ECLI:NL:GHSHE:2013:3974

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 augustus 2013
Publicatiedatum
30 augustus 2013
Zaaknummer
20-003266-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingszaak betreffende wederrechtelijk verkregen voordeel uit hennepteelt en -handel

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 augustus 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg. De zaak betreft een ontnemingsvordering ex artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, waarbij de veroordeelde werd verplicht tot betaling van een bedrag van € 70.406,40 aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, die op 20 september 2012 had geoordeeld dat de kosten van de in beslag genomen hennepplanten en de bijbehorende voedingsmiddelen niet in mindering mochten worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof oordeelde dat alleen kosten die de veroordeelde niet zou hebben gemaakt als hij de strafbare feiten niet had gepleegd, voor aftrek in aanmerking komen. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde in de periode van 1 januari 2009 tot en met 12 augustus 2010 wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door de handel in verdovende middelen, met een totaalbedrag van € 79.228,00. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 65.789,59, na aftrek van een bedrag dat aan een medeverdachte was toegerekend. De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft geoordeeld dat de inbeslagneming en vernietiging van de hennepplanten en de voorraden voeding in overeenstemming met de wet is geschied en een legitieme doelstelling heeft in het algemeen belang.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-003266-12
Uitspraak : 30 augustus 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Middelburg van 20 september 2012 op de vordering ex artikel 36e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak met parketnummer 12-700139-10 tegen:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1955,
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij aan de veroordeelde de verplichting werd opgelegd tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van € 70.406,40 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Hoger beroep
De veroordeelde heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, de hoogte van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel zal vaststellen op het bedrag van € 70.406,40 en aan de veroordeelde de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot datzelfde bedrag.
De verdediging heeft bepleit dat het te ontnemen bedrag niet hoger zal worden vastgesteld dan € 45.547,84.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis zal worden vernietigd omdat het hof zich daarmee niet kan verenigen.
Vordering
De schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot de vaststelling van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 79.228,00 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van het geschatte voordeel tot datzelfde bedrag.
De beoordeling
Veroordeelde is bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Middelburg van
22 november 2010 in de strafzaak onder parketnummer 12/700139-10 tot straf veroordeeld ter zake van:
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod;
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod;
  • diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking;
  • witwassen, meermalen gepleegd.
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, veroordeelde wederrechtelijk voordeel – waaronder begrepen besparing van kosten – heeft verkregen door middel van of uit de baten van de bewezen verklaarde dan wel soortgelijke feiten.
Het bewijs
1.
Het vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Middelburg d.d. 22 november 2010, parketnummer 12/700139-10, waarbij verdachte is veroordeeld voor:
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 1 januari 2009 tot en met 11 augustus 2010;
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 1 juni 2010 tot en met 31 juli 2010;
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 1 januari 2009 tot en met 11 augustus 2010;
  • opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod op 12 augustus 2010;
  • medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod in de periode van 1 juli 2009 tot en met 12 augustus 2010;
  • diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking in de periode van 1 juli 2009 tot en met 12 augustus 2010;
  • witwassen, meermalen gepleegd in de periode van 1 juli 2009 tot en met 12 augustus 2010.
2.
Het rapport van Politie Zeeland, Divisie Recherche, Bureau Bijzondere Recherche Expertise, rapportnr. 1104102053.0288, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 Wetboek van Strafvordering, d.d. 17 mei 2011, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als relaas van eigen waarneming(en) en/of bevinding(en) van desbetreffende verbalisant:
Ik heb een onderzoek ingesteld naar het wederrechtelijk verkregen voordeel van: [veroordeelde].
Doel van het onderzoek was om op basis van de beschikbare gegevens een berekening te maken van het door de verdachte/veroordeelde verkregen wederrechtelijk voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht over de periode van 2009 tot en met 12 augustus 2010.
Uit het opsporingsonderzoek is het volgende gebleken:
[veroordeelde] heeft in de onderzochte periode zich beziggehouden met de handel in verdovende middelen, meer bepaald hennepproducten en de kweek van hennep.
Uit het onderzoek door het Regionale Recherche Team Zeeuws Vlaanderen is gebleken dat [veroordeelde] softdrugs inkocht, onder andere in Den Bosch en deze doorverkocht aan afnemers in Zeeland en in België. Daarnaast hield [veroordeelde] in Zutphen een hennepkwekerij aan. Deze kwekerij was opgebouwd in een woning van hem aan de [adres].
Hennepkweek in Zutphen
Over deze kwekerij verklaarde [veroordeelde] dat hij deze kwekerij sinds 2009 in bedrijf had. In zijn verklaring verklaarde [veroordeelde] gedetailleerd over deze hennepkwekerij. De bedragen die [veroordeelde] hierin noemt, komen mij redelijk over. [veroordeelde] verklaart dat hij uit deze hennepkwekerij uiteindelijk 16 kilogram hennep heeft verkocht aan coffeeshophouders in de buurt van Zutphen.
16 kilogram hennep à EUR 3.550 =
EUR
56.8
Te relateren kosten
-
7.572
-/-
Totaal
EUR
49.228
Handel in verdovende middelen (geen eigen kweek)
Uit het opsporingsonderzoek is gebleken dat [veroordeelde] in ieder geval aan 15 afnemers uit Nederland en België hennep heeft verkocht.
De afnemers zijn gehoord en hebben over hoeveelheden en prijzen verklaard. [veroordeelde] heeft op 1 september 2010 uitgebreid over de verkoop van hennep (niet eigen kweek) verklaard.
De verklaring van [veroordeelde] komt voor wat betreft de door hem gehanteerde prijzen overeen met wat de afnemers verklaard hebben, gemiddeld EUR 4,75 per gram. [veroordeelde] heeft in zijn verklaring met stelligheid verklaard dat hij per week 500 gram hennep verkocht. Hij relateert dit aan de inkoopprijs van EUR 4,00 die hij betaalde. [veroordeelde] verklaarde op deze wijze zijn investering in de hand te houden, namelijk EUR 2.000 per week.
Uitgaande van 500 gram per week met een verkoopprijs van EUR 4,75 en een inkoopprijs van EUR 4,0. komt dit neer op 500 x EUR 0,75 = EUR 375 winst per week op de handel in hennep dus 4 x 375 = EUR 1.500 per maand.
[veroordeelde] verklaarde dat hij sinds januari 2009 in hennep handelde volgens de hiervoor omschreven manier. Uitgaande van deze gegevens komt dit neer op:
20
maanden x EUR 1.500 = EUR 30.000 winst uit de handel in hennep (geen eigen kweek)
Uitgaande van de hiervoor aangehaalde berekening van het wederrechtelijk voordeel heeft [veroordeelde] in de periode 2009 tot 12 augustus 2011 (het hof begrijpt: 12 augustus 2010) in totaal een bedrag van EUR 49.228 + EUR 30.000 = EUR 79.228 verdiend met de handel in verdovende middelen.
3.
Het proces-verbaal verhoor verdachte van Regiopolitie Zeeland, Divisie Recherche, Recherche Team 3 ZVL, d.d. 1 september 2010, proces-verbaalnr. PL193E 2010028874-35, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], brigadier, en [verbalisant 1], inspecteur (als bijlage 1 gevoegd bij het onder 2. weergegeven rapport), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van veroordeelde:
Over de hennepkwekerij in Zutphen.
Ik heb deze kwekerij sinds 2009.
Het klopt dat ene [naam] uit Rotterdam mij geholpen heeft bij de aanleg van de kwekerij in Zutphen. Ik heb [naam] als beloning hiervoor 2 keer de helft van de eerste kweken gegeven.
Dit betekent dat de kwekerij mij opgeleverd heeft:
6
oogsten van 4 kilogram wiet = 24 kilogram wiet.
Ik heb de oogsten aan coffeeshophouders in de buurt van Zutphen kunnen verkopen voor EUR 3.550 per kilogram.
Ik heb 2 x 2 kilogram wiet aan [naam] gegeven.
Het is mij een keer overkomen dat ik bij het leveren van 4 kilogram aan wiet aan de coffeeshop bestolen ben.
Ik heb dus 16 kilogram wiet verkocht aan de coffeeshophouders in de buurt van Zutphen. Dit betekent dat ik een opbrengst heb gerealiseerd van 16 x EUR 3.550 = EUR 56.800.
De investering voor de kwekerij was ongeveer EUR 2.000. De stekjes kocht ik voor EUR 3,75 per stuk. Als groeimiddel gebruikte ik Canna en Aptus. Ik gebruikte per oogst aan voedingsmiddelen ongeveer EUR 250. Daarnaast gebruikte ik hydroblokken a EUR 0,50 per stuk en matten a EUR 2,50 per stuk.
Resume kosten
Investering kwekerij
= EUR
333
300 blokken x EUR 0,50
= EUR
150
54 matten x EUR 2,50
= EUR
135
300 stekjes x EUR 3,75
= EUR
1.125
Huur cannacutter (2 dgn)
= EUR
100
Verpakkingsmateriaal
= EUR
50
+
EUR
1.893
De netto opbrengst van de hennepkwekerij komt dus uit op:
Omzet
EUR
56.8
Af
EUR
7.572
-/- (kosten 4 x kwekerij en verzorging planten)
Netto
EUR
49.228
Ik kan mij goed vinden in deze berekening.
Over mijn afnemers
Ik heb in mijn eerdere verklaringen over afnemers gesproken. U heeft een lijstje hiervan gemaakt:
[naam]
Ik denk dat dit lijstje compleet is.
Ik denk dat ik als een gemiddelde prijs voor de wiet EUR 4,75 per gram hanteerde.
U vraagt mij wat ik gemiddeld aan inkoop betaalde. Ik denk dat ik gemiddeld EUR 4,00 betaalde per gram.
Mijn winst bedroeg dus gemiddeld EUR 0,75 per gram.
Ik kan met stelligheid verklaren dat ik per week 500 gram wiet verkocht. De investering die ik op deze manier deed was dus EUR 2.000 per week.
Mijn normale handel in de week komt dus neer op:
Verkoop
500 gram a EUR 4,75 =
EUR
2.375
Inkoop
500 gram a EUR 4,00 =
EUR
2
-/-
Netto winst
EUR
375
per week
Dit komt neer op 4 x EUR 375 = EUR 1.500 per maand.
Ik zie deze berekening en ik denk dat dit wel klopt.
U vraagt mij hoelang ik gehandeld heb in de softdrugs op de manier als ik hierboven omschreven heb. Ik denk dat ik in januari 2009 hiermee begonnen ben.
Resume handel in verdovende middelen:
20
maanden x EUR 1.500 per maand = EUR 30.000
U brengt de opbrengst uit de hennepkwekerij nu samen met de opbrengst van de handel in verdovende middelen.
Hennepkwekerij
=
EUR
49.228
Handel
=
EUR
30
+
Totaal
EUR
79.228
Ik zie dit bedrag en ik ben het eens met de berekening.
4.
Het proces-verbaal verhoor verdachte van Regiopolitie Zeeland, Divisie Recherche, Recherche Team 3 ZVL, d.d. 23 augustus 2010, proces-verbaalnr. PL193E 2010028874-28, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2], brigadier, en [verbalisant 3], aspirant (opgenomen op p. 135 in het dossier van Regio Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, met OPS-dossiernr. 2010140783), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van veroordeelde:
Ik ben in 2009 samen met [medeverdachte] begonnen met het kweken van wiet. Vanaf die tijd hebben [medeverdachte] en ik dus wiet gekweekt en geoogst. In de dagen dat ik daar niet was verzorgde [medeverdachte] de planten in de kwekerij. We hebben daar ook vaak over gesproken als wij telefonisch contact hadden.
5.
Het proces-verbaal verhoor verdachte van Regio Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, d.d. 13 augustus 2010, proces-verbaalnr. PL0631 2010119371-7, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4], hoofdagent, en[verbalisant 5], agent (opgenomen op p. 143-144 in het dossier van Regio Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, met OPS-dossiernr. 2010140783), voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als verklaring van [medeverdachte]:
Ik wist dat op het adres [adres] te Zutphen een hennepkwekerij gevestigd zat.
Mijn vriend, genaamd [veroordeelde], is eigenaar van deze woning. De plantage is van [veroordeelde]. Ik profiteer mee van de winst die uit de plantage ontstaat.
Schatting van de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel

A.

Het hof ontleent aan de inhoud van voormelde bewijsmiddelen het oordeel, dat de veroordeelde door middel van het begaan van de bewezen verklaarde feiten en/of soortgelijke feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten en berekent dat voordeel op de navolgende wijze.
Het hof baseert zich daarbij, evenals de rechtbank, op het Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel per delict van Politie Zeeland, Divisie Recherche, Bureau Bijzondere Recherche Expertise, rapportnr. 1104102053.0288, d.d. 17 mei 2011, opgemaakt door [verbalisant 1], inspecteur van politie.

B.1

Door en namens de veroordeelde is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat een deel van het wederrechtelijk verkregen voordeel al is ontnomen en dus op het in het rapport berekende wederrechtelijk verkregen voordeel van € 79.228 de navolgende bedragen in mindering dienen te worden gebracht:
  • € 2.000,00 ter zake van 45 flessen voeding die zijn vernietigd;
  • € 549,92 aan kweekkosten van de voorraad hennep van 1.162 gram die is vernietigd;
  • € 9.992,80 als inkoopwaarde van de 2.498,2 gram hennep die in de auto van veroordeelde lag;
  • € 1.829,00 aan kweekkosten van de 283 hennepplanten die zijn vernietigd.
Aan het verweer is ten grondslag – zakelijk weergegeven – dat:
  • de hennepplanten en de voorraden voeding en hennep zijn betaald met voordeel dat is verkregen uit eerdere hennepopbrengsten;
  • de hennepplanten en de voorraden voeding en hennep van overheidswege in beslag zijn genomen en zijn vernietigd;
  • door het niet in mindering brengen van de kostenposten dubbel wordt ontnomen, namelijk de opbrengst van de hennepkweek en verkoop alsmede de voorraden en nieuwe kweek waarin dat voordeel deels was geïnvesteerd;
  • zulks in strijd is met de ratio van de ontnemingsvordering alsmede met het recht van veroordeelde op het ongestoord genot van zijn eigendom ex artikel 1 van het
Met betrekking tot de ratio van de ontnemingsvordering is aangevoerd dat de ontnemingsmaatregel een reparatiemaatregel is en dat met de inbeslagname en de vernietiging van de met van misdrijf afkomstig geld aangeschafte verdovende middelen en voorraden het eerder wederrechtelijk verkregen voordeel is ontnomen.
Voorts is met betrekking tot artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens aangevoerd dat het alsnog ontnemen van het wederrechtelijk verkregen voordeel niet proportioneel is, omdat het niet nodig is en niet conform de ratio van de ontnemingsmaatregel is.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

B.2

Het hof stelt vast dat op 13 augustus 2010 de volgende goederen in beslag zijn genomen in de woning aan de [adres] te Zutphen:
  • 283 hennepplanten;
  • 18 assimilatielampen;
  • 12 lampen;
  • 1 afzuiginstallatie;
  • 3 koolstoffilters;
  • 4 waterpompen;
  • 3 stuks ventilatieapparatuur;
  • 17 transformatoren;
  • 1 sproei-installatie;
  • 10 droogrekken;
  • 2 stuks meetapparatuur;
  • 2 regelaars;
  • 1 schakelkast;
  • 4 temperatuurmeters;
  • 1 vloeistofbassin;
  • 1 vloeistofpomp;
  • 2 stuks bevochtigingsapparatuur;
  • 1 hogedrukspuit;
  • 1 tuinslang;
  • 45 stuks groeimiddel;
  • 1 weegschaal;
  • 5 papieren;
  • 4 ph-meters
  • 1.164,39 gram hennep.
Deze goederen zijn in opdracht van de officier van justitie vernietigd. [1]
Voorts stelt het hof vast dat op 12 augustus 2010 onder veroordeelde zeven gesealde zakken inhoudende 2.498,2 gram hennep in beslag zijn genomen. Veroordeelde heeft op 1 september 2010 afstand gedaan van deze goederen. [2]

B.3.1

Ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel betreft het voordeel dat door de aan de ontneming ten grondslag gelegde delicten is verworven. Daarbij doet in beginsel niet terzake welke bestemming dit voordeel heeft verkregen. Dan kan eventueel ter ontneming van dit voordeel verhaal worden gezocht op de aangeschafte voorwerpen en de opbrengst daarvan bij de ontneming worden verrekend. Indien dit voordeel is benut voor de aankoop of teelt van middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet, waarvan het ongecontroleerde bezit in strijd met de wet is, zullen die middelen, indien deze zijn in beslag genomen, in de regel voorwerp vormen van een strafrechtelijke procedure waarin de onttrekking aan het verkeer van die middelen wordt uitgesproken of zal anderszins ten ongunste van de beslagene aan dit beslag een einde komen. De veroordeelde, die ervoor heeft gekozen het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel te besteden voor de aankoop en teelt van dergelijke middelen, neemt daarmee het risico van beslag en onttrekking aan het verkeer daarvan. Het in het onderhavige geval daadwerkelijk door de veroordeelde behaalde voordeel wordt door het zich realiseren van dit risico niet verminderd.

B.3.2

Zulks heeft naar het oordeel van het hof evenzeer te gelden voor de onderhavige in beslag genomen en vernietigde flessen voeding. Daartoe overweegt het hof dat deze flessen voeding tezamen met de overige in de woning in beslag genomen voorwerpen, zoals hiervoor onder B.2 weergegeven, kan worden aangemerkt als een gezamenlijkheid van goederen, namelijk een hennepkwekerij, waarvan het ongecontroleerd bezit in strijd is met de wet en het algemeen belang. Wanneer men wederrechtelijk verkregen voordeel besteedt voor investeringen in een hennepkwekerij, neemt men het risico van beslag en onttrekking aan het verkeer daarvan. Het in het onderhavige geval door de veroordeelde behaalde voordeel wordt door het zich realiseren van dit risico niet verminderd.

B.3.3

Gelet op het vorenstaande is het niet in aftrek brengen van de kosten gemoeid met de in beslag genomen hennepplanten en voorraden voeding en hennep niet in strijd met de ratio van de ontnemingsmaatregel.

B.4.1

Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens houdt het volgende in:
“Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.”

B.4.2

Ten aanzien van de vernietiging van de onder veroordeelde in beslag genomen hoeveelheid van 2.498,2 gram stelt het hof voorop dat veroordeelde daarvan afstand heeft gedaan. De vernietiging levert naar het oordeel van het hof dan ook geen inmenging in het recht van veroordeelde op het ongestoord genot van zijn eigendom op.

B.4.3

In aanmerking genomen dat de inbeslagneming en vernietiging van de hennepplanten, de voorraad voeding en de 1.164,39 gram hennep alsmede de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aangemerkt kunnen worden als inmenging in het recht van veroordeelde op het ongestoord genot van zijn eigendom, ziet het hof zich gesteld voor de vraag of deze inmenging gerechtvaardigd is op grond van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

B.4.4

Met betrekking tot de inbeslagneming en vernietiging stelt het hof voorop dat zulks in overeenstemming met de wet, namelijk het bepaalde in de artikelen 94 en 117, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, is geschiedt. De inbeslagneming en vernietiging heeft ook een legitieme doelstelling in het algemeen belang, namelijk zowel de volksgezondheid, de openbare veiligheid als de bestrijding van misdrijven. Voorts is deze inmenging evenredig, aangezien er naar het oordeel van het hof een behoorlijk evenwicht is bewaard tussen de aangewende middelen ter bevordering van het algemeen belang en de bescherming van de fundamentele rechten van veroordeelde.
Gelet op het vorenstaande is de inbeslagneming en vernietiging een gerechtvaardigde inmenging in het recht van veroordeelde op het ongestoord genot van zijn eigendom

B.4.5

Ten aanzien van de ontnemingsmaatregel overweegt het hof allereerst dat de oplegging daarvan in overeenstemming is met de wet, namelijk artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Deze maatregel heeft ook een legitieme doelstelling in het algemeen belang, namelijk de ontneming van winsten verkregen door strafbare feiten.
De ontnemingsmaatregel ziet op het voordeel dat door de aan de ontneming ten grondslag gelegde delicten is verworven, waarbij in beginsel niet ter zake doet welke bestemming dit voordeel heeft verkregen. De omstandigheid dat veroordeelde een deel van dit wederrechtelijk verkregen voordeel is verloren doordat hij dit heeft bestemd voor goederen die, zoals hiervoor onder B.4.2 en B.4.4 overwogen, rechtmatig zijn vernietigd, komt voor rekening en risico van veroordeelde. Gelet daarop is het hof van oordeel dat bij oplegging van de ontnemingsmaatregel een behoorlijk evenwicht wordt bewaard tussen de aangewende middelen ter bevordering van het algemeen belang en de bescherming van de fundamentele rechten van veroordeelde, ook indien daarbij het gedeelte van het voordeel dat is bestemd voor de kosten gemoeid met de in beslag genomen en vernietigde hennepplanten en voorraden voeding en hennep niet in mindering wordt gebracht. Het hof acht deze inmenging in het recht van veroordeelde op het ongestoord genot van zijn eigendom dan ook evenredig.
Gelet op het vorenstaande is de toepassing van de ontnemingsmaatregel zonder aftrek van de kosten gemoeid met de in beslag genomen en vernietigde hennepplanten en voorraden voeding en hennep, welke kosten overigens ook niet tot wederrechtelijk verkregen voordeel hebben geleid, een gerechtvaardigde inmenging in het recht van veroordeelde op het ongestoord genot van zijn eigendom.

B.5

Gelet op het vorenstaande verwerpt het hof het verweer.

C.1

Door en namens de veroordeelde is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat op het in het rapport berekende wederrechtelijk verkregen voordeel van € 79.228 de navolgende bedragen in mindering dienen te worden gebracht:
  • € 8.043,84 aan reiskosten;
  • € 672,00 aan tunnelkosten.
Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
  • de rechtbank met betrekking tot deze post heeft opgemerkt dat veroordeelde een relatie had met [medeverdachte] die in Zutphen woonde en hij daarom van Terneuzen naar Zutphen reisde, zodat veroordeelde deze kosten niet exclusief voor de hennepteelt heeft gemaakt en deze niet in mindering kunnen worden gebracht;
  • veroordeelde het wederrechtelijk verkregen voordeel evenwel niet had verkregen zonder die reiskosten te maken, aangezien de reis Zutphen – Terneuzen een onmisbare schakel is geweest tussen het kweken van de hennep en het verkrijgen van het voordeel door die hennep te verkopen, zodat er een direct verband is tussen de kosten en het voordeel. [medeverdachte] kon immers niet voor de planten zorgen, aldus de veroordeelde ter zitting van het hof.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.

C.2

Veroordeelde heeft op 17 augustus 2010 bij de politie een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende inhoudt:
“In 2008 ben ik in Terneuzen gaan wonen.
Ik leerde [medeverdachte] kennen. Ik denk dat in 2005 was. Ik ben sinds die tijd eigenlijk een verhouding begonnen met [medeverdachte]. Ik denk dat het in 2009 was dat ik begonnen ben met het opzetten van een kwekerij in de woning in Zutphen. Ik had toen dus al een relatie met [medeverdachte] en in de dagen dat ik niet in Zutphen was zorgde zij voor de planten.” [3]

C.3

[medeverdachte] heeft op 13 augustus 2010 bij de politie een verklaring afgelegd die – zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang – het volgende inhoudt:
“Ik wist dat op het adres [adres] te Zutphen een hennepkwekerij gevestigd zat.
Mijn vriend, genaamd [veroordeelde], is eigenaar van deze woning. Hij verblijft alleen in het weekend op dit adres. Hij werkt namelijk in Zeeland en verblijft daar in een woning.
[veroordeelde] en ik hebben een relatie. Ik slaap elke nacht op het adres [adres] te Zutphen.” [4]

C.4

Het hof stelt voorop dat voor aftrek alleen die kosten in aanmerking komen die veroordeelde niet zou hebben gemaakt als hij de strafbare feiten niet zou hebben gepleegd.
Blijkens de hiervoor onder C.2 weergegeven verklaring en de in bewijsmiddel 4 weergegeven verklaring heeft veroordeelde tijdens het opsporingsonderzoek verklaard dat [medeverdachte] voor de hennepplanten zorgde als hij er niet was. Het hof houdt de veroordeelde aan deze bij het opsporingsonderzoek afgelegde verklaring, zijnde bij het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep geen feiten of omstandigheden gesteld dan wel (overigens) aannemelijk geworden op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat daaraan minder geloof zou moeten worden gehecht dan aan de door hem ter terechtzitting betrokken stelling dat [medeverdachte] niet voor de planten kon zorgen.
In aanmerking genomen voorts dat veroordeelde en [medeverdachte] een relatie hadden, terwijl veroordeelde in Terneuzen woonde en [medeverdachte] in Zutphen woonde, houdt het hof het ervoor dat veroordeelde mede vanwege zijn relatie van Terneuzen naar Zutphen reisde. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat veroordeelde de reis- en tunnelkosten niet zou hebben gemaakt indien hij de strafbare feiten niet zou hebben gepleegd, zodat deze kosten naar het oordeel van het hof niet voor aftrek in aanmerking komen.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.

D.1

Ook overigens is het hof, behoudens hetgeen hierna zal worden overwogen met betrekking tot de toerekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de vordering van een benadeelde derde, tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet gebleken van feiten en/of omstandigheden die dwingen tot afwijking van de in het rapport neergelegde berekening.

D.2

Gelet op het vorenstaande wordt het totale wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op
€ 79.228,00.

E.1

Uit het onderzoek ter terechtzitting is aannemelijk geworden dat aan [medeverdachte] een aandeel in het door de hennepkwekerij verkregen voordeel kan worden toegerekend. Het hof acht – met de verdediging – het redelijk en billijk dit aandeel te schatten op € 3.600,00, zijnde het bedrag dat ter ontneming aan [medeverdachte] is opgelegd te betalen.

E.2

Het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, geschat op een bedrag van (€ 79.228,00 - € 3.600,00 =)
€ 75.628,00.
Vordering benadeelde derde
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat veroordeelde bij vonnis van
25 januari 2012 van de kantonrechter in de rechtbank Middelburg is veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 8.821,60 aan Liander N.V. in verband met – zakelijk weergegeven – de levering van elektriciteit van de hennepkwekerij van veroordeelde in de woning aan de [adres] te Zutphen. Voorts is veroordeelde veroordeeld in de kosten van het geding, welke aan de zijde van Liander N.V. zijn begroot op € 1.016,81.
Het hof zal, overeenkomstig het bepaalde in artikel 36e, achtste lid, van het Wetboek van Strafrecht, deze aan de benadeelde derde in rechte toegekende vordering alsmede de proceskosten op het geschatte voordeel in mindering brengen.
Vaststelling hoogte wederrechtelijk verkregen voordeel
Gelet op het vorenstaande stelt het hof het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van:
(€ 75.628,00 - € 8.821,60 - € 1.016,81 =)
€ 65.789,59.
De strekking van de maatregel van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is, blijkens de wetsgeschiedenis, te bewerkstelligen dat datgene dat een veroordeelde aan door een strafbaar feit verkregen profijt heeft verworven, weer aan hem wordt ontnomen.
Op te leggen betalingsverplichting
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van omstandigheden gebleken, die voor het hof aanleiding zijn het door de veroordeelde te betalen bedrag op de voet van artikel 36e, vijfde lid, van het Wetboek van Strafrecht lager vast te stellen dan het geschatte voordeel.
Het hof zal de veroordeelde tot het beloop van laatstgenoemd bedrag de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Stelthet bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van
€ 65.789,59 (vijfenzestigduizend zevenhonderdnegenentachtig euro en negenenvijftig cent).
Legtde veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 65.789,59 (vijfenzestigduizend zevenhonderdnegenentachtig euro en negenenvijftig cent).
Aldus gewezen door
mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. A.J. Coster, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 30 augustus 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. A.J. Coster is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Zie het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij Politie Noord- en Oost Gelderland, District IJsselstreek, Team Zutphen, d.d. 28 oktober 2010, proces-verbaal nr. 2010119371, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 8], agent van politie (opgenomen op p. 2-5 in het dossier van Regio Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, met OPS-dossiernr. 2010140783).
2.Zie het proces-verbaal van bevindingen van Regiopolitie Zeeland, district Zeeuwsch-Vlaanderen, wijkteam Terneuzen Centrum/West, d.d. 13 augustus 2010, proces-verbaalnr. PL196A 2010028874-9, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 6], buitengewoon opsporingsambtenaar van politie (opgenomen op p. 369-370 in het dossier van Politie Zeeland, divisie Recherche, RT-3 Project: Intensivering Houdgreep, met proces-verbaalnr. 2010028874), alsmede de afstandsverklaring van Regiopolitie Zeeland, divisie Recherche, Recherche Team 3 ZVL, d.d. 1 september 2010, registratienr. PL193E 2010028874-30, opgemaakt door [verbalisant 2], brigadier (opgenomen op p. 383-384 in het dossier van Politie Zeeland, divisie Recherche, RT-3 Project: Intensivering Houdgreep, met proces-verbaalnr. 2010028874)
3.Zie het proces-verbaal verhoor verdachte van Regiopolitie Zeeland, Divisie Recherche, Recherche Team 3 ZVL, d.d. 17 augustus 2010, proces-verbaalnr. 17082010.001, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 7], beiden brigadier van politie (opgenomen op p. 129 in het dossier van Regio Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, met OPS-dossiernr. 2010140783).
4.Zie het proces-verbaal verhoor verdachte van Regio Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, d.d. 13 augustus 2010, proces-verbaalnr. PL0631 2010119371-7, in de wettelijke vorm opgemaakt door [verbalisant 4], hoofdagent, en [verbalisant 5], agent (opgenomen op p. 143-144 in het dossier van Regio Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Zutphen, met OPS-dossiernr. 2010140783).