Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
[belanghebbende],domicilie gekozen hebbend op het correspondentieadres
[a-straat] 45, [plaats 1],hierna:
belanghebbende,
de Inspecteur,
1.Ontstaan en loop van het geding
12 januari 2010 het beroep ongegrond verklaard.
28 maart 2012. Na een door belanghebbende gedaan verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling is die behandeling uitgesteld. Partijen zijn hieromtrent bij brieven van 6 maart 2012 geïnformeerd.
17 januari 2013. Na een door belanghebbende gedaan verzoek om uitstel van de mondelinge behandeling is belanghebbende, na een korte briefwisseling tussen het Hof en belanghebbende, geen verder uitstel verleend. Hieromtrent is belanghebbende bij brief van 20 december 2012 geïnformeerd.
17 januari 2013. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en, namens de Inspecteur, de heer drs. [A], bijgestaan door de heer [B]. Ter deze zitting is tevens behandeld het hoger beroep na verwijzing in de zaak van belanghebbende met hofkenmerk 11/00679.
2.Feiten
13 december 2002 door belanghebbende gehouden. Op deze dag heeft hij de aandelen verkocht en geleverd aan mevrouw [C].
“Het klopt dat ik op 16 december 1997 naar [M] ben vertrokken. Op het moment dat ik dit formulier invulde woonde ik echter al lang weer in Nederland. Ik heb geprobeerd een bepaalde voorstelling van zaken te geven die niet juist was. Dit heb ik eigenlijk vol gehouden tot hedenmiddag.”
“De opgaaf informatie emigratie belanghebbenden heb ik ingevuld nadat ik al een contract bij de [N-bank] heb getekend. De inhoud is dus ook pure onzin want ik wist al dat ik terug zou komen. Hier heb ik al ten onrechte geprobeerd de buitenlandse belastingplicht te verkrijgen. Het enige doel hiervan was de lage belastingdruk. Mijn eerder gedane verklaring dat ik mij wilde vestigingen op [M] en daar activiteiten wilde ontplooien trek ik bij deze in. Ik heb wel ooit die plannen gehad maar dat lag ver voor die datum.”
“Ik ben namelijk niet op [M] woonachtig maar in Nederland aan de [b-straat] 25 te [plaats 1].”en
“Toen ik de woonplaatsverklaring kreeg, had ik daar ook recht op omdat ik me op [M] had ingeschreven. Feitelijk had ik daar geen recht op omdat ik bij de [N-bank] in Nederland werkzaam was en in Nederland woonde.”
“Ik ben schuldig aan het feit dat ik de aangiften inkomstenbelasting over 1998 tot en met 2002 onjuist heb gedaan. Ik ben namelijk niet op [M] woonachtig maar in Nederland aan de [b-straat] 25 te [plaats 1].”
“Deze aangiften zijn niet juist ingevuld, omdat in deze aangiften als woonplaats steeds [M] is gepresenteerd, terwijl ik in werkelijkheid in Nederland woonde. Verder zijn de aangiften onjuist, omdat mijn inkomsten uit mijn dienstbetrekking bij de [N-bank] ten onrechte niet zijn opgenomen in de aangiften.”
18 maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De veroordeling voor het opzettelijk onjuist of onvolledig doen van aangifte betreft de periode van 14 januari 1998 tot en met 3 maart 2003.
3.Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
Voorts heeft belanghebbende tegenover de betwisting daarvan door de Inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat ter zake van de bepleite aftrekpost van € 105.000 betalingen zijn gedaan. Belanghebbende heeft geen recht op een aftrek in verband met fiscale transparantie van [E].
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.