Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
€ 115. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
20 maart 2013 (de dag vóór de zittingsdatum) nog een digitaal schrijven (een pleitnota) in te dienen. De stukken ingediend op 11 en 19 maart 2013 zijn - afgezien van een bij deze stukken behorend mapje met foto’s - in afschrift verstrekt aan de wederpartij.
Tot de stukken van het geding behoort een kopie van het op de onderhavige uitnodiging betrekking hebbende gedeelte van de lijst van aangetekende verzendbewijzen en een schermprint van de op dat verzendbewijs betrekking hebbende statusinformatie. Hieruit volgt dat de uitnodiging op 26 februari 2013 op het door belanghebbende opgegeven adres is afgeleverd.
De griffier van de Hoge Raad heeft bij schrijven van 22 mei 2013 verzocht de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
Het Hof overweegt daartoe als volgt. Het Hof ziet geen redenen waarom belanghebbende de op de zittingsdatum ingediende stukken niet eerder had kunnen inbrengen, bij voorbeeld bij de voornoemde aanvullende stukken van 11 of 19 maart 2013 of, zoals aangekondigd, op 20 maart 2013. Belanghebbende zelf heeft evenmin goede redenen aangevoerd voor het zo laat indienen van deze stukken.
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
De brief moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ’s-Gravenhage.