Uitspraak
Afdeling strafrecht
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
[verdachte],
- verdachte ter zake van:
- opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd, en
- opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd,
- de verdachte zal vrijspreken van de feiten 1 en 2, voor zover betrekking hebbende op het eerste, tweede en derde kwartaal 2010;
- de verdachte voor de onder 1. en 2. ten laste gelegde feiten voor zover betrekking hebbend op het vierde kwartaal, zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
- de tenuitvoerlegging zal gelasten van een gedeelte groot 4 maanden van de onder parketnummer 12-993032-07 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, doch in die zin dat deze zal worden omgezet in een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair
- primair dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde;
- subsidiair dat met een beroep op rechtsdwaling sprake is van afwezigheid van alle schuld;
- meer subsidiair ten aanzien van de strafoplegging:
- primair dat de verdediging zich kan vinden in oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht alsmede in een omzetting van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf zoals gevorderd door de advocaat-generaal en
- subsidiair dat als extra bijzondere voorwaarde bij de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf elektronisch toezicht zal worden opgelegd.
28 januari 2011, althans op één of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode van
25 maart 2010 tot en met 28 januari 2011 in de gemeente Goes en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (kwartaal)aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [verdachte] over het/de aangiftetijdvak(ken):
29 april 2010 en/of 26 juli 2010 en/of 25 oktober 2010 en/of 28 januari 2011, althans op één of meer tijdstip(en) in of omstreeks de periode van 25 maart 2010 tot en met 28 januari 2011 in de gemeente Goes en/of elders in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk (een) bij de belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (kwartaal)aangifte(n) voor de omzetbelasting ten name van [de B.V.] over het/de aangiftetijdvak(ken):
[verdachte], sofinummer [sofinummer], binnengekomen met behulp van een softwarepakket op de computersystemen van de Belastingdienst door tussenkomst van [het administratiekantoor] te [woonplaats].
proces-verbaal heeft [verdachte] gedurende 2010 de volgende vooruitbetalingen ontvangen:
- e kwartaal: € 23.000,-
- e kwartaal: € 117.500,-
- e kwartaal: € 103.000,-
- e kwartaal: € 60.000,-
het volgende bedrag aan omzetbelasting in zijn aangifte had moeten vermelden en op die aangifte had moeten voldoen:
[de B.V.], sofinummer[sofinummer], binnengekomen met behulp van een softwarepakket op de computersystemen van de Belastingdienst door tussenkomst van [het administratiekantoor] te [woonplaats].
[de B.V.] te [woonplaats]. Uit het proces-verbaal inzake
[de B.V.] blijkt het volgende:
- e kwartaal: € 7.000,-
- e kwartaal: € 58.500,-
- e kwartaal: € 119.000,-
- e kwartaal: € 52.750,-
het volgende bedrag aan omzetbelasting in zijn aangifte had moeten vermelden en op die aangifte had moeten voldoen:
28 januari 2011 ingevuld in [woonplaats], op het kantoor van [het administratiekantoor]. De aangifte omzetbelasting is op 28 januari 2011 door [het administratiekantoor] op elektronische wijze ingediend bij de Belastingdienst.
25 oktober 2010 en 28 januari 2011 ingevuld in [woonplaats], op het kantoor van [het administratiekantoor]. De aangiften omzetbelasting zijn op respectievelijk
29 april 2010, 26 juli 2010, 25 oktober 2010 en 28 januari 2011 door
op elektronische wijze ingediend bij de Belastingdienst.
[de B.V.], en een eenmanszaak genaamd [bedrijf 3]. De BV was mijn bedrijf. Ik was daarvan de enige bestuurder en de feitelijk verantwoordelijke leidinggever.
[verdachte] en [de B.V.] ingediend bij de Belastingdienst. U vraagt mij hoe dit in zijn werk is gegaan. Ik begrijp uw vraag, maar ik kan niet precies zeggen of dat [de boekhouder] met het voorstel is gekomen om een nihilaangifte omzetbelasting in te dienen, of dat ik dat aan hem heb gevraagd.
[bedrijf 1] en drie bij [de B.V.] in beslag genomen verkoopfacturen, gedateerd 30-12-2010, gericht aan [bedrijf 2]
[bedrijf 1] en de omzet, alsmede de daarover verschuldigde omzetbelasting, zijn niet aangegeven in de ingediende aangifte omzetbelasting ten name van [verdachte] over het vierde kwartaal 2010.”
[de B.V.] opzettelijk onjuist/onvolledig ingediend en wie is hiervoor verantwoordelijk?
[de B.V.], ingevuld en ingediend door [de boekhouder] in mijn opdracht. Er wordt “0” omzet aangegeven. Deze aangifte is eveneens onjuist ingevuld en ingediend, omdat er wel omzet was in het 4e kwartaal 2010. [7]
A.
B.1
- primair dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ten tijde van het doen van de aangiften het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de ten laste gelegde verboden gedraging;
- subsidiair dat boekhouder [de boekhouder] schadebeperkend had kunnen adviseren of handelen, aangezien hij ervoor had kunnen kiezen om in plaats van een nihilaangifte geen aangifte te doen, aan welk delict een lagere maximale straf is verbonden.
- verdachte onder enorme psychische druk stond tijdens de verhoren en op een vrij laag intellectueel niveau functioneert, zodat hij mogelijk op vragen waarop hij geen antwoord wist na een uitleg van de verbalisanten heeft geantwoord “dat zal dan wel zo zijn”;
- de processen-verbaal van de verhoren niet een letterlijke weergave van de verklaringen van verdachte bevatten.
B.2
B.3
[de B.V.] en dat verdachte daartoe opdracht heeft gegeven. Verdachte wist ten tijde van het doen van de nihilaangiften door [het administratiekantoor] ook dat deze aangiftes onjuist waren. Naar het oordeel van het hof heeft verdachte aldus opzettelijk de aangifte omzetbelasting ten name van [verdachte] over het 4e kwartaal van 2010 onjuist laten doen.
B.4
B.5
C.1
C.2
C.3
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin het vertrouwen dat de fiscale overheid in belastingaangiften als de onderhavige mag stellen door het onder 1. en 2. bewezen verklaarde is geschonden;
- de mate waarin door het onder 1. en 2. bewezen verklaarde aan de Nederlandse Staat fiscaal nadeel is toegebracht;
- de omstandigheid dat verdachte de bewezen verklaarde feiten gedurende de proeftijd van een eerdere veroordeling heeft gepleegd.
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
- het hem betreffend reclasseringsadvies d.d. 29 mei 2013 van Reclassering Nederland, opgemaakt door H. van Koot;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
12-993032-07 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden, van oordeel, dat – nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt – de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast. Het hof heeft in het onderzoek ter terechtzitting geen aanleiding gezien deze straf al dan niet gedeeltelijk om te zetten in een werkstraf.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagenhechtenis.
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.