ECLI:NL:GHSHE:2013:3583

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
25 februari 2013
Publicatiedatum
6 augustus 2013
Zaaknummer
HD 200.082.970-01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deskundigenonderzoek naar oorzaak brand en aansprakelijkheid in brandverzekering

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, ging het om een hoger beroep van Achmea Schadeverzekeringen N.V. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Breda. De zaak betreft een brandverzekering en de vraag of er sprake was van merkelijke schuld of opzet van de geïntimeerde, [de man]. Het hof had eerder in een tussenarrest van 18 september 2012 aangekondigd een deskundige te benoemen om de oorzaak van de brand te onderzoeken. Achmea had bezwaar gemaakt tegen de benoeming van bepaalde deskundigen en had zelf suggesties gedaan voor de te benoemen deskundige. De geïntimeerde had ook bezwaar gemaakt tegen de voorgestelde deskundigen en had zelf voorstellen gedaan. Het hof oordeelde dat Achmea voldoende feiten had gesteld die konden leiden tot het oordeel dat er mogelijk sprake was van merkelijke schuld of opzet, maar dat het bewijs nog niet was geleverd. Het hof besloot dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk was om de vragen over de oorzaak van de brand te beantwoorden. De deskundigen, Ing. M.P. de Feijter en Drs. J.H.M. Mommers, werden benoemd om de vragen te beantwoorden die door het hof waren geformuleerd. Het hof hield iedere verdere beslissing aan en bepaalde dat Achmea de kosten van het deskundigenonderzoek moest voorschieten. De zaak werd verwezen naar de rol voor memorie na deskundigenonderzoek.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Afdeling civiel recht
zaaknummer HD 200.082.970
arrest van 26 februari 2013
in de zaak van
ACHMEA SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
(voorheen N.V. Interpolis Schade)
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. B.M. Stroetinga,
tegen:
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
advocaat: mr. M.F.J.J.M. Tijssen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 18 september 2012 in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder zaak/rolnr. 207999/HA ZA 09-1547 gewezen vonnis van 2 februari 2011.

10.Het tussenarrest van 18 september 2012

Bij genoemd arrest (hierna: het tussenarrest) heeft het hof aangekondigd voornemens te zijn een deskundige op het gebied van brandonderzoek te benoemen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en om suggesties te doen over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Voor het overige is iedere verdere beslissing aangehouden.

11.Het verdere verloop van de procedure

11.1.
Bij akte van 30 oktober 2012 heeft Achmea een deskundige voorgesteld en kenbaar gemaakt bezwaar te hebben tegen eventuele benoeming van twee andere deskundigen. Voorts heeft Interpolis verzocht om de door het hof voorgestelde vraag 2 te herformuleren en nog een eventuele aanvullende vraag voorgesteld.
11.2.
Bij akte van 27 november 2012 heeft [geïntimeerde] het hof verzocht om terug te komen op het voornemen een deskundige te benoemen. Voorts heeft [geïntimeerde] bezwaar gemaakt tegen de door Achmea voorgestelde deskundige en tegen enkele andere, eventueel te benoemen deskundigen. [geïntimeerde] heeft daarnaast zelf voorstellen gedaan voor eventueel te benoemen deskundigen. Daarnaast heeft [geïntimeerde] voorgesteld de door het hof voorgestelde vragen 6 en 8 te herformuleren en de vragen 9 en 10 geheel weg te laten.
11.3.
Vervolgens hebben partijen gefourneerd en is de uitspraak op de onderhavige uitspraakdatum bepaald.

12.De beoordeling

12.1.
De rechter die in een tussenuitspraak een of meer geschilpunten uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft beslist is hier in beginsel in het verdere verloop van het geding aan gebonden. Echter, de rechter aan wie is gebleken dat een eerdere door hem gegeven, maar niet in een einduitspraak vervatte eindbeslissing berust op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag, is bevoegd om, nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen zich dienaangaande uit te laten, over te gaan tot heroverweging van die eindbeslissing, teneinde te voorkomen dat hij op een ondeugdelijke grondslag een einduitspraak zou doen.
12.2.
In het tussenarrest heeft het hof (r.o. 8.11.) geoordeeld dat Achmea voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld, die mits bewezen, kunnen leiden tot het oordeel dat er sprake is van merkelijke schuld of opzet van [geïntimeerde]. Het hof heeft verder geoordeeld (r.o. 8.12.4.) dat [geïntimeerde] vooralsnog voldoende heeft gesteld ter betwisting van de stellingen van Achmea. Vervolgens is het hof tot het oordeel gekomen (r.o. 8.13.) dat Achmea, mede gelet op de betwisting door [geïntimeerde], niet al
op voorhandheeft bewezen dat er sprake is van merkelijke schuld of opzet van [geïntimeerde]. Dit betekent slechts dat in dit stadium het door Achmea te leveren bewijs (nog) niet is geleverd. Het houdt niet in dat [geïntimeerde] al zou zijn geslaagd in het leveren van tegenbewijs door het ontzenuwen van de stellingen van Achmea. Anders dan [geïntimeerde] betoogt, bevindt de onderhavige procedure zich derhalve niet in een stadium waarbij het gelasten van een deskundigenbericht niet meer aan de orde is en het hoger beroep van Achmea ongegrond is.
12.3.
Evenmin is het tardief of in strijd met de goede procesorde om Achmea meer dan vijf jaar na de brand nog in de gelegenheid te stellen bewijs bij te brengen. Dit is inherent aan de functie van het hoger beroep, in samenhang met het oordeel van het hof dat Achmea met grief 6 terecht opkomt tegen het oordeel van de rechtbank dat Achmea niet aan haar stelplicht heeft voldaan (r.o. 8.11. van het tussenarrest).
Het is vervolgens aan het hof om te oordelen dat in de onderhavige kwestie een deskundigenbericht geboden is (artikel 194 Rv.).
12.4.
Gelet op het voorgaande, berust de beslissing van het hof om een deskundigenbericht te gelasten niet op een onjuiste juridische of feitelijke grondslag. Het hof volhardt dan ook bij die beslissing en zal nu overgaan tot het gelasten van het deskundigenbericht.
12.5.
Vervolgens constateert het hof dat partijen het niet eens zijn geworden over de (persoon van de) te benoemen deskundige. Anders dan [geïntimeerde] aanvoert, kan dit overigens ook een rechtspersoon zijn.
Rekening houdend met de door partijen in hun akten vermelde bezwaren tegen een aantal deskundigen, zal het hof zal overgaan tot het benoemen van de volgende deskundigen:
Voor de vragen 1 t/m 3 en 6 t/m 11:
Ing. M.P. de Feijter
Postbus [postbus]
[postcode] [plaats]
Tel: [telefoonnummer]
Fax: [faximilenummer]
Voor de vragen 4 en 5:
Drs J.H.M. Mommers
Postbus [postbus]
[postcode] [plaats]
Tel [telefoonnummer]
Fax [faximilenummer]
Aangezien laatstgenoemde deskundige op voorhand heeft aangegeven, de in het tussenarrest vermelde vraag 7 niet te beantwoorden, komt deze te vervallen. De nummering van de vragen (zie hieronder 12.6.3.) zal dienovereenkomstig worden aangepast.
12.6.1.
Ten aanzien van de door Achmea over de vragen gemaakte opmerkingen en gedane suggesties, wordt het volgende overwogen.
Het hof acht het, mede gelet op de overige vragen, niet nodig om vraag 2 te betrekken op het gehele rapport.
Wel acht het hof het zinvol om nog een specifieke vraag toe te voegen over de mogelijkheid dat [geïntimeerde] de brand zou hebben gesticht (vraag 10).
12.6.2.
Met betrekking tot de door [geïntimeerde] over de vragen aangevoerde bezwaren en suggesties, wordt als volgt overwogen.
Gelet op het belang van de genomen brandmonsters, zal de door [geïntimeerde] voorgestelde aanvulling van vraag 6 (onderdelen a) en b)), met enige aanpassing, door het hof worden overgenomen.
De verwijzing naar de schoonmaakwerkzaamheden in onderdeel c) van vraag 6, zal niet worden weggelaten, nu deze is gebaseerd op de stellingen van [geïntimeerde]. [geïntimeerde] heeft geen of onvoldoende concrete andere oorzaken van contaminatie gesteld.
Anders dan [geïntimeerde] kennelijk bedoelt te betogen, is het hof van oordeel dat de mogelijkheid bestaat dat de deskundige niet eenduidig één oorzaak van de brand kan aanwijzen in antwoord op vraag 7(vraag 8 in het tussenarrest). Met het oog daarop, is het voor een goede voorlichting van het hof wenselijk om van de deskundige te vernemen welke (andere) oorzaken hij mogelijk acht en met welke mate van zekerheid hij tot dit oordeel komt. De vragen 8 en 9 (vragen 9 en 10 in het tussenarrest) en de aanvullende vraag 10 zullen dan ook niet worden weggelaten. Wel is de formulering naar aanleiding van de opmerkingen van [geïntimeerde] enigszins aangepast.
Naar aanleiding van de suggestie over de motivering van de bevindingen van de deskundige in vraag 7 (vraag 8 in het tussenarrest), heeft het hof de vraagstelling enigszins aangepast.
Nu in de vragen 8 en 9 (vragen 9 en 10 in het tussenarrest) naar de overige, concreet door [geïntimeerde] aangevoerde oorzaken wordt gevraagd, acht het hof het niet nodig te vragen welke andere mogelijke oorzaken door de deskundige zijn uitgesloten.
12.6.3.
Met inachtneming van hetgeen hierboven over de opmerkingen, bezwaren en suggesties van partijen is overwogen, bepaalt het hof dat de deskundigen gemotiveerd en zo nauwkeurig mogelijk antwoord dienen te geven op de volgende vragen:
Vragen aan deskundige De Feijter:
Kunt u op basis van alle op dit moment (nog) beschikbare gegevens uw deskundige visie geven op het rapport van [X], waarbij u tevens uw visie geeft op de gehanteerde onderzoeksmethode?
Kunt u gemotiveerd aangeven welke bevindingen in het rapport, weergegeven onder “5. Samenvatting en conclusie”, u wel deelt en welke niet?
Kunt u beoordelen in hoeverre de onderzoekers van [X] voldoende deskundigheid bezitten voor het door hen verrichte onderzoek en zo ja, wat is uw visie op dit punt?
Vragen aan deskundige Mommers:
4. Kunt u in het bijzonder uw deskundige visie geven over het rapport van [Y] en de daarin gehanteerde onderzoeksmethode?
5. a) Kunt u gemotiveerd aangeven of naar uw deskundige visie [Y] op basis van het door haar verrichte onderzoek tot de bevindingen onder het kopje “Resultaat van het onderzoek” heeft kunnen komen?
b) Hebt u overigens nog opmerkingen die voor deze zaak van belang zijn?
Vragen aan deskundige De Feijter:
6. Ten aanzien van de door [X] genomen (en door [Y] onderzochte) brandmonsters:
a) Zou het naar de destijds geldende professionele standaard bij brandonderzoek gebruikelijk zijn geweest als er ten aanzien van de monstername meer speciek was vermeld welke FT-normen in acht zouden zijn genomen? Wat is daarvan de relevantie voor deze zaak?
b) Zou het naar de destijds geldende professionele standaard bij brandonderzoek gebruikelijk zijn geweest indien er een identificatie- en reconstructiewaarde van de genomen monsters was vermeld? Wat is daarvan de relevantie voor deze zaak?
c) Acht u het mogelijk dat deze monsters gecontamineerd zijn door de schoonmaakwerkzaamheden die hebben plaatsgevonden in de woning vóór het nemen van de monsters?
Voor zover u daar bij beantwoording van de vorige vragen nog geen antwoord op heeft gegeven:
7. Wat is in uw deskundige visie de oorzaak van de brand en waarop baseert u dit?
a) met welke mate van zekerheid komt u tot deze conclusie?
Voor zover u daar bij beantwoording van vraag 7 nog geen antwoord op heeft gegeven en/of voor zover u op vraag 7 geen eenduidig antwoord heeft kunnen geven:
8. Acht u het mogelijk dat de brand is veroorzaakt door een technische oorzaak (buiten toedoen van [geïntimeerde] of een onbekende derde)?
a) Zo ja, door welke oorzaak en waarop baseert u dit?
b) Met welke mate van zekerheid komt u tot deze conclusie?
c) In hoeverre acht u het, gelet op alle beschikbare gegevens mogelijk dat de oorzaak van de brand samenhangt met de gaskachel?
d) In hoeverre acht u het, gelet op alle beschikbare gegevens mogelijk dat de door het schoonmaakbedrijf veilig gestelde elektronische apparaten een rol hebben gespeeld bij de brand?
9. Acht u het mogelijk dat de brand is veroorzaakt door een onbekende derde?
a) Zo ja, waarop baseert u dit?
b) Met welke mate van zekerheid komt u tot deze conclusie?
c) Hoe heeft deze derde volgens u de woning kunnen betreden?
10. Acht u het mogelijk dat de brand is veroorzaakt door [geïntimeerde]?
a) Zo ja, hoe heeft hij dat volgens u (eventueel) gedaan?
b) Waarop baseert u dit?
c) Met welke mate van zekerheid komt u tot deze conclusie?
1. Hebt u overigens nog opmerkingen die voor deze zaak van belang zijn?
12.6.4.
De deskundigen dienen eventuele nadere informatie die zij nodig hebben en die geen deel uitmaakt van de processtukken, bij de advocaten op te vragen. De advocaat die informatie verschaft dient een afschrift daarvan toe te zenden aan de advocaat van de wederpartij. Aan de deskundigen wordt verzocht de verkregen informatie als bijlage bij de deskundigenberichten te voegen.
Het hof gaat ervan uit dat partijen de deskundigen desgewenst zullen machtigen om relevante gegevens op te vragen bij artsen of instanties.
Indien de deskundigen voor het onderzoek gebruik maken van informatie van derden, dienen zij daarvan melding te maken in hun rapporten.
12.6.5.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

13.De uitspraak

Het hof:
bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 12.6.3. van dit arrest geformuleerde vragen;
benoemt tot deskundige ter beantwoording van de vragen
1 t/m 3 en 6 t/m 11:
Ing. M.P. de Feijter
Postbus [postbus]
[postcode] [plaats]
Tel: [telefoonnummer]
Fax: [faximilenummer]
benoemt tot deskundige ter beantwoording van de vragen
4 en 5:
Drs J. Mommers
Postbus [postbus]
[postcode] [plaats]
Tel [telefoonnummer]
Fax [faximilenummer]
bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan ieder van de deskundigen toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan ieder van de deskundigen ter beschikking zullen stellen en alle door de deskundigen gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
bepaalt dat de deskundigen eerst met hun onderzoek beginnen nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de datum en tijd waarop de deskundigen of één van hen eventueel ter plaatse onderzoek zullen verrichten, door de deskundige(n) zal worden vastgesteld in overleg met de advocaten van partijen; partijen en hun eventuele adviseurs dienen in de gelegenheid te worden gesteld bij het onderzoek aanwezig te zijn;
bepaalt dat de deskundigen bij het onderzoek – en ten aanzien van de conceptrapportages – partijen in de gelegenheid stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit de schriftelijke berichten van de deskundigen moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in de berichten tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundigen ieder een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van die berichten aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen de schriftelijke, ondertekende berichten ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moeten worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundigen op: (i) het door de deskundige De Feijter begrote bedrag van in totaal € 4.900,50, plus (ii) het door het hof met het oog op een tijdige voortgang van de procedure ambtshalve begrote bedrag van in totaal € 2.500,-- voor het door deskundige Mommers (die nog niet in de gelegenheid was een bedrag te begroten) te verrichten onderzoek, derhalve in totaal op een bedrag van € 7.400,50,
tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat Achmea het bedrag ad € 7.400,50 binnen twee weken na heden zal overmaken naar The Royal Bank of Scotland rekeningnummer 56.99.89.957 ten name van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch onder vermelding van zaaknummer HD 200.082.970;
verzoekt de deskundigen, indien hun kosten het voor ieder van hen toepasselijke voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
benoemt mr. P.M. Arnoldus-Smit tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundigen zich, door tussenkomst van de griffier dienen te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
verwijst de zaak naar de rol van 30 juli 2013 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van Achmea;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. T. Rothuizen-van Dijk, M.B. Beekhoven van den Boezem en P.M. Arnoldus-Smit en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 februari 2013.