ECLI:NL:GHSHE:2013:4220

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 september 2013
Publicatiedatum
12 september 2013
Zaaknummer
20-000042-13
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgingsbeslissing en veroordeling voor belastingfraude met valse aangiften en documenten

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 september 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg. De verdachte, handelend onder de naam [bedrijf 1], werd beschuldigd van het opzettelijk indienen van een onjuiste belastingaangifte en het beschikbaar stellen van valse documenten aan de Belastingdienst. De rechtbank had eerder een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk opgelegd, maar het hof heeft dit vonnis vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden en een werkstraf van 240 uren. De zaak kwam aan het licht toen de Belastingdienst een aangifte omzetbelasting ontving waarin een te hoog bedrag aan terug te vragen belasting werd opgegeven, gebaseerd op valse facturen en documenten. Het hof oordeelde dat de beslissing om de verdachte te vervolgen niet in strijd was met de Richtlijnen AAFD, ondanks het verweer van de verdachte dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Het hof concludeerde dat de verdachte opzettelijk valse documenten had laten indienen, wat leidde tot een te lage belastingheffing. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk indienen van een onjuiste belastingaangifte en het beschikbaar stellen van valse documenten, wat resulteerde in een veroordeling tot de eerder genoemde straffen. De uitspraak benadrukt de ernst van belastingfraude en de noodzaak van een strikte handhaving van belastingwetten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-000042-13
Uitspraak : 10 september 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 20 december 2012 in de strafzaak met parketnummer 12-996000-12 tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1963,
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij verdachte ter zake van:
  • opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, en
  • ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar te stellen, deze voor dit doel opzettelijk in valse of vervalste vorm beschikbaar stellen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven,
werd veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht alsmede een gevangenisstraf van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende de verdachte voor de onder 1. en 2. primair ten laste gelegde feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van
240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis.
De verdediging heeft bepleit:
  • primair dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vervolging;
  • subsidiair dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde;
  • meer subsidiair dat er geen reden is voor oplegging van een gevangenisstraf.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij, verdachte, als eenmanszaak handelend onder de naam [bedrijf 1], en als ondernemer in de zin van de wet op de omzetbelasting 1968, op of omstreeks 21 april 2011, te Heerlen en/of Goes en/of Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een (elektronische) aangifte/aangiftebiljet voor de omzetbelasting ten name van [verdachte], over het aangiftetijdvak eerste kwartaal 2011, onjuist en/of onvolledig heeft gedaan of laten doen (door [bedrijf 2]) bij de Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, hebbende die onjuistheid en/of onvolledigheid hierin bestaan dat een te hoog bedrag aan teruggevraagde omzetbelasting (voorbelasting) is opgegeven, althans een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag aan belasting, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
2.
primair
hij, op of omstreeks 16 mei 2011 en/of 28 september 2011 en/of 25 oktober 2011, te Goes en/of Middelburg en/of Rotterdam en/of Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, opzettelijk als degene die ingevolge artikel 47, lid 1 en onder b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan,
A.
Een (kopie) factuur op naam van [bedrijf 3] en gericht aan [bedrijf 1] d.d. 25 maart 2011;
en/of
B.
Een factuur op naam van [bedrijf 3] en gericht aan [bedrijf 1] d.d.
25 maart 2011;
en/of
C.
Een Acceptance certificate d.d. 25 maart 2011;
en/of
D.
Een Loan Agreement d.d. 1 maart 2011,
in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld of laten stellen (door [bedrijf 2] en/of [bedrijf 4]) bij de Inspecteur(s) der belastingen of de belastingdienst, immers was
A.
op de (kopie) factuur vermeld dat [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] 7.000 toners (voor digital copier/printer Kyocera Mitra Zwart) heeft geleverd voor een bedrag van
EUR 708.050 inclusief EUR 113.050 BTW, terwijl in werkelijkheid deze levering niet heeft plaatsgevonden;
en/of
B.
op de factuur vermeld dat [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] 7.000 toners (voor digital copier/printer Kyocera Mitra Zwart) heeft geleverd voor een bedrag van
EUR 708.050 inclusief EUR 113.050 BTW, terwijl in werkelijkheid deze levering niet heeft plaatsgevonden;
en/of
C.
op de Acceptance certificate vermeld dat [betrokkene 1] als vertegenwoordiger van
[bedrijf 3] op 25 maart 2011 van [verdachte] een bedrag van EUR 708.050 (contant) heeft ontvangen met betrekking tot de levering van 7.000 toners (voor digital printers/copiers type: Kyocera), terwijl in werkelijkheid [betrokkene 1] niet werkzaam is voor [bedrijf 3] en/of [betrokkene 1] op 25 maart 2011 van [verdachte] niet een bedrag van
EUR 708.050 (contant) heeft ontvangen;
en/of
D.
op de Loan Agreement vermeld dat [bedrijf 5]. aan [bedrijf 1] een lening verstrekt van EUR 120.000 tegen een jaarlijks rentepercentage van 5%, terwijl in werkelijkheid er geen lening is verstrekt,
terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
subsidiair
hij, op een of meer tijdstippen in de periode van 6 mei 2011 tot en met 25 oktober 2011, te Middelburg en/of Rotterdam en/of Vlissingen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer rechtsperso(o)n(en) en/of natuurlijke perso(o)n(en), althans alleen, heeft afgeleverd en/of heeft laten afleveren en/of voorhanden heeft gehad, de/een hierna te noemen vals(e) of vervalst(e) geschrift(en), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - waaronder
A.
Een (kopie) factuur op naam van [bedrijf 3] en gericht aan [bedrijf 1] d.d. 25 maart 2011;
en/of
B.
Een factuur op naam van [bedrijf 3] en gericht aan [bedrijf 1] d.d.
25 maart 2011;
en/of
C.
Een Acceptance certificate d.d. 25 maart 2011;
en/of
D.
Een Loan Agreement d.d. 1 maart 2011,
als ware dat/die geschrift(en) echt en onvervalst, bestaande dat afleveren en/of laten afleveren en/of voorhanden hebben hierin, dat
(afleveren)
de (kopie) factu(u)r(en) en/of Acceptance certificate en/of Loan Agreement door verdachte en/of zijn mededader(s) feitelijk ter beschikking is/zijn gesteld aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 4], en/of
(voorhanden hebben)
bij hem verdachte en/of zijn mededader(s) en/of [bedrijf 2] en/of
[bedrijf 4] lag/lagen,
en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat
A.
op de (kopie) factuur was vermeld dat [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] 7.000 toners (voor digital copier/printer Kyocera Mitra Zwart) heeft geleverd voor een bedrag van EUR 708.050 inclusief EUR 113.050 BTW, terwijl in werkelijkheid deze levering niet heeft plaatsgevonden;
en/of
B.
op de factuur was vermeld dat [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] 7.000 toners (voor digital copier/printer Kyocera Mitra Zwart) heeft geleverd voor een bedrag van
EUR 708.050 inclusief EUR 113.050 BTW, terwijl in werkelijkheid deze levering niet heeft plaatsgevonden;
en/of
C.
op de Acceptance certificate was vermeld dat [betrokkene 1] als vertegenwoordiger van
[bedrijf 3] op 25 maart 2011 van [verdachte] een bedrag van EUR 708.050 (contant) heeft ontvangen met betrekking tot de levering van 7.000 toners (voor digital printers/copiers type: Kyocera), terwijl in werkelijkheid [betrokkene 1] niet werkzaam is voor [bedrijf 3] en/of [betrokkene 1] op 25 maart 2011 van [verdachte] niet een bedrag van
EUR 708.050 (contant) heeft ontvangen;
en/of
D.
op de Loan Agreement was vermeld dat [bedrijf 5]. aan [bedrijf 1] een lening verstrekt van EUR 120.000 tegen een jaarlijks rentepercentage van 5%, terwijl in werkelijkheid er geen lening is verstrekt,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

A.1

Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat niet is voldaan aan de
Aanmeldings-, transactie- en vervolgingsrichtlijnen van fiscale delicten, douane- en toeslagendelicten, aangezien het nadeel minder dan € 125.000,00 bedraagt en geen sprake is van een uitzondering die toch een vervolging rechtvaardigt.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

A.2

Het deze zaak betreffend Pre-weeg document houdt – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende in:
“2. Weegcriteria voor de specifieke BOD
Toets ATV-richtlijn
Cat
Bedrag, fiscaal nadeel
Toelichting
I
In deze zaken is het nadeel dat aan opzet is te wijten ten minste het drempelbedrag en minder dan € 125.000.
OB nadeel
€ 113.050
Aspecten
Toelichting
7
Geen bestuurlijke boete, anders dan door verjaring, mogelijk
Zie hieronder
Middels de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van 2011 werd € 113.271 teruggevraagd. Dit is niet uitbetaald. In deze aangifte werd € 113.050,- geclaimd m.b.t. de vermoedelijk valse factuur t.n.v. [bedrijf 3]. Nu de teruggaaf is geblokkeerd, is een aanslag niet mogelijk. Ook het opleggen van een boete is niet mogelijk.”

A.3

De Richtlijnen AAFD (
Stcrt.2011, nr. 11782) houden – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
“De Richtlijnen AAFD zijn geschreven om de inzet van het strafrecht te concentreren op die zaken die een maatschappelijk effect hebben (bijvoorbeeld gevallen waarin de rechtsorde in ernstige mate is geschokt). Deze richtlijnen leiden er dus toe dat de fiscale, douane en/of toeslagenfraudezaken met minder of geen maatschappelijk effect vaker bestuurlijk zullen worden afgedaan. In deze richtlijnen wordt, op grond van de omvang van het fiscaal nadeel, aangegeven of in beginsel voor bestuurlijke - dan wel strafrechtelijke afdoening wordt gekozen. Afhankelijk van de in hoofdstuk 5 beschreven aspecten wordt in het tripartiete overleg (TPO) besloten welke afdoening voor een concrete zaak is aangewezen.
(…)
Vervolgingsrichtlijnen
(…)
Hierbij gelden inzake fiscale, toeslag- en douanedelicten de volgende criteria:
Categorie I
In deze zaken is het nadeel dat aan opzet is te wijten ten minste het drempelbedrag en minder dan € 125.000. Ten minste één van de overige aspecten (hoofdstuk 5) is aan de orde.
(…)
5.
Het nadeel en de overige aspecten
(…)
Overige aspecten
(…)
7.
Geen bestuurlijke boete, anders dan door verjaring, mogelijk
Fiscale fraude en fraude met toeslagen kan in het merendeel van de gevallen met een bestuurlijke boete worden bestraft. Dit geldt echter niet voor het gros van de douanezaken. In dergelijke gevallen zal dus eerder moeten worden gekozen voor een strafrechtelijke afhandeling. Dat is ook het geval wanneer een (mede)dader niet met een bestuurlijke boete kan worden gestraft terwijl het wel wenselijk is om deze dader een sanctie op te leggen.”

A.4

Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de beslissing om verdachte te vervolgen niet in strijd was met de Richtlijnen AAFD.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Het bewijs [1]
1.
De ambtsedige verklaring Omzetbelasting, met bijlagen, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Over het tijdvak 1e kwartaal 2011 is de aangifte omzetbelasting betreffende
[verdachte], [adres], [woonplaats], sofinummer[nummer], elektronisch binnengekomen via internet op de computersystemen van de Belastingdienst..
De gegevens die op de door/namens belastingplichtige ingediende aangifte zijn vermeld voeg ik als bijlage bij deze verklaring. Tevens heb ik een vertaaltabel bijgevoegd om de gegevens te kunnen lezen.
Datum/tijdstip ontvangen aangiften:
Ond. Ref.nr Tijdvak Ontvangen op
OB [nummer] 1e kw. 2011 21-04-2011 13:30 u. via internet
verstuurd: 21-04-2011 13:30
ontvangen: 21-04-2011 13:30
OB-nummer Tijdvak
[nummer] 201121
Ontvangen bericht
RFF + OBN:[nummer]
DTM+ATV:201121
CTA++:[bedrijf 2]
TXC+402
MOA+O18:630000
MOA+O22:24583
MOA+O47:4670
TXC+450
MOA+O51:4670
MOA+O52:117941
MOA+O50:-113271
vertaal-tabel
TXC
402
Buitenland
MOA
O18
omzet/waarde/vergoeding van verrichte leveringen binnen de EG
O22
omzet/waarde/vergoeding van verrichte leveringen zijnde verwervingen van goederen uit de EG
O47
omzetbelasting over verrichte leveringen van buiten de EG
TXC
450
Berekening totaal
MOA
O51
totaal omzetbelasting
O52
voorbelasting
O50
totaal te betalen/terug te vragen omzetbelasting [2]
2.
De brief d.d. 6 mei 2011, afkomstig van de Belastingdienst, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
[verdachte] Datum 6 mei 2011
[adres] Kenmerk [nummer]
[woonplaats]
Geachte heer/mevrouw,
In verband met de beoordeling van de aangifte omzetbelasting van het in de aanhef genoemde BTW nummer over de periode 1 januari 2011 tot en met 31 maart 2011 verzoek ik u mij binnen twee weken aanvullende informatie te verstrekken betreffende de hieronder genoemde rubriek van de aangifte:
Rubriek 5-B: Voorbelasting
- Een specificatie van de voorbelasting per factuur ,waarop het BTW bedrag van elke factuur zichtbaar is en welke aansluit met de aangifte;
- Kopie facturen van de 10 hoogste voorbelasting bedragen.
Na ontvangst van bovengenoemde bescheiden zal ik uw verzoek verder in behandeling nemen.
Hoogachtend,
Belastingdienst/Zuidwest/kantoor Goes
de inspecteur
namens deze
[betrokkene 2] [3]
3.
De brief d.d. 13 mei 2011, afkomstig van [bedrijf 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Belastingdienst
t.a.v. [betrokkene 2]
Postbus 5001
4460 KA Goes
16 mei 2011
B/CFD Zuidwest
Ons kenmerk: [kenmerk]
Betreft: uw brief van 6 mei 2011 met kenmerk [nummer]
Geachte heer/mevrouw [betrokkene 2],
Naar aanleiding van de ontvangst van bovengenoemde brief sturen wij u de volgende informatie met betrekking tot de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal:
  • een specificatie van het bedrag dat in rubriek 5b is opgegeven
  • kopie facturen van de 10 facturen die betrekking hebben op rubriek 5b
Met vriendelijke groet,
[bedrijf 2]
[getuige 1] [4]
4.
De kopie factuur, als bijlage gevoegd bij bewijsmiddel 3., voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Aan: Van:
[bedrijf 1] [bedrijf 3]
[adres]
[woonplaats]
Factuurnummer: 2565484327
Datum: 25-03-2011
Prod.
stuk
prijs (€)
totaal (€)
Toner voor digital copier/printer Kyocera Mitra Zwart
7 000
85 .-
595 000 .-
+ Btw 19%
113 050 .-
EUR 708 050
Zevenhonderdachtduizend-vijftig euro
Cash [5]
5.
De brief d.d. 20 juni 2011, afkomstig van de Belastingdienst, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
[bedrijf 2] Datum 20 juni 2011
[adres] Kenmerk [kenmerk]
[woonplaats]
Geachte heer/mevrouw,
In verband met de negatieve aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2011 van uw cliënt [verdachte], met het onder het kenmerk vermelde omzetbelastingnummer, is nadere informatie opgevraagd. Hierop is gereageerd door het toesturen van het grootboek en facturen. In verband met deze facturen verzoek ik u de volgende bescheiden op te sturen:
  • de originele facturen;
  • de originele betalingsbewijzen.
Zodra ik de bescheiden heb ontvangen, zal ik het verzoek verder in behandeling nemen.
Hoogachtend,
Belastingdienst/Zuidwest/kantoor Goes
de inspecteur
namens deze
[betrokkene 3] [6]
6.
De brief d.d. 28 september 2011, afkomstig van [bedrijf 4], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Belastingdienst Zuidwest
Kantoor Goes
Tav: [betrokkene 3]
Postbus 5001
4460KA Goes
Betreft: [kenmerk] 28-9-2011 Rotterdam
Geachte [betrokkene 3],
Vanaf september is onze administratiekantoor verantwoordelijk voor de administratie van [bedrijf 1]. Dhr. [verdachte] heeft me gevraagd om de bijgevoegde stukken aan u te sturen. In de bijlage kunt u de originele facturen vinden over periode 1e kw 2011. In de tweede bijlage zijn de originele betalingsbewijzen van de hoogste factuur.
Hoogachtend,
[getuige 2] [7]
7.
De factuur, als bijlage gevoegd bij bewijsmiddel 6., voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Aan: Van:
[bedrijf 1] [bedrijf 3]
[adres]
[woonplaats]
Factuurnummer: 2565484327
Datum: 25-03-2011
Prod.
stuk
prijs (€)
totaal (€)
Toner voor digital copier/printer Kyocera Mitra Zwart
7 000
85 .-
595 000 .-
+ Btw 19%
113 050 .-
EUR 708 050
Zevenhonderdachtduizend-vijftig euro
Cash [8]
8.
Het in de Engelse taal gestelde geschrift getiteld ‘Acceptance certificate’, als bijlage gevoegd bij bewijsmiddel 6., voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Mentioned below, [betrokkene 1] in the representing of[bedrijf 3] received from [verdachte] (in the representing of [bedrijf 1],[woonplaats], [adres]), the price of 7000,- pieces toners for digital printers | copiers type: Kyocera. The amount is 708.050,- EUR by letters sevenhundred eightthousand fivety euro.
25.
March 2011, Vlissingen
[handtekening] [handtekening]
[betrokkene 1] Olgert [9]
9.
Het in de Engelse taal gestelde geschrift getiteld ‘Loan Agreement’, als bijlage gevoegd bij bewijsmiddel 6., voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
1.
Which is made by and between [bedrijf 5] ([vestigingsplaats]) ([betrokkene 4] as countersignatory), hereinafter referred to as: Lender, on the one hand, and
2.
[bedrijf 1] ([verdachte] as countersignatory), hereinafter referred to as: Borrower, on the other hand.
3.
The Lender grants the Borrower a loan in the amount of 120.000,00 € (one hundred twenty thousand Euros) for a period of maximum 24 (twenty four) months. By signing this Agreement, the Contracting Parties acknowledge the receipt of the said amount.
4.
The Parties agree on a 5 % (five percent) annual interest and also that the Borrower shall pay the agreed interest to the Lender in every 6 (six) months.
Place and date: Vlissingen, 1st March 2011
[handtekening] [bedrijf 5].
Borrower [handtekening]
Lender [10]
10.
De verklaring van [getuige 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben eigenaar van [bedrijf 2].
Ik ken [verdachte]. Hij heet [verdachte]. De onderneming [bedrijf 1] ken ik als zijn onderneming. [verdachte] was met deze onderneming klant bij mij.
Ik verwerkte de in- en verkoopfacturen ten behoeve van de BTW-aangiften voor
[bedrijf 1]. [verdachte] handelde nagenoeg niet in Nederland, met uitzondering van de forse factuur van [bedrijf 3].
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen gehoorde een beeldschermafdruk van de aangifte omzetbelasting 1e kwartaal 2011 op naam van [verdachte] zoals deze op 21 april 2011 bij de Belastingdienst Apeldoorn digitaal is ontvangen.
Ik heb deze aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal 2011 voor [verdachte] ingevuld. Deze aangifte is ingevuld aan de hand van de ingevulde gegevens in mijn computersysteem.
Ik heb de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal 2011 digitaal ondertekend. Ik log namelijk in op de gebruikersnaam en wachtwoord van de klant, in dit geval [verdachte].
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen gehoorde een kopie van het verzoek van [betrokkene 2] van de Belastingdienst/Zuidwest/kantoor Goes (D-002) aan [verdachte], gedateerd 6 mei 2011, waarin verzocht is om een specificatie van de voorbelasting per factuur en tien kopiefacturen met de hoogste bedragen aan voorbelasting.
Op basis van deze brief heb ik een antwoordbrief en een lijstje opgestuurd met specificatie van de inkopen en de kopiefacturen over het 1e kwartaal 2011. Ik heb dit naar de Belastingdienst opgestuurd.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen gehoorde een kopie van een antwoordbrief, gedateerd 13 mei 2011, van
[bedrijf 2], te Middelburg, gericht aan Belastingdienst te Goes, inzake de gevraagde specificatie.
Dit is de brief waarover ik zojuist heb gesproken.
De brief door u gecodeerd D-002 is naar [verdachte] gestuurd en hij heeft deze per mail of per post naar mij gestuurd, met het verzoek om dit te beantwoorden.
Opmerking verbalisanten:
Bij de door [bedrijf 2] aan de Belastingdienst Goes verzonden antwoordbrief waren een specificatie van de inkopen van [bedrijf 1] over het 1e kwartaal 2011 en tien kopieën van facturen gevoegd. Aan gehoorde is vervolgens één kopiefactuur van
[bedrijf 3] aan [bedrijf 1] (D-005) getoond.
De factuur door u gecodeerd als D-005 is de factuur zoals ik die van [verdachte] heb ontvangen. [11]
11.
De verklaring van [getuige 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Officieel is de bedrijfsnaam van mijn kantoor [bedrijf 4], maar veelal gebruik ik de benaming AK Administraties.
Medio september 2011 heb ik op mijn kantoor gesproken met [verdachte].
[verdachte] had twee ordners bij zich waarin facturen zaten, bankafschriften en correspondentie met de Belastingdienst. Ook zaten in deze ordners verschillende prints. De stukken in de ordners hadden betrekking op de onderneming [bedrijf 1] waarvan [verdachte] eigenaar was. [verdachte] liet mij een brief zien van de Belastingdienst waarin werd gevraagd om in verband met de ingediende aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal 2011 de originele inkoopfacturen en originele betalingsbewijzen te verstrekken.
Vervolgens heeft [verdachte] op mijn kantoor de gevraagde stukken uit de twee ordners gehaald en aan mij overhandigd en aan mij verzocht om deze stukken toe te zenden aan de Belastingdienst.
Voor zover ik mij herinner betrof het één of meer originele facturen, een leningsovereenkomst en een kopie paspoort van een persoon waarvan ik de naam niet weet. Ik heb deze stukken met een begeleidende brief per post naar de Belastingdienst gestuurd.
U toont mij de factuur van [bedrijf 3], bijlage D-012. Deze factuur heeft [verdachte] uit de ordner gehaald.
Ik heb onder andere de factuur van [bedrijf 3] te Zwolle (D-012) per post opgestuurd naar de Belastingdienst in Goes.
Opmerking verbalisanten:
Als bijlage bij uw brief van 28 september 2011 waren de navolgende bescheiden gevoegd:
Engelstalige “Loan Agreement”, gedateerd 1 maart 2011 (D-015 pagina 1), waarin is vermeld dat door [bedrijf 5] in [vestigingsplaats] aan [bedrijf 1] een bedrag geleend wordt van € 120.000,00 voor een maximumperiode van 24 maanden tegen een rentepercentage van 5%;
Wij tonen gehoorde de Engelstalige “Loan Agreement”, gedateerd 1 maart 2011, en de schriftelijke vertaling van het genoemde stuk in het Nederlands.
Ik heb het door u getoonde stuk gezien in de twee ordners van [verdachte]. Ook dit stuk heb ik op aanwijzing van [verdachte] opgestuurd naar de Belastingdienst in Goes. [12]
12.
De verklaring van[getuige 3], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Vraag verbalisanten: Wat is uw functie bij [bedrijf 3] te Zwolle?
Antwoord gehoorde:
Ik ben showroommanager.
Vragen verbalisanten: Kent u een persoon genaamd [verdachte] dan wel een bedrijf genaamd
[bedrijf 1] te Vlissingen? Zo ja, wat kunt u daar over verklaren?
Antwoord gehoorde:
De door u genoemde namen ken ik niet. De naam [bedrijf 1] en [verdachte] komen in ons hele systeem niet voor.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen gehoorde een fotokopie van een factuur van [bedrijf 3] te Zwolle, gedateerd 25 maart 2011 en gericht aan [bedrijf 1] te Vlissingen (D-012), inzake de levering van 7.000 toners voor een bedrag van € 708.050,-- (inclusief € 113.050,-- BTW).
Vragen verbalisanten:
Kent of herkent u deze getoonde factuur? Wat kunt u over de lay-out en de inhoud van deze getoonde factuur verklaren?
Antwoord gehoorde:
Het logo is het enige wat me bekend voor komt. De rest klopt allemaal niet. Zoals de lay-out en de levering van 7.000 toners is sowieso vreemd. Er worden nooit meer dan 15 toners tegelijk besteld.
Deze bestelling van 7.000 toners is door ons nooit geleverd.
Wij worden nooit contant betaald.
Vragen verbalisanten:
Kunt u aangeven wat de voornaamste verschillen zijn tussen de door [bedrijf 3] aan de Belastingdienst in Goes verstrekte blanco factuur van [bedrijf 3] (D-008) en de namens
[verdachte] bij de Belastingdienst overgelegde factuur van [bedrijf 3] (D-012)?
Antwoord gehoorde:
“Ik herken de lay-out van deze getoonde kopiefactuur van [bedrijf 3], deze is door mij naar de Belastingdienst gestuurd.
• Het afzenderadres staat op de valse factuur rechtsboven. Dit moet linksboven zijn.
• Wij hebben altijd standaard een factuurnummer van 6 cijfers. Op de valse factuur bestaat dit uit 10 cijfers. En onze factuurnummers beginnen altijd met het cijfer 9, gevolgd door
5
cijfers.
• De valse factuur voert een klantnummer. Onze facturen hebben een ordernummer.
• Op de valse factuur staat het woord: cash. Dit komt dus bij ons nooit voor.
• Het verkoopbedrag helemaal uitgetypt, komt bij ons ook nooit voor.
• Het gebruikte lettertype op de valse factuur is anders dan bij ons.
• De tekst: pagina 1 van 7, gebruiken wij ook nooit.
• Het logo op de valse factuur staat scheef afgedrukt. Bij ons staat dit recht op de factuur.
• Het is heel opvallend dat er geen artikelnummer vermeld is op de valse factuur. Dit hoort er gewoon bij, dat is onderdeel van de factuur.
Ik zie dat over het eerste kwartaal 2011 door vestiging Zwolle een omzet gedraaid is van €45.422, = Wij zijn de enige vestiging van [bedrijf 3] die toners leveren.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen gehoorde een fotokopie van een in Letland afgegeven paspoort ten name van [betrokkene 1] met een pasfoto.
Vraag verbalisanten: Herkent u de hierop afgebeelde persoon?
Ik herken de door u afgebeelde persoon niet.
Vraag verbalisanten: Heeft [bedrijf 3] in het verleden een verkooporder van één klant gehad ten bedrage van € 708.050, incl. BTW?
Nee, dat is nog nooit gebeurd.
[bedrijf 3] heeft in haar assortiment geen toners Kyocera MITRA, maar alleen toners
Kyocera MITA. [13]
13.
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van 13 december 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik exploiteerde van 1 januari 2011 tot – naar ik meen – oktober 2011 in Vlissingen op het adres [adres] een eenmanszaak onder de naam “[bedrijf 1]”
De boekhouding van mijn bedrijf werd gedaan door [bedrijf 2] te Middelburg van [getuige 1] (van eind 2010/begin 2011 tot de zomer van 2011). Ik gaf per kwartaal de bescheiden van mijn boekhouding, zoals mijn in- en verkoopfacturen en aan de hand daarvan verzorgden zij de aangiften omzetbelasting. [getuige 1] heeft de belastingaangifte over het 1e kwartaal 2011 van mijn bedrijf ingevuld en zij heeft deze ingediend bij de belastingdienst. Het klopt dat zij op die aangifte een bedrag van EUR 113.271,00 aan omzetbelasting heeft terug gevraagd. Zij heeft mij dat per e-mail laten weten.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

B.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

C.1

Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 2. ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat verdachte bestrijdt dat hij kennis had van de valsheid van deze documenten, terwijl evenmin blijkt dat hij deze documenten heeft vervalst.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

C.2

De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep komt – zakelijk weergegeven – op het volgende neer:
  • in oktober 2010 heeft verdachte, toen hij buiten het kantoor van een bedrijf stond te wachten op een transport, [betrokkene 1] ontmoet;
  • [betrokkene 1] werkte voor het Nederlandse bedrijf [bedrijf 3];
  • verdachte heeft in maart 2011 via [betrokkene 1] 7.000 toners gekocht van [bedrijf 3] voor een bedrag van € 708.050,00 inclusief BTW, welk bedrag verdachte contant voldaan heeft;
  • om de toners te kunnen kopen heeft het Hongaarse bedrijf [bedrijf 6], welk bedrijf de toners van verdachte heeft gekocht, € 602.000 voorgeschoten;
  • voorts heeft verdachte een bedrag van € 120.000 geleend van een Amerikaans bedrijf, welk bedrag verdachte contant heeft ontvangen in zijn woning.

C.3

De door de verdachte geschetste gang van zaken is uit het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk geworden. Enerzijds heeft het hof daarbij acht geslagen op de hiervoor weergegeven verklaring van [getuige 3]. Anderzijds komt het hof de wijze waarop verdachte [betrokkene 1] zou hebben ontmoet, de wijze waarop verdachte de beschikking zou hebben gekregen over het geld om de toners aan te schaffen en de wijze van betaling als onaannemelijk voor. De door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde stukken kunnen aan het vorenstaande niet afdoen.
Het hof houdt het er gelet op het vorenstaande voor dat de door verdachte gestelde aankoop en levering van 7.000 toners niet heeft plaatsgevonden. Gelet daarop wist verdachte ook dat de onder 2. genoemde stukken vals waren, zodat het niet anders kan zijn dan dat hij de stukken opzettelijk in valse of vervalste vorm beschikbaar heeft laten stellen bij de Belastingdienst door [bedrijf 2] en [bedrijf 4].
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.

D.1

Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem onder 1. en 2. ten laste gelegde, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte een feit heeft gepleegd dat ertoe strekte dat te weinig belasting werd betaald. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
  • als verdachte de aangifte had gedaan en als de Belastingdienst het bedrag van
  • de interne organisatie van de Belastingdienst ervoor heeft gezorgd dat er geen
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

D.2

De Memorie van Toelichting bij de wet houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en van de Invorderingswet 1990 in verband met de herziening van het stelsel van administratieve boeten en van het fiscale strafrecht houdt – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende in:
“Voor de goede orde zij nog opgemerkt, dat de heffing van te weinig belasting, zoals in de huidige en de voorgestelde tekst opgenomen, niet is beperkt tot de heffing ten laste van degene die zelf de verboden gedraging heeft begaan. Van belang is de mogelijkheid of – in dit voorstel – de waarschijnlijkheid, dat over het geheel genomen te weinig belasting wordt geheven. Hiervan kan bij voorbeeld ook sprake zijn, indien de verboden gedragingen ertoe leiden, dat ten onrechte teruggave van belasting wordt gedaan aan een derde.” [14]
Daarnaast wordt in de voornoemde Richtlijnen AAFD, onder 5 (Het nadeel en de overige aspecten), p. 5, nader uiteengezet dat onder ‘nadeel’ wordt verstaan “het bedrag aan belasting dat vermoedelijk door de in of over de onderzoeksperiode gepleegde feiten die daartoe strekten, te weinig is of zou zijn geheven indien de inspecteur de aangifte van belanghebbende had gevolgd, (…)”.

D.3

Het hof overweegt dat met de zinsnede “indien het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven” is beoogd het onjuist doen van de belastingaangifte als misdrijf strafbaar te stellen, indien door die gedraging de te geringe heffing naar redelijke, uit de objectieve omstandigheden af te leiden, verwachting waarschijnlijk is. Daarbij wordt met objectieve omstandigheden gedoeld op een van buitenaf waarneembare eigenschap van de gestelde gedraging.

D.4

Het vorenstaande in aanmerking genomen, is naar het oordeel van het hof in een geval als het onderhavige, dat zich daardoor kenmerkt dat in de aangifte een te hoog bedrag aan voorbelasting en dientengevolge een te hoog bedrag aan terug te vragen belasting wordt opgegeven en dat ter onderbouwing van de aangifte valse stukken ter beschikking zijn gesteld naar redelijke verwachting waarschijnlijk dat over het geheel genomen te weinig belasting wordt geheven. Aldus strekte het onjuist doen van aangifte en het beschikbaar stellen van valse stukken ertoe dat te weinig belasting wordt geheven.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hierboven genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 1. en 2. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij, verdachte, als eenmanszaak handelend onder de naam [bedrijf 1], en als ondernemer in de zin van de wet op de omzetbelasting 1968, op 21 april 2011 in Nederland opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een elektronische aangifte voor de omzetbelasting ten name van [verdachte], over het aangiftetijdvak eerste kwartaal 2011, onjuist heeft laten doen door [bedrijf 2] bij de belastingdienst, hebbende die onjuistheid hierin bestaan dat een te hoog bedrag aan teruggevraagde omzetbelasting (voorbelasting) is opgegeven, terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
2.
hij, op 16 mei 2011 en 28 september 2011 in Nederland opzettelijk als degene die ingevolge artikel 47, lid 1 en onder b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen verplicht is tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan,
A.
Een kopiefactuur op naam van [bedrijf 3] en gericht aan [bedrijf 1] d.d.
25 maart 2011 en
B.
Een factuur op naam van [bedrijf 3] en gericht aan [bedrijf 1] d.d.
25 maart 2011 en
C.
Een Acceptance certificate d.d. 25 maart 2011 en
D.
Een Loan Agreement d.d. 1 maart 2011
in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft laten stellen door
[bedrijf 2] en/of [bedrijf 4] bij de belastingdienst, immers was
A.
op de kopiefactuur vermeld dat [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] 7.000 toners voor digital copier/printer Kyocera Mitra Zwart heeft geleverd voor een bedrag van
EUR 708.050 inclusief EUR 113.050 BTW, terwijl in werkelijkheid deze levering niet heeft plaatsgevonden en
B.
op de factuur vermeld dat [bedrijf 3] aan [bedrijf 1] 7.000 toners voor digital copier/printer Kyocera Mitra Zwart heeft geleverd voor een bedrag van
EUR 708.050 inclusief EUR 113.050 BTW, terwijl in werkelijkheid deze levering niet heeft plaatsgevonden en
C.
op de Acceptance certificate vermeld dat [betrokkene 1] als vertegenwoordiger van
[bedrijf 3] op 25 maart 2011 van [verdachte] een bedrag van EUR 708.050 heeft ontvangen met betrekking tot de levering van 7.000 toners voor digital printers/copiers type: Kyocera, terwijl in werkelijkheid [betrokkene 1] niet werkzaam is voor [bedrijf 3] en
[betrokkene 1] op 25 maart 2011 van [verdachte] niet een bedrag van EUR 708.050 heeft ontvangen en
D.
op de Loan Agreement vermeld dat [bedrijf 5]. aan [bedrijf 1] een lening verstrekt van EUR 120.000 tegen een jaarlijks rentepercentage van 5%, terwijl in werkelijkheid er geen lening is verstrekt,
terwijl dat feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar te stellen, deze voor dit doel opzettelijk in valse of vervalste vorm beschikbaar stellen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat door het onder 2. bewezen verklaarde het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer mag worden gesteld in de echtheid van stukken als de onderhavige is verstoord;
  • de mate waarin het vertrouwen dat de fiscale overheid in aangiftes als de onderhavige mag stellen door het onder 1. bewezen verklaarde is geschonden;
  • de mate waarin door het bewezen verklaarde aan de Staat fiscaal nadeel zou worden toegebracht, te weten tot een bedrag van ruim € 113.000,00.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf enerzijds aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van fraude. Het hof zal daarbij uitgaan van een benadelingsbedrag van € 130.000,00.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij een benadelingsbedrag van € 70.000,00 tot € 125.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 tot 9 maanden dan wel een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf
Anderzijds heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 240 uren alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden tot uitgangspunt genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van het hiervoor genoemde uitgangspunt af te wijken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 68 en 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en 2. primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Bepaaltdat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagenhechtenis.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. V.M. van Daalen-Mannaerts en mr. A.R. Hartmann, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 10 september 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s betreffende ambtsedige
2.De ambtsedige verklaring, bijlage nr. AH-002, d.d. 12 oktober 2011, opgemaakt door
3.De brief, D-002, d.d. 6 mei 2011, opgemaakt door [betrokkene 2], zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina 184.
4.De brief, D-003, d.d. 16 mei 2011, opgemaakt door [getuige 1], zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina 185.
5.De kopiefactuur, D-005, d.d. 25 maart 2011, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina 187.
6.De brief, D-009, d.d. 6 mei 2011, opgemaakt door [betrokkene 3], zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina 191.
7.De brief, D-011, d.d. 28 september 2011, opgemaakt door [getuige 2], zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina 193.
8.De factuur, D-012, d.d. 25 maart 2011, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina 194.
9.Het in de Engelse taal gestelde geschrift getiteld ‘Acceptance certificate’, D-014 1 van 2, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina 196.
10.Het in de Engelse taal gestelde geschrift getiteld ‘Loan Agreement’, D-015 1 van 2, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina 199.
11.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor van een getuige, codenr. G3-001, d.d. 3 januari 2012, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 3], beiden opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD, dossierpagina’s 152-156.
12.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor van een getuige, codenr. G5-001, d.d. 5 januari 2012, opgemaakt door [verbalisant 4] en [verbalisant 5], beiden opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD, dossierpagina’s
13.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor van een getuige, codenr. G4-001, d.d. 20 december 2011, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 6], beiden opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD, dossierpagina’s 163-165.
14.