ECLI:NL:GHSHE:2013:2969

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juli 2013
Publicatiedatum
9 juli 2013
Zaaknummer
20-001427-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk onjuist doen van aangiftes omzetbelasting en feitelijke leidinggeven aan belastingfraude

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juli 2013 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Middelburg. De verdachte, geboren in 1960, werd beschuldigd van het opzettelijk onjuist doen van aangiftes voor de omzetbelasting over verschillende tijdvakken in 2010. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een rechtspersoon, [de B.V.], opzettelijk onjuiste aangiften heeft ingediend, waardoor te weinig belasting werd geheven. De verdachte heeft de aangiften laten doen door zijn boekhouder, maar was zich bewust van de onjuistheid van deze aangiften. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren en de tenuitvoerlegging gelast van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 8 maanden. De beslissing is gebaseerd op de Algemene wet inzake rijksbelastingen en het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De verdachte is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat het bewijs daarvoor onvoldoende was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht

Parketnummer : 20-001427-12
Uitspraak : 9 juli 2013
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 5 april 2012, parketnummer 12-993005-11 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 12-993032-07, in de strafzaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
wonende te [woonplaats], [adres],
waarbij:
  • verdachte ter zake van:
  • opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, en
  • opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd,
werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- de tenuitvoerlegging werd gelast van een voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 8 maanden.
Hoger beroep
De verdachte heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
  • de verdachte zal vrijspreken van de feiten 1 en 2, voor zover betrekking hebbende op het eerste, tweede en derde kwartaal 2010;
  • de verdachte voor de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten voor zover betrekking hebbend op het vierde kwartaal, zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
  • de tenuitvoerlegging zal gelasten van een gedeelte groot 4 maanden van de onder parketnummer 12-993032-07 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, doch in die zin dat deze zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair
De verdediging heeft bepleit:
  • primair dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde;
  • subsidiair dat met een beroep op rechtsdwaling sprake is van afwezigheid van alle schuld;
  • meer subsidiair ten aanzien van de strafoplegging:
  • primair dat de verdediging zich kan vinden in oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht alsmede in een omzetting van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zoals gevorderd door de advocaat-generaal en
  • subsidiair dat als extra bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf elektronisch toezicht zal worden opgelegd.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 29 april 2010 en/of 27 juli 2010 en/of 25 oktober 2010 en/of
28 januari 2011, althans op één of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode van
25 maart 2010 tot en met 28 januari 2011 in de gemeente Goes en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (kwartaal)aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [verdachte] over het/de aangiftetijdvak(ken):
1e kwartaal 2010 (D-013, p. 1 en AH-004, p. 6)
2e kwartaal 2010 (D-013, p. 2 en AH-004, p. 7)
3e kwartaal 2010 (D-013, p. 3 en AH-004, p. 8)
4e kwartaal 2010 (D-013, p. 4 en AH-004, p. 9)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans laten doen, immers heeft/hebben verdachte en zijn medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Goes, in elk geval in Nederland, ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken), in elk geval één of meer tijdvak(ken), -zakelijk weergegeven- (telkens) ten onrechte geen belastbaar bedrag en/of (telkens) een te laag belastbaar bedrag en/of (telkens) geen bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of (telkens) een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
2.
[de B.V.], verder te noemen de B.V., op of omstreeks
29 april 2010 en/of 26 juli 2010 en/of 25 oktober 2010 en/of 28 januari 2011, althans op één of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode van 25 maart 2010 tot en met 28 januari 2011 in de gemeente Goes en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (kwartaal)aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [de B.V.] over het/de aangiftetijdvak(ken):
1e kwartaal 2010 (D-006, p. 1 en AH-003, p. 6)
2e kwartaal 2010 (D-006, p. 2 en AH-003, p. 7)
3e kwartaal 2010 (D-006, p. 3 en AH-003, p. 8)
4e kwartaal 2010 (D-006, p. 4 en AH-003, p. 9)
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan, althans laten doen, immers heeft/hebben de B.V. en haar medeverdachte(n) toen aldaar (telkens) opzettelijk op het/de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Goes, in elk geval in Nederland, ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over genoemd(e) aangiftetijdvak(ken), in elk geval één of meer tijdvak(ken), -zakelijk weergegeven- (telkens) ten onrechte geen belastbaar bedrag en/of (telkens) een te laag belastbaar bedrag en/of (telkens) geen bedrag aan verschuldigde omzetbelasting en/of (telkens) een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven, terwijl dat/die feit(en) (telkens) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) opdracht heeft gegeven en/of aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewijs [1]
1.
De ambtsedige verklaring Omzetbelasting, met bijlagen voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Over de tijdvakken 1e t/m 4e kwartaal 2010 zijn de aangiften omzetbelasting betreffende
[verdachte], sofinummer [sofinummer], binnengekomen met behulp van een softwarepakket op de computersystemen van de Belastingdienst door tussenkomst van [het administratiekantoor] te [woonplaats].
De gegevens die op de door/namens belastingplichtige ingediende aangiften zijn vermeld voeg ik als bijlagen bij deze verklaring. Tevens heb ik een vertaaltabel bijgevoegd om de gegevens te kunnen lezen.
Datum/tijdstip ontvangen aangiften:
Ond. Ref.nr Tijdvak Ontvangen op
OB [referentienummer] 4e kw. 2010 28-01-2011 10:56 u. via software
verstuurd: 28-01-2011 10:56
ontvangen: 29-01-2011 16:00
OB-nummer Tijdvak
[sofinummer] 201030
Ontvangen bericht
RFF + OBN:[sofinummer]
DTM+ATV:201030
CTA++:[de boekhouder]
TXC+401
MOA+O11:0
MOA+O12:0
MOA+O41:0
MOA+O42:0
TXC+450
MOA+O51:0
MOA+O52:0
MOA+O50:0
vertaal-tabel
TXC
401
Binnenland
MOA
O11
omzet/waarde/vergoeding van verrichte leveringen/diensten belast met hoog tarief
O12
omzet/waarde/vergoeding van verrichte leveringen/diensten belast met laag tarief
O41
omzetbelasting over verrichte leveringen/diensten belast met hoog tarief
O42
omzetbelasting over verrichte leveringen/diensten belast met laag tarief
TXC
450
Berekening totaal
MOA
O51
totaal omzetbelasting
O52
Voorbelasting
O50
totaal te betalen/terug te vragen omzetbelasting [2]
2.
De ambtsedige verklaring van [ambtenaar 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb kennis genomen van de processen-verbaal inzake [verdachte] en [de B.V.] te [woonplaats]. Uit het proces-verbaal inzake [verdachte] blijkt het volgende:
[verdachte] heeft op 30 december 2010 drie facturen uitgereikt aan [bedrijf 1] voor een totaalbedrag van € 255.155 plus € 48.479 aan omzetbelasting. Volgens het
proces-verbaal heeft [verdachte] gedurende 2010 de volgende vooruitbetalingen ontvangen:
  • e kwartaal: € 23.000,-
  • e kwartaal: € 117.500,-
  • e kwartaal: € 103.000,-
  • e kwartaal: € 60.000,-
[verdachte] is de omzetbelasting die begrepen is in deze vooruitbetalingen verschuldigd op het tijdstip waarop hij de vooruitbetaling heeft ontvangen. Op het tijdstip waarop [verdachte] de factuur uitreikt, wordt hij de omzetbelasting verschuldigd die begrepen is in het bedrag dat hij op dat tijdstip in rekening brengt maar nog niet heeft ontvangen. De in een tijdvak verschuldigd geworden omzetbelasting moet op aangifte worden voldaan. Dat betekent dat
het volgende bedrag aan omzetbelasting in zijn aangifte had moeten vermelden en op die aangifte had moeten voldoen:
- 4 e kwartaal: € 9.579. [3]
3.
De ambtsedige verklaring Omzetbelasting, met bijlagen, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Over de tijdvakken 1e t/m 4e kwartaal 2010 zijn de aangiften omzetbelasting betreffende
[de B.V.], sofinummer[sofinummer], binnengekomen met behulp van een softwarepakket op de computersystemen van de Belastingdienst door tussenkomst van [het administratiekantoor] te [woonplaats].
De gegevens die op de door/namens belastingplichtige ingediende aangiften zijn vermeld voeg ik als bijlagen bij deze verklaring. Tevens heb ik een vertaaltabel bijgevoegd om de gegevens te kunnen lezen.
Datum/tijdstip ontvangen aangiften:
Ond. Ref.nr Tijdvak Ontvangen op
OB [referentienummer] 4e kw. 2010 28-01-2011 10:56 u. via software
verstuurd: 28-01-2011 10:56
ontvangen: 29-01-2011 16:04
OB-nummer Tijdvak
[sofinummer] 201030
Ontvangen bericht
RFF + OBN:[sofinummer]
DTM+ATV:201030
CTA++:[de boekhouder]
TXC+401
MOA+O11:0
MOA+O12:0
MOA+O41:0
MOA+O42:0
TXC+450
MOA+O51:0
MOA+O52:0
MOA+O50:0
vertaal-tabel
TXC
401
Binnenland
MOA
O11
omzet/waarde/vergoeding van verrichte leveringen/diensten belast met hoog tarief
O12
omzet/waarde/vergoeding van verrichte leveringen/diensten belast met laag tarief
O41
omzetbelasting over verrichte leveringen/diensten belast met hoog tarief
O42
omzetbelasting over verrichte leveringen/diensten belast met laag tarief
TXC
450
Berekening totaal
MOA
O51
totaal omzetbelasting
O52
Voorbelasting
O50
totaal te betalen/terug te vragen omzetbelasting [4]
4.
De ambtsedige verklaring van [ambtenaar 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik heb kennis genomen van de processen-verbaal inzake [verdachte] en
[de B.V.] te [woonplaats]. Uit het proces-verbaal inzake
[de B.V.] blijkt het volgende:
[de B.V.] heeft op 30 december 2010 drie facturen uitgereikt aan [bedrijf 2] voor een totaalbedrag van € 199.440 plus € 37.893 aan omzetbelasting. Volgens het proces-verbaal heeft [de B.V.] gedurende 2010 de volgende vooruitbetalingen ontvangen:
  • e kwartaal: € 7.000,-
  • e kwartaal: € 58.500,-
  • e kwartaal: € 119.000,-
  • e kwartaal: € 52.750,-
[de B.V.] is de omzetbelasting die begrepen is in deze vooruitbetalingen verschuldigd op het tijdstip waarop hij de vooruitbetaling heeft ontvangen. Op het tijdstip waarop [de B.V.] de factuur uitreikt, wordt hij de omzetbelasting verschuldigd die begrepen is in het bedrag dat hij op dat tijdstip in rekening brengt maar nog niet heeft ontvangen. De in een tijdvak verschuldigd geworden omzetbelasting moet op aangifte worden voldaan. Dat betekent dat
het volgende bedrag aan omzetbelasting in zijn aangifte had moeten vermelden en op die aangifte had moeten voldoen:
- 4 e kwartaal: € 8.422. [5]
5.
De verklaring van [de boekhouder], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een schermafdruk uit het omzetbelastingsysteem van de Belastingdienst waarop de gegevens te zien zijn van de elektronisch ingediende aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 ten name van [verdachte].
Ik herken de gegevens betreffende de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 ten name van [verdachte]. Deze aangifte omzetbelasting is ingevuld door [het administratiekantoor] in opdracht van [verdachte].
De aangifte is ingevuld aan de hand van de opmerkingen van [verdachte] dat er niets was over het vierde kwartaal 2010. Hij zei tegen mij dat hij geen rooie rotcent meer had en dat hij alleen maar moest betalen. Ik heb toen nogmaals aan [verdachte] gevraagd wat ik moest doen met de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010. Hij zei mij toen dat ik die aangifte toch maar moest indienen, maar dan nihil. Ik heb toen de aangifte ingediend.
De aangifte omzetbelasting ten name van [verdachte] over het vierde kwartaal 2010 is op
28 januari 2011 ingevuld in [woonplaats], op het kantoor van [het administratiekantoor]. De aangifte omzetbelasting is op 28 januari 2011 door [het administratiekantoor] op elektronische wijze ingediend bij de Belastingdienst.
U vraagt mij of de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 van [verdachte] opzettelijk onjuist en/of onvolledig is ingevuld en vervolgens ingediend bij de Belastingdienst. Er is door [verdachte] gefactureerd aan [bedrijf 1] en de omzet, alsmede de daarover verschuldigde omzetbelasting, zijn niet aangegeven in de ingediende aangifte omzetbelasting ten name van [verdachte] over het vierde kwartaal 2010.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u schermafdrukken uit het omzetbelastingsysteem van de Belastingdienst waarop de gegevens te zien zijn van de elektronisch ingediende aangiften omzetbelasting over het eerste tot en met het vierde kwartaal 2010 ten name van
[de B.V.]
Ik herken deze gegevens, zoals de bedragen, betreffende de aangiften omzetbelasting over het eerste tot en met het vierde kwartaal 2010 ten name van
[de B.V.] Deze aangiften omzetbelasting zijn ingevuld door [het administratiekantoor] in opdracht van [verdachte] namens
[de B.V.]
Deze aangiften omzetbelasting zijn op respectievelijk 29 april 2010, 26 juli 2010,
25 oktober 2010 en 28 januari 2011 ingevuld in [woonplaats], op het kantoor van [het administratiekantoor]. De aangiften omzetbelasting zijn op respectievelijk
29 april 2010, 26 juli 2010, 25 oktober 2010 en 28 januari 2011 door
op elektronische wijze ingediend bij de Belastingdienst.
Vraag verbalisanten:
Wat is uw verklaring voor het feit dat op de aangiften omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 ten name van [bedrijf 2] wel voorbelasting in aftrek werd genomen naar aanleiding van de facturen van [de B.V.], maar dat de verschuldigde omzetbelasting niet werd aangegeven op de aangifte omzetbelasting van
[de B.V.]?
Hiervoor geldt hetzelfde als wat ik eerder heb verklaard ten aanzien van [verdachte] en [bedrijf 1]. Ik verwijs daarnaar. [6]
6.
De verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg van22 maart 2012, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
In het jaar 2010 had ik twee ondernemingen, te weten een BV, genaamd
[de B.V.], en een eenmanszaak genaamd [bedrijf 3]. De BV was mijn bedrijf. Ik was daarvan de enige bestuurder en de feitelijk verantwoordelijke leidinggever.
7.
De verklaring van verdachte, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik ben in januari 2011 naar [de boekhouder] gegaan. Ik heb toen tegen [de boekhouder] gezegd dat ik geen administratie van mijn bedrijven bij me had, omdat er niets meer was en ik er mee stopte. Ik heb tegen [de boekhouder] gezegd dat er voor [verdachte] en [de B.V.] geen aangifte omzetbelasting over het 4e kwartaal 2010 moest worden ingediend, omdat er toch geen geld was. Ik heb aan [de boekhouder] gevraagd hoe het dan verder moest. Vervolgens is er door [de boekhouder] een nihilaangifte omzetbelasting over het 4e kwartaal 2010 ten name van
[verdachte] en [de B.V.] ingediend bij de Belastingdienst. U vraagt mij hoe dit in zijn werk is gegaan. Ik begrijp uw vraag, maar ik kan niet precies zeggen of dat [de boekhouder] met het voorstel is gekomen om een nihilaangifte omzetbelasting in te dienen, of dat ik dat aan hem heb gevraagd.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen aan gehoorde drie verkoopfacturen, gedateerd 30-12-2010, gericht aan
[bedrijf 1] en drie bij [de B.V.] in beslag genomen verkoopfacturen, gedateerd 30-12-2010, gericht aan [bedrijf 2]
Ik heb deze facturen niet aan [de boekhouder] overhandigd, want ik heb mijn hele boekhouding of administratie over het 4e kwartaal niet aan [de boekhouder] overhandigd. De facturen die u mij toont zijn reële facturen. De bedragen op die facturen of eigenlijk voorschotten zijn ook daadwerkelijk aan mij betaald.
Opmerking verbalisanten:
Wij confronteren gehoorde met citaten uit de verklaring van [de boekhouder]. [de boekhouder] heeft over de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 ten name van [verdachte] verklaard:
“De aangifte is ingevuld aan de hand van de opmerkingen van [verdachte] dat er niets was over het vierde kwartaal 2010. Hij zei tegen mij dat hij geen rooie rotcent meer had en dat hij alleen maar moest betalen. Ik had wel een vermoeden dat er toch nog wel activiteiten waren geweest, maar ik wist dat niet zeker. Ik heb toen nogmaals aan [verdachte] gevraagd wat ik dan moest doen met de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010. Hij zei mij toen dat ik die aangifte toch maar moest indienen, maar dan nihil. Ik heb toen toch maar de aangifte ingediend.”
Nu ik dat verhaal van [de boekhouder] zo hoor kan ik zeggen dat dit wel klopt. Ik weet het niet meer precies, maar zo is het wel gegaan. Ik wilde eigenlijk helemaal geen aangifte omzetbelasting meer doen en zodoende is het op een nihilaangifte uitgekomen.
Opmerking verbalisanten:
Wij confronteren gehoorde met citaten uit de verklaring van [de boekhouder]. [de boekhouder] heeft over de onjuistheid/onvolledigheid van de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 ten name van [verdachte] verklaard:
“U vraagt mij of de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 van [verdachte] opzettelijk onjuist en/of onvolledig is ingevuld en vervolgens ingediend bij de Belastingdienst. Dat blijkt van wel. Er is door [verdachte] gefactureerd aan
[bedrijf 1] en de omzet, alsmede de daarover verschuldigde omzetbelasting, zijn niet aangegeven in de ingediende aangifte omzetbelasting ten name van [verdachte] over het vierde kwartaal 2010.”
Dit verhaal klopt. Ik wist op het moment dat [de boekhouder] een nihilaangifte omzetbelasting over het 4e kwartaal 2010 ging indienen dat het een onjuiste aangifte was. Ik wist namelijk dat er wel degelijk omzet in het 4e kwartaal 2010 was geweest. Henk vermoedde het dus wel, maar ik wist het zeker.
Vraag verbalisanten:
Klopt het dat u ook tegen [de boekhouder] heeft gezegd dat hij de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal ten name van [de B.V.] maar moest indienen, maar dan nihil en was dit correct?
Dit klopt. Ik verwijs hiervoor ook naar hetgeen ik eerder m.b.t. de aangifte omzetbelasting ten name van [verdachte] heb verklaard. Dat is op dezelfde wijze gegaan.
Vraag verbalisanten:
Is de aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal ten name van
[de B.V.] opzettelijk onjuist/onvolledig ingediend en wie is hiervoor verantwoordelijk?
Dit is hetzelfde als het verhaal hiervoor. Op het moment dat de nihilaangifte omzetbelasting over het 4e kwartaal 2010 ten name van [de B.V.] werd ingediend wist ik dat het een onjuiste aangifte was. Er was ook in het 4e kwartaal 2010 wel degelijk omzet.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een schermafdruk uit het omzetbelastingsysteem van de Belastingdienst waarop de gegevens te zien zijn van de elektronisch ingediende aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 ten name van [verdachte].
Ik heb dit schermpje nooit gezien, want dit wordt natuurlijk door [de boekhouder] ingevuld. Ik hem met [de boekhouder] afgesproken dat er “0” zou worden ingevuld en op deze afdruk zie ik “0” staan. Dat klopt, want zo is het aangegeven. Deze is dus onjuist ingevuld en ingediend door [de boekhouder] in mijn opdracht.
Opmerking verbalisanten:
Wij tonen u een schermafdruk uit het omzetbelastingsysteem van de Belastingdienst waarop de gegevens te zien zijn van de elektronisch ingediende aangifte omzetbelasting over het vierde kwartaal 2010 ten name van [de B.V.]
Het betreft een aangifte omzetbelasting over het 4e kwartaal 2010 ten name van
[de B.V.], ingevuld en ingediend door [de boekhouder] in mijn opdracht. Er wordt “0” omzet aangegeven. Deze aangifte is eveneens onjuist ingevuld en ingediend, omdat er wel omzet was in het 4e kwartaal 2010. [7]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs

A.

De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het, blijkens zijn inhoud, betrekking heeft.

B.1

Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van het hem onder 1. en 2. ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven –:
  • primair dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ten tijde van het doen van de aangiften het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de ten laste gelegde verboden gedraging;
  • subsidiair dat boekhouder [de boekhouder] schadebeperkend had kunnen adviseren of handelen, aangezien hij ervoor had kunnen kiezen om in plaats van een nihilaangifte geen aangifte te doen, aan welk delict een lagere maximale straf is verbonden.
Voorts heeft de raadsvrouwe met betrekking tot de processen-verbaal van de FIOD van de verhoren van verdachte opgemerkt dat de passages waaruit zou blijken dat verdachte van de hoed en de rand wist, met enige twijfel moeten worden bezien. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
  • verdachte onder enorme psychische druk stond tijdens de verhoren en op een vrij laag intellectueel niveau functioneert, zodat hij mogelijk op vragen waarop hij geen antwoord wist na een uitleg van de verbalisanten heeft geantwoord “dat zal dan wel zo zijn”;
  • de processen-verbaal van de verhoren niet een letterlijke weergave van de verklaringen van verdachte bevatten.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.

B.2

Het hof stelt voorop dat uit het onderzoek ter terechtzitting geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van verdachte zoals afgelegd bij de FIOD zou moeten worden getwijfeld. Hetgeen de raadsvrouwe daaromtrent heeft aangevoerd, kan daaraan niet afdoen.

B.3

Uit de verklaringen van verdachte en [de boekhouder], zoals gebezigd tot het bewijs, kan naar het oordeel van het hof niet anders worden afgeleid dan dat verdachte en [de boekhouder] hebben besproken dat nihilaangiftes zouden worden ingediend voor [verdachte] en
[de B.V.] en dat verdachte daartoe opdracht heeft gegeven. Verdachte wist ten tijde van het doen van de nihilaangiften door [het administratiekantoor] ook dat deze aangiftes onjuist waren. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte aldus opzettelijk de aangifte omzetbelasting ten name van [verdachte] over het 4e kwartaal van 2010 onjuist laten doen.
Voorts heeft [de B.V.] de aangifte omzetbelasting ten name van [de B.V.] over het 4e kwartaal van 2010 onjuist laten doen, aan welke gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.

B.4

In aanmerking genomen dat [de boekhouder] in opdracht van verdachte nihilaangiftes heeft gedaan, kan naar het oordeel van het hof niet worden tegengeworpen dat [de boekhouder] ervoor had kunnen kiezen om geen aangifte te doen. Ten overvloede overweegt het hof dat nog maar de vraag is of het niet doen van aangifte schadebeperkend handelen zou vormen, gelet op bijvoorbeeld de mogelijkheid van oplegging van een naheffingsaanslag en vergrijpboetes.

B.5

Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hierboven genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 1. en 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 28 januari 2011 in Nederland opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een kwartaalaangifte voor de omzetbelasting ten name van [verdachte] over het aangiftetijdvak: 4e kwartaal 2010,
onjuist heeft laten doen, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk op het bij de Belastingdienst in Nederland ingeleverde aangiftebiljet omzetbelasting over genoemd aangiftetijdvak -zakelijk weergegeven- een te laag belastbaar bedrag en een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.
[de B.V.], verder te noemen de B.V., op 28 januari 2011 in Nederland opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een kwartaalaangifte voor de omzetbelasting ten name van [de B.V.] over het aangiftetijdvak:
4e kwartaal 2010, onjuist heeft laten doen, immers heeft de B.V. toen aldaar opzettelijk op het bij de Belastingdienst in Nederland ingeleverde aangiftebiljet omzetbelasting over genoemd aangiftetijdvak -zakelijk weergegeven- ten onrechte een te laag belastbaar bedrag en een te laag bedrag aan verschuldigde omzetbelasting opgegeven, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke bovenomschreven verboden gedraging verdachte feitelijke leiding heeft gegeven.
Partiële vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof in het bijzonder dat het voorhanden bewijs ten aanzien van het eerste, tweede en derde kwartaal van 2010 tekortschiet, met name met betrekking tot het opzet van verdachte.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte

C.1

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep een beroep op rechtsdwaling gedaan. Daartoe heeft de raadsvrouwe aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat verdachte heeft gehandeld in een verontschuldigbare onbewustheid ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de hem verweten gedraging, aangezien hij is afgegaan op het advies van een persoon aan wie zodanig gezag valt toe te kennen dat verdachte in redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies mocht vertrouwen. Hoewel aan dit verweer geen conclusie is verbonden, begrijpt het hof het verweer aldus dat de raadsvrouwe heeft willen betogen dat verdachte niet strafbaar is en om die reden dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.

C.2

Zoals hiervoor overwogen, heeft verdachte de kwartaalaangiftes voor de omzetbelasting opzettelijk onjuist laten doen. Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet aannemelijk geworden dat verdachte daarbij is afgegaan op een advies van zijn boekhouder [de boekhouder]. Het verweer ontbeert derhalve feitelijke grondslag.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.

C.3

Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op
  • de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
  • de mate waarin het vertrouwen dat de fiscale overheid in belastingaangiften als de onderhavige mag stellen door het onder 1. en 2. bewezen verklaarde is geschonden;
  • de mate waarin door het onder 1. en 2. bewezen verklaarde aan de Nederlandse Staat fiscaal nadeel is toegebracht;
  • de omstandigheid dat verdachte de bewezen verklaarde feiten gedurende de proeftijd van een eerdere veroordeling heeft gepleegd.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
  • de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
  • het hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 29 mei 2013 van Reclassering Nederland, opgemaakt door H. van Koot;
  • de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf enerzijds aansluiting gezocht bij de binnen de zittende magistratuur ontwikkelde oriëntatiepunten, dienende als indicatie voor een gebruikelijk rechterlijk straftoemetingsbeleid ten aanzien van fraude. Het hof zal daarbij uitgaan van een benadelingsbedrag van € 18.001,00.
Genoemde oriëntatiepunten geven als indicatie voor de op te leggen straf bij een benadelingsbedrag van € 10.000,00 tot € 70.000,00 een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 tot 5 maanden dan wel een taakstraf.
Anderzijds heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 120 uren tot uitgangspunt genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van het hiervoor genoemde uitgangspunt af te wijken.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie van het functioneel parket van 24 november 2011, tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Middelburg van 2 december 2009 onder parketnummer
12-993032-07 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, van oordeel, dat – nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt – de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast. Het hof heeft in het onderzoek ter terechtzitting geen aanleiding gezien deze straf al dan niet gedeeltelijk om te zetten in een werkstraf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 9, 14g, 22c, 22d, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaartzoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. en 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaartniet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. en 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaarthet bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeeltde verdachte tot een
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis.
Beveeltdat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelastde tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te Middelburg van 2 december 2009, parketnummer 12-993032-07, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. V.M. van Daalen-Mannaerts en mr. E.A.A.M. Pfeil, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 9 juli 2013 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. V.M. van Daalen-Mannaerts is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld – verwezen naar dossierpagina’s betreffende ambtsedige
2.De ambtsedige verklaring, bijlage nr. AH-004, d.d. 28 april 2011, opgemaakt door [ambtenaar 1], ambtenaar Belastingdienst/Centrale Administratie, met bij;lagen, zijnde geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina’s 101, 102, 109 en 111.
3.De ambtsedige verklaring, bijlage nr. AH-011A, d.d. 19 juli 2011, opgemaakt door [ambtenaar 2], ambtenaar van de Belastingdienst, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het
4.De ambtsedige verklaring, bijlage nr. AH-003, d.d. 28 april 2011, opgemaakt door [ambtenaar 1], ambtenaar Belastingdienst/Centrale Administratie, met bijlagen, zijnde geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het Wetboek van Strafvordering, dossierpagina’s 90, 91, 98 en 100.
5.De ambtsedige verklaring, bijlage nr. AH-010A, d.d. 19 juli 2011, opgemaakt door [ambtenaar 2], ambtenaar van de Belastingdienst, zijnde een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef en onder 5 van het
6.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor van een getuige/verdachte, codenr. V3-001, d.d. 28 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden opsporingsambtenaar Belastingdienst/FIOD, dossierpagina’s 56-63.
7.Het ambtsedig proces-verbaal verhoor van een verdachte, codenr. V1-002, d.d. 29 juni 2011, opgemaakt door