddels ook aan belanghebbende was uitgereikt, aan het Hof overgelegd. Daaruit blijkt dat de kogelvangers voor een bedrag van € 165.087 zijn gewaardeerd: nagenoeg hetzelfde bedrag – rekening houdend met afschrijving – als in 2011. Het beroep van belanghebbende op de bovengenoemde beginselen kan niet slagen, nu het bij de WOZ-waardering om de waarde van de onroerende zaak als geheel gaat en niet om de onderdelen, en het totale bedrag waarvoor de onroerende zaak in 2012 is gewaardeerd, nagenoeg gelijk is aan de waarde toegekend voor het jaar 2011. Dat de onderdelen van de onroerende zaak oorspronkelijk een andere code/naam kregen (lichtmasten in plaats van schietbomen/kogelvangers) maakt het oordeel van het Hof niet anders. Voor belanghebbende was het naar het oordeel van het Hof kenbaar, wat daarmee bedoeld was: zij heeft immers zelf ter zitting van het Hof verklaard dat in de WOZ beschikking van de vereniging in [D] ook de codering “lichtmast” is opgenomen, maar dat het hetzelfde geval betreft.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond; en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.