ECLI:NL:GHSHE:2013:3467

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2013
Publicatiedatum
1 augustus 2013
Zaaknummer
HD 200.109.561/01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor ongeregistreerd elektriciteitsverbruik ten behoeve van hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van [appellant] voor schade die is ontstaan door ongeregistreerd elektriciteitsverbruik ten behoeve van een hennepkwekerij die op zijn terrein is aangetroffen. [appellant] is sinds 1987 eigenaar van een aantal gebouwen in [woonplaats], waaronder een woning en een pluimveehouderij. Op 17 mei 2010 werd in een loods op zijn terrein een hennepkwekerij ontdekt. Stedin B.V., de netbeheerder, heeft [appellant] aansprakelijk gesteld voor de kosten van de ongeregistreerde elektriciteit die is afgenomen ten behoeve van deze kwekerij. Stedin vorderde een bedrag van € 9.015,78, vermeerderd met rente en kosten.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van Stedin grotendeels toegewezen, met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten. [appellant] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en betwist dat hij aansprakelijk is voor de ongeregistreerde elektriciteit. Hij voerde aan dat hij niet op de hoogte was van de hennepkwekerij en dat er geen overeenkomst met Stedin zou zijn gesloten.

Het hof oordeelt dat er voldoende bewijs is dat [appellant] elektriciteit heeft afgenomen zonder dat dit geregistreerd is. De ijkverzegeling van de elektriciteitsmeter was verbroken, wat manipulatie mogelijk maakte. Het hof laat [appellant] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stellingen van Stedin. De zaak wordt verwezen naar de rol voor het opgeven van getuigen en verhinderdata. Het hof houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Afdeling civiel recht

zaaknummer HD 200.109.561/01
arrest van 30 juli 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. A.F.G. Bergmans-Jeurissen te Sittard,
tegen
Stedin B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. A.H.M. van den Steenhoven te 's-Gravenhage,
op het bij exploot van dagvaarding van 2 juli 2012 ingeleide hoger beroep van het door de rechtbank Rechtbank Roermond, sector kanton gewezen vonnis van 3 april 2012 tussen appellant – [appellant] – als gedaagde en geïntimeerde – Stedin – als eiseres.

1.Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 317993 CV EXPL 11-4645)

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis.

2.Het geding in hoger beroep

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding in hoger beroep;
  • de memorie van grieven met twee producties (genummerd 8 en 9);
  • de memorie van antwoord met acht producties (genummerd 1,2a,2b,3,4,5a,5b,6);
  • de akte van [appellant] van 19 maart 2013 met vijf producties (genummerd 10a,10b,10c,
11,12);
- de antwoordakte van Stedin van 16 april 2013 met twee producties (genummerd 7 en
8).
Partijen hebben arrest gevraagd. Alleen [appellant] heeft een procesdossier overgelegd. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

3.De gronden van het hoger beroep

Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om het volgende.
4.1.1.
[appellant] is sinds 1987 (of 1984) eigenaar van een aantal gebouwen aan het adres [straatnaam][huisnummer] in [woonplaats] (hierna: “[adres]”). Tot die gebouwen behoren onder meer een woning, waarin [appellant] woont, met daaraan vast gebouwd een pluimveehouderij. Op het perceel bevinden zich verder paardenstallen en een grote loods. Deze loods is door middel van een wand in tweeën gedeeld. De ene helft gebruikte [appellant] als werkplaats. In de andere helft is op 17 mei 2010 een hennepkwekerij aangetroffen.
4.1.2.
Stedin verzorgt het transport van elektriciteit via haar elektriciteitsnet ten behoeve van leveranciers van energie en de afnemers van energie. Zodoende heeft Stedin ook zorggedragen voor het transport van elektriciteit naar (de aansluiting op) [adres].
4.1.3.
In verband met de op 17 mei 2010 in de loods van [appellant] aangetroffen hennepkwekerij heeft [fraude specialist] (hierna: “[fraude specialist]”), fraude specialist in dienst van Stedin, aangifte gedaan van diefstal van energie en van vernieling/beschadiging/onbruikbaarmaking van een meetinrichting. In zijn rapportage schrijft [fraude specialist] onder meer:

Op maandag 17 mei 2010 werd Dhr [medewerker Joulz] medewerker van Joulz door een medewerker van de meldkamer van Stedin Netbeheer B.V. verzocht te gaan naar het pand [straatnaam][huisnummer] te [woonplaats]. Op die dag omstreeks 19:25 uur kwam Dhr [medewerker Joulz] aan bij dat pand. Het betrof een loods c.q. bedrijfsruimte. In dat pand waren ook politieambtenaren aanwezig. (…) Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van Stedin Netbeheer BV en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag bleek dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast niet verbroken was. (…) Bij nadere controle van de elektriciteitsmeter is geconstateerd dat de aanwezige ijkverzegeling was verbroken. Na het verwijderen van de verzegelingen van het telwerkhuis van de elektriciteitsmeter kan het telwerkhuis verwijderd worden waarna het telwerk op elke willekeurige stand geplaatst kan worden.
Uit een berekening van de benodigde hoeveelheid elektrische energie in de periode van 2 januari 2008 tot en met (…) 17 mei 2010 blijkt dat er 97.671 kWh door de elektriciteitsmeter geregistreerd zou moeten zijn. In voornoemde periode is er totaal 51.239 kWh in rekening gebracht.
Bovenstaande betreft het reguliere verbruik ten behoeve van het aangetroffen bedrijf, op basis van de bekende historische verbruiken.
Het verbruik ten behoeve van de aangetroffen hennepkwekerij bedraagt in totaal 20.160[hof: dat blijkt 20.016 te moeten zijn]
kWh. (…)
Het witte filtermateriaal van de aanwezige koolstoffilters waren door het gebruik in de hennepkwekerij dermate vervuild (…) dat de filters minimaal een (1) hennepoogst in werking moeten zijn geweest. Het filtermateriaal (…) erg vervuild. Dit blijkt onder andere uit het feit dat op de contact plaatsen tussen de touwen en koolstoffilters geen vervuiling is aangetroffen.
Op de vloer in de hennepkwekerij zijn natte afvalbladeren en droge resten van hennepplanten aangetroffen. kennelijk afkomstig van een eerdere hennepoogst.
De aangetroffen armaturen ten behoeve van de assimilatielampen waren voorzien van een dikke laag stof (…)
Ook is geconstateerd dat het aanwezige irrigatiesysteem en de aanwezige kweekpotten voorzien waren van een dikke laag kalk (…)
De in de hennepkwekerij aanwezige hennepplanten waren ongeveer 69 dagen oud.(…)“
4.1.4.
Bij brief van 28 mei 2010 heeft Stedin [appellant] aansprakelijk gesteld voor schade geleden tengevolge van het – kort gezegd - afnemen van niet geregistreerde elektriciteit en de kosten van afsluiting en herstel van de aansluiting. [appellant] werd daarbij gesommeerd om binnen zeven dagen een bedrag van € 9.015,79 te betalen.
4.1.5.
[appellant] heeft niet aan die sommatie voldaan.
4.2.1.
Stedin heeft [appellant] gedagvaard en gevorderd [appellant] (uitvoerbaar bij voorraad) te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 9.015,78, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 17 mei 2010 en buitengerechtelijke incassokosten van € 768,-- en proceskosten. Stedin heeft haar vordering als volgt gespecificeerd en onderbouwd.
Uitgaande van de leeftijd van de aangetroffen planten (69 dagen) en één voorafgaande teelt (70 dagen) is gedurende 139 dagen illegaal elektriciteit afgenomen ten behoeve van de hennepkwekerij. Terugrekenend vanaf moment van ontdekking beslaat dat de periode 29/12/09-17/5/10. Het daaraan gekoppelde verbruik is 20.016 kWh en het schadebedrag is
€ 2.538,03.
Daarnaast is al langer illegaal elektriciteit afgenomen, hetgeen blijkt uit het feit dat de ijkverzegeling is verbroken en de geregistreerd afgenomen elektriciteit veel lager is dan de werkelijk afgenomen elektriciteit. Die werkelijk afgenomen elektriciteit heeft Stedin herberekend waarbij is uitgegaan van het reguliere verbruik op basis van de bekende historische verbruiken en waarbij de zogenaamde “Rietbroek methode” is gehanteerd, waarbij rekening wordt gehouden met de graaddagen en bepaalde wegingsfactoren. Stedin is er daarbij van uitgegaan dat de meter in de periode 5/1/05-1/1/08 correct heeft gefunctioneerd, omdat de laatste door [appellant] voorafgaand aan de laatste jaarafrekening (van 2 augustus 2009) opgegeven meterstand, die per 1 januari 2008 betrof. De periode van herberekening beslaat daarom het tijdvak 2/1/08-17/5/10. Over die periode is 46.431 kWh (97.671-51.239; zie het in r.o. 4.1.3 aangehaalde frauderapport) ongeregistreerd afgenomen. Het daaraan gekoppelde schadebedrag is € 5.387,18.
Resumerend heeft Stedin gevorderd: verbruik 29/12/09-17/5/10 € 2.538,03
verbruik 2/1/08-17/5/10 € 5.387,18
kosten meter € 94,09
kosten ontoelaatbaar handelen
€ 996,48
€ 9.015,78
4.2.2.
Na re- en dupliek (er heeft geen comparitie van partijen plaatsgevonden) heeft de kantonrechter bij het bestreden vonnis van 3 april 2012 de vorderingen van Stedin grotendeels toegewezen. Alleen de ingangsdatum van de wettelijke rente werd op 5 juni 2010 gesteld en de buitengerechtelijke kosten werden afgewezen.
Kort samengevat oordeelde de kantonrechter daartoe als volgt. De vordering van Stedin met betrekking tot de niet geregistreerde en ten behoeve van de hennepkwekerij afgenomen energie (periode 29/12/09-17/05/10) is onvoldoende gemotiveerd door [appellant] betwist. Voor wat betreft de vordering met betrekking tot de periode 2/1/08-17/5/10 oordeelde de kantonrechter dat [appellant] niet ontkend heeft dat het ijkzegel is verbroken, dat dan manipulatie mogelijk is, dat indien niet gemanipuleerd zou zijn, de hoeveelheid herberekende elektriciteit (nagenoeg) gelijk zou zijn aan de geregistreerde en in rekening gebrachte elektriciteit, dat dat hier niet het geval is, dat de herberekening met behulp van de wetenschappelijk verantwoorde Rietbroek methode is verricht en dat het verweer van [appellant], dat zijn verbruik vanaf 2007 fors is gedaald door vervanging van elektrische verwarming door een houtkachel, onvoldoende onderbouwd is. In dit verband oordeelde de kantonrechter dat weliswaar uit de overgelegde meterstanden blijkt dat het verbruik in 2007 aanmerkelijk lager was dan dat in 2005 en 2006, maar dat [appellant] niet heeft aangetoond dat dat lagere gebruik zich in de jaren 2008, 2009 en gedeeltelijk 2010, heeft voortgezet. Het had volgens de kantonrechter op de weg van [appellant] gelegen om het door hem gestelde lagere verbruik in 2010 (na mei) en 2011 met een jaarrekening te onderbouwen.
4.3.1.
[appellant] is tijdig van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Hij heeft vernietiging van dit vonnis gevorderd met veroordeling van Stedin in de kosten van het geding.
Waar [appellant] in eerste aanleg zijn verweer hoofdzakelijk beperkte tot de betwisting van illegale afname van elektriciteit en van de juistheid van de herberekening door Stedin, heeft hij in hoger beroep ook betwist dat tussen hem en Stedin een overeenkomst is gesloten. Dat is onderwerp van grief 1.
De tweede grief is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat de algemene voorwaarden van Stedin van toepassing zijn.
Met de derde grief heeft [appellant] bezwaar gemaakt tegen het oordeel van de kantonrechter dat vaststaat dat illegaal elektriciteit is afgenomen ten behoeve van de hennepkwekerij.
De vierde grief is gericht tegen de toewijzing van de vordering over de periode 29/12/09 – 17/05/10 en de vijfde grief is gericht tegen de toewijzing van de vordering van Stedin over de periode van 2/1/08 – 17/5/10.
De zesde grief is gericht tegen de veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
4.3.2.
Op het eerste gezicht lijkt het of de periode 19/12/09-17/5/10 dubbel is gerekend. Het hof begrijpt echter de vordering van Stedin aldus dat zij over de periode 2/1/08-17/5/10 heeft berekend hoeveel elektriciteit ongeregistreerd is afgenomen uitgaande van normaal gebruik, dus zonder rekening te houden met het verbruik ten behoeve van de hennepkwekerij in de periode 29/12/09-17/5/10. Dat laatstgenoemde verbruik heeft zij daarom apart berekend en bij eerstgenoemd verbruik opgeteld. Blijkens zijn verweer heeft [appellant] dit ook zo begrepen.
Overeenkomst Stedin-[appellant]? Grief 1
4.4.1.
[appellant] heeft aangevoerd dat een overeenkomst met de leverancier van de energie nog niet betekent dat ook met de netbeheerder, die voor het transport van de energie zorgt, een overeenkomst is gesloten. Volgens [appellant] leidt evenmin het feit dat feitelijk van dat transport gebruik wordt gemaakt tot de conclusie dat met de netbeheerder een overeenkomst tot stand is gekomen. Bovendien stond ten tijde van de ontdekking van de hennepkwekerij de overeenkomst met de leverancier van energie op naam van zijn echtgenote, aldus [appellant]. [appellant] heeft zich beroepen op een aantal uitspraken van enkele gerechtshoven – waaronder een uitspraak van dit hof uit 2008 - en van de rechtbank Maastricht.
Voorts heeft [appellant] aangevoerd dat hij het deel van de loods waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, met ingang van december 2009 aan de heer [huurder] (hierna:”[huurder]) had verhuurd, dat [huurder] het feitelijk gebruik over dat deel van de loods had en dat hij, [appellant], zich niet met de hennepkwekerij heeft bezig gehouden en evenmin met diefstal van elektriciteit. Evenmin kan worden gezegd dat [appellant] onvoldoende maatregelen zou hebben getroffen om energiefraude te voorkomen. Zo heeft hij regelmatig toezicht gehouden op het gehuurde en bij aanvang van de huur heeft hij het gehuurde nog bezocht en toen was er geen sprake van het kweken van hennepplanten. Er is ten behoeve van de hennepkwekerij niet illegaal stroom afgenomen. En als dat al anders zou zijn, dan is van onrechtmatig handelen van [appellant] geen sprake, nu hij niets van de hennepkwekerij afwist. Er rust op hem als eigenaar immers niet een soort risicoaansprakelijkheid, aldus [appellant].
4.4.2.
Stedin heeft aangevoerd dat de overeenkomst terzake van de levering van energie op naam van [appellant] staat en dat zijn echtgenote kennelijk voor hem heeft getekend. Ook op werkbonnen die in verband met diverse storingen zijn opgemaakt, staat [appellant] als contractant vermeld. Omdat [appellant] al vanaf 1987 eigenaar is van de betreffende panden, moet hij volgens Stedin destijds wel een aansluiting voor gas en elektriciteit hebben aangevraagd. In zo’n aanvraagformulier werd ook verwezen naar de toepasselijke algemene voorwaarden. Levering van elektriciteit zonder een transportovereenkomst te sluiten met de netbeheerder was toen ook al niet mogelijk, aldus Stedin.
4.4.3.
Het hof oordeelt als volgt.
Wat er ook zij van de uitspraken waarnaar [appellant] heeft verwezen, dit hof heeft in diverse uitspraken van latere datum dan 2008 (bv. 25 mei 2010, LJN BO7438 en 20 december 2011, LJN BW6188) geoordeeld dat door de feitelijke afname van elektriciteit de afnemer bij de netbeheerder het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat hij een aansluit- en transportovereenkomst met de netbeheerder heeft willen aangaan en is aangegaan. Het hof overwoog in die zaken nader dat een dergelijke overeenkomst ook haar grondslag vindt in de artikelen 23 en 24 van de Elektriciteitswet waarin – samengevat - wordt bepaald dat de netbeheerder verplicht is om op verzoek te voorzien in een aansluiting op het netwerk en in het transport van elektriciteit. De afnemer kan immers slechts elektriciteit afnemen door gebruikmaking van een aansluiting op het door de netbeheerder beheerde elektriciteitsnet, terwijl ook de levering van elektriciteit door de elektriciteitsleverancier slechts mogelijk is door middel van transport door de netbeheerder. Door de feitelijke afname van elektriciteit via de door de netbeheerder ter beschikking gestelde aansluiting is derhalve impliciet een overeenkomst tussen de netbeheerder en de afnemer tot stand gekomen.
4.4.4.
In het onderhavige geval is dit niet anders. [appellant] heeft niet betwist dat hij sinds 1987 op [adres] elektriciteit heeft afgenomen. Blijkens zijn eigen stellingen (akte d.d. 19 maart 2012 p. 1) werden de overeenkomsten met de leveranciers van energie soms door hem en soms door zijn echtgenote getekend. Verder blijkt uit een door [appellant] overgelegde productie (prod. 12 bij genoemde akte) dat [appellant] in 2008 aan Eneco NetBeheer (rechtsvoorganger van Stedin) een offerte heeft gevraagd voor de vervanging van hoofdveiligheden in de meterkast in verband met het wijzigen van de aansluitcapaciteit. Blijkens [appellant] eigen stellingen (derde pagina voornoemde akte) heeft hij het geoffreerde bedrag betaald en zijn de werkzaamheden enkele dagen later door Eneco verricht. [appellant] heeft evenmin betwist dat hij jaarrekeningen heeft ontvangen. Op de jaarrekeningen plegen ook de transportkosten te worden vermeld.
De conclusie is dat tussen [appellant] en Stedin (impliciet) een overeenkomst is gesloten met betrekking tot het transport van elektriciteit naar [adres] en de energie-aansluiting aldaar, waardoor het voor [appellant] mogelijk werd om elektriciteit af te nemen.
4.4.5.
Ook de verweren van [appellant] dat hij voldoende toezicht op het verhuurde heeft gehouden, dat hij niet van de hennepkwekerij heeft afgeweten en dat geen risico-aansprakelijkheid mag worden aangenomen, stranden. Het hof merkt op dat Stedin heeft betwist dat [appellant] het betreffende gedeelte van de loods had verhuurd. [appellant] heeft die betwisting niet weerlegd. [appellant] heeft niet uitdrukkelijk betwist dat de ijkverzegeling in de meetinrichting is verbroken (zie bv mvg tiende bladzijde onderaan). Wel heeft hij in zijn laatste akte aangevoerd (laatste pagina onderaan) dat niet is uit te sluiten dat de ijkzegels niet verbroken waren, omdat volgens hem de monteur dat dan bij de op 5 maart 2008 uitgevoerde werkzaamheden zou hebben gezien. [appellant] oppert in dat verband ook nog dat de monteur toen wellicht vergeten is nieuwe zegels aan te brengen. Stedin heeft echter in haar akte van 7 februari 2012 reeds opgemerkt dat het bij de zegels welke de monteur na diens werkzaamheden had moeten terugplaatsen niet ging om de zegels van de meter, maar om de zegels van de hoofdaansluitkast. Stedin heeft er voorts op gewezen dat de monteurs die worden ingeschakeld om hoofdzekeringen te vervangen en meterstanden op te nemen niet geoutilleerd zijn om dergelijke fraudegevallen te constateren.
[appellant] heeft nog de mogelijkheid geopperd dat de ijkverzegeling door ouderdom is verbroken. Hij heeft dit echter op geen enkele wijze nader geadstrueerd; hij heeft geen feiten en omstandigheden genoemd welke dit in dit concrete geval plausibel maken en ook niet in zijn algemeenheid feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit naar voren komt dat het in de praktijk inderdaad mogelijk is dat zegels door loutere veroudering defect of kwijt raken.
[appellant] heeft niet betwist dat in geval van verbreking van de ijkverzegeling de mogelijkheid bestaat dat de afname van elektriciteit niet correct wordt geregistreerd. (Iets anders is dat [appellant] wel heeft betwist dat dat ook is gebeurd. Dat komt later, bij bespreking van de overige grieven aan de orde.)
4.4.6.
Uit de overeenkomst met Stedin vloeit – los van de al dan niet toepasselijkheid en/of geldigheid van algemene voorwaarden – de algemene verplichting van [appellant] voort om een juiste registratie van het verbruik van elektriciteit mogelijk te maken (hierna aangeduid als “de zorgplicht”). Indien blijkt dat de meetinrichting niet (meer) betrouwbaar is, bijvoorbeeld doordat – zoals in dit geval - zegels zijn verbroken, leidt dat in beginsel tot het oordeel dat de contractant, [appellant], zijn zorgplicht heeft geschonden. Dat kan anders zijn indien de contractant terzake geen verwijt kan worden gemaakt. Anders gezegd, indien sprake is van overmacht. Het is aan [appellant] om dat te stellen en zonodig te bewijzen. [appellant] heeft daartoe echter enkel aangevoerd dat hij niet degene is geweest die de verzegeling heeft verbroken. Ook indien het hof hem daarin zou volgen, dan nog staat dat aan zijn verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid niet in de weg; overmacht levert dat niet op.
Afgezien van de onvoldoende nader onderbouwde suggestie dat de verzegeling louter door ouderdom zou kunnen zijn verbroken heeft [appellant] geen concrete en voor bewijs vatbare feiten en omstandigheden aangevoerd welke, indien vast staand, tot de conclusie kunnen leiden dat hem van die verbreking van de verzegeling geen verwijt kan worden gemaakt
4.4.7.
Ook als moet worden aangenomen dat [appellant] niet van de hennepkwekerij heeft geweten, staat dat niet aan zijn aansprakelijkheid jegens Stedin in de weg. [appellant] heeft immers niets gesteld waaruit zou kunnen worden afgeleid dat hij ondanks de vaststaande verbreking van de ijkverzegeling, toch zorgvuldig met de meetinrichting is omgegaan.
Vaststaat dat de loods uit twee gedeelten bestond en dat [appellant] een deel zelf in gebruik had en dat de kwekerij is aangetroffen in het andere gedeelte. Niet is betwist dat de kwekerij tenminste circa 69 dagen in gebruik is geweest. Nu de loods zich in de nabijheid van het woonhuis van [appellant] bevindt en hij zelf het andere gedeelte van de loods in gebruik had brengt het feit dat hij de hennepkwekerij niet heeft opgemerkt reeds mee dat hij aan zijn zorgplicht onvoldoende invulling heeft gegeven . Andere omstandigheden die aan zijn aansprakelijkheid in de weg zouden staan, zijn niet door [appellant] gesteld en evenmin gebleken.
Grief 1 slaagt niet.
Algemene voorwaarden Stedin. Grief 2
4.5.
Of de algemene voorwaarden van Stedin wel of niet toepasselijk zijn c.q. vernietigbaar zijn kan in het midden blijven. Op [appellant] rust als contractant van Stedin hoe dan ook een zorgplicht (vgl. r.o. 4.4.6) onafhankelijk van de vraag of tevens algemene voorwaarden gelden waarin die zorgplicht (ook) is omschreven. In geval van schending door de contractant van die zorgplicht, is de contractant aansprakelijk voor schade van de netbeheerder tengevolge van de afname van niet geregistreerde energie. Daaronder valt ook schade die bestaat uit kosten die de netbeheerder heeft moeten maken om – kort gezegd – de frauduleuze situatie weer ongedaan te maken.
Voorzover [appellant] deze grief ook bedoeld heeft als betwisting van deze door Stedin gevorderde kosten (kosten meter en kosten “ontoelaatbaar handelen”; kosten die Stedin stelt te hebben moeten maken in verband met de fysieke en administratieve afhandeling van de hennepkwekerij en de ontmanteling daarvan), kan deze grief evenmin tot vernietiging van het bestreden vonnis leiden. Stedin heeft aangevoerd dat deze kosten zijn gebaseerd op gemiddelden van de uren die de medewerkers van Stedin bezig zijn met dergelijke dossiers en dat de bedragen forfaitair zijn vastgesteld na jarenlange ervaring op dit gebied. Andere netbeheerders hanteren volgens Stedin eveneens dergelijke tarieven. [appellant] heeft de omvang van deze kosten niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Hij heeft de betwisting van deze kosten immers niet anders gemotiveerd dan door zijn betoog dat hij geen overeenkomst met Stedin heeft gesloten en dat de algemene voorwaarden niet van toepassing zijn c.q. vernietigd moeten worden. Zoals hiervoor (r.o. 4.4.4) is overwogen, wordt het verweer dat geen overeenkomst tot stand is gekomen, verworpen en bestaat, onafhankelijk van eventuele algemene voorwaarden, hoe dan ook aansprakelijkheid voor van de schade tengevolge van energiefraude deel uitmakende kosten.
Grief 2 slaagt niet.
Is illegaal elektriciteit onttrokken ten behoeve van de hennepkwekerij? Is aldus in de periode 29 december 2009 tot en met 17 mei 2010 schade ontstaan ten bedrage van € 2.538,03 aan onttrokken energie en € 996,48 aan bijkomende kosten? Grieven 3 en 4.
4.6.1.
[appellant] heeft aangevoerd dat uit het frauderapport blijkt dat er geen sprake was van een illegale aftakking naar de hennepkwekerij. Volgens [appellant] is de elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij gewoon via de meter afgenomen.
4.6.2.
Stedin heeft betoogd dat grief 3 berust op een verkeerde lezing van het bestreden vonnis, omdat de kantonrechter slechts heeft overwogen dat sprake is van illegale afname van elektriciteit en niet zozeer van een illegale aftakking.
4.6.3.
Inderdaad heeft de kantonrechter zijn oordeel dat illegaal elektriciteit is onttrokken ten behoeve van de hennepkwekerij gegeven in verband met de vaststelling van de verbreking van de ijkverzegeling en van het feit dat in dat geval manipulatie mogelijk is. Voor zover [appellant] met grief 3 betoogt dat ten onrechte is uitgegaan van een illegale aftakking kan die grief dus niet tot vernietiging van het vonnis wijzen. [appellant] heeft echter ook in het algemeen aangevoerd dat geen sprake is van illegale afname van elektriciteit.
4.6.4.
Op de kwestie of de ten behoeve van de hennepkwekerij afgenomen elektriciteit volledig geregistreerd (en in rekening gebracht) is, zal het hof nader ingaan in de overwegingen 4.7.1 en verder..
4.6.5.
Op Stedin rust de bewijslast van haar stellingen dat en hoeveel elektriciteit is afgenomen zonder dat dat is geregistreerd. Eerst bespreekt het hof de vraag hoeveel elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij is verbruikt. Stedin heeft in dit verband aangevoerd dat de aangetroffen planten 69 dagen oud waren. De kantonrechter heeft dit als vaststaand feit aangenomen. [appellant] heeft hier geen grief tegen gericht, zodat dit ook in hoger beroep vaststaat. Datzelfde geldt voor de vaststelling dat een hennepoogst over het algemeen 70 dagen duurt.
4.6.6.
Voorts heeft Stedin gesteld dat er sprake is geweest van een eerdere teelt. Stedin heeft dit gebaseerd op de aangetroffen vervuiling van de koolstoffilters, de dikke laag stof op de armaturen ten behoeve van de assimilatielampen, de dikke laag kalk op het irrigatiesysteem en de kweekpotten en op de – kennelijk afkomstig van een eerdere oogst - aangetroffen natte afvalbladeren en droge resten van hennepplanten. Wat dat laatste betreft heeft [appellant] betoogd dat [huurder] ook elders hennepkwekerijen heeft geëxploiteerd, zodat het denkbaar is dat de aangetroffen restanten afkomstig zijn van elders geoogste planten.
4.6.7.
Daargelaten dat de door [appellant] gestelde verhuur aan [huurder] niet is komen vast te staan, heeft Stedin terecht aangevoerd dat het onwaarschijnlijk is dat restanten van een oogst van de ene hennepkwekerij naar de andere worden vervoerd en achtergelaten. Het hof verwerpt dit – niet nader onderbouwde - verweer van [appellant].
4.6.8.
Daarbij geldt in zaken als de onderhavige het volgende. Het is een feit van algemene bekendheid dat in Nederland energie door middel van verrekening achteraf wordt betaald. Energieleveranciers en netwerkbedrijven maken hiertoe gebruik van (geijkte) meters waarmee de omvang van de energieafname in beginsel wordt bepaald. Deze meters scheppen daarmee een bewijsvermoeden ten gunste van de netwerkbedrijven en elektriciteitsleveranciers. In het geval dat het enige controlemiddel van Stedin (de meetinrichting) niet meer betrouwbaar is tengevolge van de verbreking van de ijkverzegeling en aldus manipulatie mogelijk is geworden en correcte meting dan onmogelijk is gemaakt, mag aan het bewijs van de omvang van de energieafname geen al te zware eisen worden gesteld en mag Stedin volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die de afgenomen hoeveelheid energie voldoende aannemelijk maken.
Indien een gebruiker of degene op wiens naam de elektriciteitsmeter staat geregistreerd de aldus aannemelijk gemaakte energieafname betwist, zal deze daar concrete feiten en gegevens tegenover moeten stellen waaruit blijkt dat van een andere berekening moet worden uitgegaan. Stelt een afnemer of contractant onvoldoende concrete feiten en gegevens, dan blijft in situaties waarin de meter is gemanipuleerd de omstandigheid dat niet precies kan worden vastgesteld over welke periode precies is geteeld voor rekening en risico van de afnemer/contractant en wordt aan het leveren van tegenbewijs niet toegekomen, omdat niet aan de stelplicht is voldaan.
4.6.9.
Hetgeen [appellant] ten aanzien van de berekening door Stedin op basis van de laag stof, de vervuilde koolstoffilters en de kalkaanslag ten verwere heeft gesteld, is beperkt tot algemene stellingen en betwistingen en tot speculaties die op geen enkele manier in concreet opzicht aannemelijk zijn gemaakt. Aan de hiervoor genoemde eis dat dergelijke verweren voldoende concrete feiten en gegevens moeten bevatten (die het voor Stedin mogelijk zouden maken om daar op haar beurt weer concreet op in te gaan) is dus niet voldaan. Het hof verwerpt daarom ook deze verweren.
4.6.10.
Het hof acht dan ook op grond van i) de aangetroffen natte afvalbladeren en droge resten van hennepplanten, ii) de op de armaturen van de assimilatielampen aangetroffen laag stof, iii) de vervuiling van de koolstoffilters, iv) de hoeveelheid kalkaanslag op het irrigatiesysteem en de kweekpotten en het feit dat ii) tot en met iv) over het algemeen aanwijzingen vormen voor eerdere teelten, bewezen dat sprake is geweest van een eerdere teelt.
4.6.11.
Dat betekent dat Stedin terecht uit is gegaan van een periode van 70 (1 teelt) + 69 (leeftijd aangetroffen planten) = 139 dagen gedurende welke elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij is afgenomen. Stedin heeft een schadeberekening gemaakt op basis van dit aantal dagen, het aangetroffen aantal assimilatielampen en overige apparatuur (afzuigmotoren, ventilatoren), de uren gedurende welke de apparatuur ingeschakeld moet zijn geweest, het gemiddeld verbruik van die apparatuur en de energieprijs (prod. 5 inl dv). Stedin heeft aldus berekend dat de hennepkwekerij 20.016 kWh aan elektriciteit heeft verbruikt en dat dat € 2.538,03 aan elektriciteit heeft gekost. Deze berekening is niet, dan wel onvoldoende onderbouwd door [appellant] betwist. Het door Stedin berekende verbruik en het daarbij behorende bedrag aan afgenomen elektriciteit staat daarmee vast.
4.6.12.
Daarmee staat echter nog niet vast dat deze hoeveelheid elektriciteit ongeregistreerd is afgenomen en aldus schade voor Stedin heeft opgeleverd.
Volgens Stedin is deze hoeveelheid afgenomen elektriciteit niet geregistreerd. Volgens [appellant] wel.
Op Stedin rust de bewijslast van haar stelling dat dit verbruik niet geregistreerd is. Het hof zal bij zijn oordeel of dit bewijs geleverd is, de beoordeling van de vijfde grief betrekken.
Is in de periode 2/1/08-17/5/10 elektriciteit afgenomen zonder dat dat geregistreerd is? Grief 5.
4.7.1.
Stedin heeft aangevoerd dat aangenomen kan worden, dat de registratie van het elektriciteitsverbruik gedurende de periode 5/1/05-1/1/08 correct is geweest, dat op basis van het reguliere verbruik en de historisch bekende verbruiken van [adres] in de periode 2/1/08-17/5/10 een hoeveelheid van 97.671 kWh door de elektriciteitsmeter geregistreerd zou moeten zijn, maar dat in die periode slechts 51.239 kWh in rekening is gebracht. Dat laatste is niet door [appellant] betwist, zodat het hof daarvan uitgaat.
4.7.2.
Stedin heeft aangevoerd dat vergelijking van de op de dag van ontdekking van de hennepkwekerij aangetroffen meterstanden met de meterstanden zoals [appellant] die op 21 december 2009 heeft opgegeven, laat zien dat in die periode (21/12/09-17/5/10) 21.553 kWh zou zijn verbruikt. Omdat vaststaat dat in de periode van de hennepkwekerij (29/12/09-17/5/10) 20.016 kWh aan elektriciteit ten behoeve van de kwekerij is afgenomen, zou, indien alle afgenomen elektriciteit geregistreerd zou zijn, buiten de hennepkwekerij slechts 21.553-20.016=1537 kWh zijn verbruikt in een periode van 147 dagen. Dat is hoogst onwaarschijnlijk gelet op het energieverbruik in bijvoorbeeld 2008 (van ruim 29.000 kWh), aldus Stedin.
4.7.3.
[appellant] heeft dit niet weersproken. Wel heeft hij de berekende hoeveelheid ten behoeve van de hennepkwekerij afgenomen elektriciteit betwist, maar, zoals hiervoor is overwogen, is dat verweer verworpen.
Omdat vaststaat dat ten behoeve van de hennepkwekerij 20.016 kWh aan elektriciteit is afgenomen en eveneens dat in de periode 2/1/08-17/5/10 51.239 kWh afgenomen elektriciteit is geregistreerd, zou, indien alle afgenomen elektriciteit zou zijn geregistreerd, in voornoemde periode van ruim 28 maanden, slechts 31.223 kWh elektriciteit zijn verbruikt. Dat lijkt, gelet op het door [appellant] zelf erkende verbruik van ca 30.000 kWh in 2007 (mvg 18), onwaarschijnlijk.
4.7.4.
Het hof acht op grond van het volgende voorshands bewezen dat sprake is geweest van ongeregistreerde afname van elektriciteit:
i. i) vaststaat dat de ijkverzegeling is verbroken;
ii) vaststaat dat dan ongeregistreerd elektriciteitsverbruik mogelijk is;
iii) vaststaat welke hoeveelheid elektriciteit in de periode 2/1/08-17/5/10 is geregistreerd (51.239 kWh);
iv) vaststaat welke hoeveelheid elektriciteit is afgenomen ten behoeve van de hennepkwekerij (20.016 kWh);
v) het is onwaarschijnlijk dat in de sub iii) genoemde periode van 28 maanden slechts 31.223 kWh aan elektriciteit (anders dan ten behoeve van de hennepkwekerij) is verbruikt.
4.7.5.
Er voorshands van uitgaande dat aan [adres] elektriciteit is afgenomen zonder dat dat geregistreerd is, waardoor Stedin schade heeft geleden, dient de omvang daarvan te worden geschat. Hiervoor (r.o. 4.2.1) kwam al aan de orde dat en aan de hand waarvan Stedin die schadeomvang heeft berekend.
4.7.6.
Ook in dit verband geldt hetgeen het hof in r.o. 4.6.8 heeft overwogen. Kort gezegd mag aan het bewijs van de omvang van de ongeregistreerde energieafname geen al te zware eisen worden gesteld en mag Stedin volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die de afgenomen hoeveelheid energie voldoende aannemelijk maken. Naar het voorlopig oordeel van het hof heeft Stedin dit gedaan (r.o. 4.2.1).
4.7.7.
[appellant] heeft aangevoerd dat zijn energieverbruik fors is gedaald door de vervanging in 2007 van elektrische radiatoren door een houtkachel. Inderdaad kan uit de door Stedin overgelegde meterstanden (prod. 9a en 9b cvr) worden afgeleid dat het verbruik in 2007 rond 30.000 kWh bedroeg en dat dat in de jaren voordien rond de 45.000 kWh lag. De kantonrechter heeft dat ook in het bestreden vonnis overwogen (5.5) en partijen hebben dat niet betwist.
4.7.8.
[appellant] heeft verder aangevoerd dat dat verminderde verbruik ook overeenkomt met de berekening door het bedrijf P.H. Elektro Service B.V. (prod. 7 cvd). Volgens dit bedrijf zou het stroomverbruik op jaarbasis met ongeveer 14.000 kWh afnemen na vervanging van de elektrische radiatoren (4 x 2000 watt en 2x 1000 watt) door een houtkachel.
Ook heeft [appellant] een jaarnota d.d. 12 januari 2012 voor de periode van na de ontdekking van de hennepkwekerij overgelegd en foto’s van meterstanden, waaruit volgens hem blijkt dat het totale stroomverbruik over de periode 18 mei 2010 tot 22 november 2012 – een periode van ongeveer twee en een half jaar – 94.375 kWh bedroeg. Volgens [appellant] is dit stroomverbruik weliswaar hoger dan in de jaren 2007, 2008 en 2009, maar nog steeds aanzienlijk lager dan in de periode 2005/2006. Het hogere gebruik in de periode vanaf 18 mei 2010 wordt volgens [appellant] veroorzaakt doordat zijn zoon in een naast het woonhuis van [appellant] gelegen pand is ingetrokken, daar met verbouwingswerkzaamheden is begonnen en er vervolgens met zijn partner is gaan wonen. Het stroomverbruik van dat pand loopt over de meter van [appellant]. Voorts vermeldt de jaarnota ten onrechte als startdatum 3/11/10; dat moet 18/5/10 zijn en dat blijkt ook uit het feit dat als beginstand 0 is vermeld, aldus [appellant].
4.7.9.
Stedin heeft betoogd dat [appellant] van de door hem gestelde energiebesparende maatregelen geen (deugdelijk) bewijs heeft overgelegd. Daarnaast heeft Stedin aangevoerd dat de meterstanden die [appellant] in zijn in de memorie van grieven opgenomen tabel heeft vermeld, vanaf 1/1/08 alle gebaseerd zijn op schattingen dan wel niet als geldig kunnen worden aangemerkt wegens verbreking van de ijkzegels, zodat aan die tabel/getallen geen waarde kan worden gehecht. Verder zijn volgens Stedin de meterstanden per 11 november 2011 evenmin betrouwbaar, aangezien zij blijkens de aanduiding “S” onder het kopje opname, geschat zijn. De meterstanden voor de periode 11/11/11-22/11/12 zijn niet op de overgelegde foto’s af te lezen, aldus Stedin.
4.7.10.
Het hof oordeelt als volgt.
Hoewel Stedin niet is ingegaan op het argument van [appellant] dat op de jaarnota van 12 januari 2012 als beginstand 0 is vermeld, volgt daaruit niet zonder meer dat de op deze nota aangegeven startdatum van 3 november 2010 niet juist is en dat dat 18 mei 2010 moet zijn. Wel ligt het in beginsel op de weg van Stedin om te verklaren dat als beginstand 0 is vermeld in combinatie met de startdatum 3/11/10 en hoe het dan zit met de periode 18/5/10-3/11/10.
Voor wat betreft de door [appellant] overgelegde fotokopieën van foto’s – die inzicht zouden geven in meterstanden over de periode 11/11-11/12 – geldt dat deze dusdanig slecht leesbaar zijn dat het hof daaruit niets kan afleiden.
4.7.11.
De verweren van [appellant] zijn van onvoldoende gewicht om in de weg te staan aan de in r.o. 4.7.4 tot en met 4.7.6 gegeven voorshandse oordelen: het hof acht voorshands bewezen dat aan [adres] in de periode 2/1/08-17/5/10 46.432 kWh (97.671-51.239; zie het in r.o. 4.1.3 aangehaalde frauderapport) + 20.016 kWh aan elektriciteit is afgenomen zonder dat dat geregistreerd is.
De verweren van [appellant] zijn echter wel voldoende concreet om hem tot tegenbewijs tegen deze voorshands bewezen geachte stellingen toe te laten. [appellant] heeft een bewijsaanbod gedaan en zal tot tegenbewijslevering worden toegelaten.
4.8.
De zesde grief is gericht tegen de veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Deze grief heeft in zoverre geen zelfstandige betekenis, dat na beoordeling van de overige grieven zal blijken welke partij in het ongelijk wordt gesteld. Deze partij zal de proceskosten moeten dragen.
4.9.
Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De uitspraak

Het hof:
laat [appellant] toe tot het leveren van tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stellingen dat aan [adres] in de periode 2/1/08-17/5/10 een hoeveelheid van 46.432 + 20.016 kWh aan elektriciteit is afgenomen zonder dat dat geregistreerd is;
bepaalt, voor het geval [appellant] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. Wabeke als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 13 augustus voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun advocaten en de getuige(n) in de periode van 4 tot 12 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [appellant] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. Brandenburg, P.M. Huijbers-Koopman en M.A. Wabeke en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 30 juli 2013.