Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
- verklaart het hoger beroep ongegrond, en
- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de heer [belanghebbende] tegen de uitspraak van de Rechtbank Breda, waarin een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2004 is opgelegd. De Inspecteur legde deze navorderingsaanslag op in verband met een hoger gebruikelijk loon. Belanghebbende, die directeur en enig aandeelhouder was van [F] BV, verzocht om ambtshalve vermindering van de aanslag vennootschapsbelasting (Vpb) en om een correctie van het gebruikelijk loon. De Rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in hoger beroep ging bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.
Tijdens de zitting op 8 mei 2013 werd belanghebbende gehoord, samen met zijn gemachtigde en vertegenwoordigers van de Inspecteur. Het Hof oordeelde dat de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrachten dat belanghebbende zich niet meer kon verzetten tegen de opgelegde navorderingsaanslag. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat er geen redenen waren om het griffierecht te vergoeden of om de Staat te veroordelen in de proceskosten. De beslissing werd op 20 juni 2013 uitgesproken, en belanghebbende werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.