Uitspraak
3.Beoordeling van het wrakingsverzoek
4.Conclusie
af;
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 juni 2013 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker in een strafzaak. Het verzoek tot wraking was gericht tegen de rechters mr. J.F. Dekking, mr. S.C. van Duijn en mr. P.J. Hödl, die betrokken waren bij de behandeling van de strafzaak van de verzoeker. De verzoeker had zijn wrakingsverzoek mondeling ingediend tijdens de zitting op 24 mei 2013, waarbij hij zijn bezwaren tegen de rechters uiteenzette. De wrakingskamer heeft het verzoek op 13 juni 2013 in raadkamer behandeld, waarbij de verzoeker en zijn raadsman aanwezig waren, evenals de advocaat-generaal mr. P.J.J. van Hagen.
De wrakingsgrond was gebaseerd op de vrees voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechters, omdat de advocaat-generaal een vonnis van de rechtbank Limburg had ingebracht dat volgens de verdediging de onschuld van de verzoeker ondermijnde. De verdediging stelde dat het hof door het toelaten van dit vonnis in strijd handelde met de onschuldpresumptie. De wrakingskamer overwoog dat de rechters in beginsel onpartijdig worden geacht en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze veronderstelling konden weerleggen.
Na beoordeling van de argumenten van de verdediging en de advocaat-generaal, concludeerde de wrakingskamer dat er geen feiten of omstandigheden waren die de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd maakten. Het hof wees het wrakingsverzoek af en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.