Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
[D].
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
Niet in geschil is dat belanghebbende sigaretten voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat deze niet overeenkomstig de bepalingen van de Wet in de accijnsheffing waren betrokken en dat hij sigaretten heeft geleverd in de zin van artikel 3 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: de Wet OB).
- Er zijn sigaretten voor handen geweest. Bekend is dat bij omkering van de bewijslast overtuigend moet worden aangetoond dat en in hoeverre de nageheven belasting te hoog is vastgesteld. Aangevoerd wordt dat de verklaringen van belanghebbende onjuist verwerkt zijn, dat kritisch moet worden gekeken naar de manier waarop het bewijs voor het gehanteerde aantal sigaretten tot stand is gekomen en dat onvoldoende aandacht is besteed aan belanghebbendes eigen berekening van het aantal sigaretten. De opmerking van de verbalisant in het OPV dat een fout is gemaakt in het aantal sloffen en het bedrag per week en dat de winst per week € 225 en niet € 75 moet zijn, is niet met belanghebbende besproken.
- De hele procedure duurt al meer dan zeven jaar, dat moet meegewogen worden in de beslissing van het Hof. Men heeft de zaak te lang laten liggen. Belanghebbende heeft een AOW-uitkering. Uit informeel contact met de Ontvanger is begrepen dat onder andere de onderhavige belastingschulden waarschijnlijk oninbaar zullen worden geleden.
- Aan belanghebbende zijn geen aangiftebiljetten uitgereikt.
- De redenen voor de lange duur van de bezwaarfase liggen aan de zijde van belanghebbende. Na het indienen van het bezwaar heeft de gemachtigde de Inspecteur nimmer gerappelleerd over het verstrekken van gegevens en de termijn voor de aanvulling. De Inspecteur heeft belanghebbende mede in verband met de wijziging van zijn gemachtigde ruimschoots de gelegenheid geboden het bezwaar zoals namens hem verzocht, aan te vullen. De gemachtigde heeft de Inspecteur een keer gemeld een aanvulling te hebben ingezonden, maar daarvan is niets gebleken. Voor een schadevergoeding ziet de Inspecteur geen aanleiding. Het betreft accijnsfraude, dan is sprake van eigen schuld van belanghebbende, je vraagt er zo gezegd om. De Inspecteur verwijst naar het door de staatssecretaris ingestelde cassatieberoep tegen een uitspraak van vorig jaar van het Hof in een KB Lux-zaak waarin een immateriële schadevergoeding aan een belanghebbende is toegekend en sluit bij dat cassatieberoep aan. In deze zaak is de Inspecteur hoogstens aan te rekenen dat na de brief met zijn voornemen van de uitspraak van maart 2010 en de gedane uitspraak van februari 2011 teveel tijd is verstreken. Subsidiair betoogt de Inspecteur dat hooguit een half jaar vertraging in de bezwaarfase hem toe te rekenen is. Dan zou € 500 vergoed kunnen worden.
- Belanghebbende is administratieplichtig, want hij is ondernemer. Hij is regelmatig bevoorraad met sigaretten, drie à vier partijen van 8 tot 10 dozen, zie PV VI-001.
De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4.Gronden
Voorts is volgens belanghebbende onvoldoende rekening gehouden met zijn berekening van het aantal van 110.000 sigaretten, waarover accijns en omzetbelasting kan worden nageheven. Voor die eigen berekening gaat belanghebbende uit van de verkoop van ongeveer drie dozen per maand in de maanden december 2005, januari 2006 en februari 2006 en van gemiddeld een doos per maand in de maanden oktober 2005 en november 2005, zijnde 11 dozen van 50 sloffen met 200 sigaretten, is 110.000 sigaretten. Hierbij acht belanghebbende van belang dat de verkoop van drie dozen per maand enigszins overeenstemt met de door hem overgelegde verkoopcijfers van een tussenhandelaar.
De door belanghebbende aangevoerde grief, dat hij in een rookpauze tijdens één van de verhoren is voorgehouden: ‘Als je meewerkt ben je zo weer thuis …’, is onvoldoende om te concluderen dat in die hier bedoelde zin ongeoorloofde druk is uitgeoefend. Ook de omstandigheid dat belanghebbende medicatie gebruikt en zich af en toe niet goed voelt, zijn daarvoor naar ‘s Hofs oordeel onvoldoende.
In ieder geval heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de verklaringen van belanghebbende zijn verkregen op een wijze die zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht, dat dit gebruik onder alle omstandigheden ontoelaatbaar moet worden geacht.
Het in de eigen berekening wijzigen van de, door de Inspecteur onderbouwde, uitgangspunten van diens berekening van het aantal sigaretten, zonder dat belanghebbende voor deze wijzigingen enige vorm van bewijs levert, is naar het oordeel van het Hof onvoldoende om de berekening van de Inspecteur onredelijk te achten. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende, tegenover de gemotiveerde betwisting van de Inspecteur, met deze eigen berekening niet aannemelijk gemaakt dat de berekening van het aantal van 600.000 sigaretten door de Inspecteur onredelijk hoog is.
5.Beslissing
- bevestigtde uitspraak van de Rechtbank; en
- veroordeeltde Inspecteur tot vergoeding van de door belanghebbende geleden immateriële schade tot een bedrag van € 2.000.