Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het verloop van de procedure
- de appeldagvaarding van 26 februari 2013 met 19 grieven;
- de conclusie van eis van 12 maart 2013;
- de rolbeslissing van 9 april 2013;
- de akte van [appellante] van 23 april 2013;
- de antwoordakte van [geïntimeerde] van 21 mei 2013 met producties.
2.De verdere beoordeling
primairhem verlof te verlenen tot het te gelde maken van de onroerende zaak, staande en gelegen aan de [perceel] te [plaatsnaam] en [geïntimeerde] te machtigen tot onderhandse verkoop van dit registergoed door makelaar [makelaar] te [vestigingsplaats], althans door een andere door de voorzieningenrechter aan te wijzen makelaar,
subsidiair[appellante] te bevelen mee te werken aan het te gelde maken van de onroerende zaak, door binnen twee weken na betekening van het vonnis een verkoop-
De subsidiaire vordering sub a en de vorderingen sub b, d en e op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.