In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 2 augustus 2013 uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van de verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.M.J. Graus. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. H.D. Bergkotte, raadsheer-commissaris in de strafsector van het hof. De verzoeker stelde dat mr. Bergkotte tijdens een getuigenverhoor op 2 juli 2013 een gesloten vraag had gesteld aan de getuige, wat volgens hem blijk gaf van vooringenomenheid of in ieder geval de schijn daarvan wekte.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 25 juli 2013 met gesloten deuren behandeld, waarbij de verzoeker niet aanwezig was, maar zijn raadsman het verzoek mondeling toelichtte. De raadsheer-commissaris mr. Bergkotte had schriftelijk laten weten niet in de wraking te berusten. De wrakingskamer oordeelde dat de vraagstelling van mr. Bergkotte niet als een blijk van vooringenomenheid kon worden aangemerkt en dat de vrees van de verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was.
Het hof heeft het verzoek tot wraking afgewezen en bepaald dat het proces in de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek. Tevens werd bepaald dat een volgend wrakingsverzoek op basis van dezelfde vraagstelling als misbruik van het wrakingsmiddel moet worden aangemerkt. De beslissing werd openbaar uitgesproken en aan alle betrokken partijen medegedeeld.