GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.083.036/01
arrest van 11 december 2012
Achmea Schadeverzekeringen N.V.,
handelend onder de naam Interpolis,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. B.M. Stroetinga te Eindhoven,
Prorail B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.C. Vergouwen,
op het bij exploot van dagvaarding van 14 februari 2011 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank Breda gewezen vonnissen van 17 maart 2010 en 1 december 2010 tussen appellante – Interpolis – als gedaagde en geïntimeerde – ProRail – als eiseres.
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 212859/HAZA 09-2285)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven met producties heeft Interpolis vier grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot afwijzing van de vorderingen van ProRail en tot restitutie van hetgeen Interpolis uit hoofde van het bestreden vonnis heeft voldaan, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens concludeert zij tot veroordeling van ProRail in de proceskosten in beide instanties.
2.2. Bij memorie van antwoord met één productie heeft ProRail de grieven bestreden.
2.3. Partijen hebben daarna de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4.1. In overweging 3.1. van het bestreden vonnis van 1 december 2010 heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. Hiertegen zijn geen grieven gericht, zodat deze feiten ook het hof tot uitgangspunt strekken. Voorts staan nog enkele andere feiten als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Voor de leesbaarheid van dit arrest zal het hof hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
4.1.1.ProRail is economisch eigenaar van de hoofdspoorweginfrastructuur in Nederland en beheert die infrastructuur uit hoofde van een door de Minister van Verkeer en waterstaat verleende concessie. Ingevolge die concessie dient ProRail te zorgen voor de kwaliteit, betrouwbaarheid en beschikbaarheid van die infrastructuur.
4.1.2.In de nacht van 12 op 13 januari 2008 heeft brand gewoed in een door [Exploitatie] Exploitatie BV (hierna: [Exploitatie]) geëxploiteerde voormalige tennishal te [vestigingsplaats]. Die brand is ontstaan in een naastgelegen pand van een ander bedrijf. Bij de brand is asbest vrijgekomen dat onder meer terecht is gekomen in de nabijgelegen woonwijk, op het treinstation [vestigingsplaats] en op het spoor [spoor] ter hoogte van het station. Als gevolg van de asbestverontreiniging was treinverkeer ter plaatse niet mogelijk.
4.1.3.Tussen [Exploitatie] en Interpolis gold ten tijde van de brand een zogenaamde Bedrijven Compact Polis MKB. Onderdeel van die polis is een milieuschadeverzekering (hierna: MSV) op grond waarvan milieuschade bij brand gedekt is. De toepasselijke polisvoorwaarden (prod. 11 bij dagvaarding in eerste aanleg) die betrekking hebben op deze MSV (hoofdstuk 7, paragraaf 1) bevatten een derdenbeding dat derden onder bepaalde voorwaarden aanspraken geeft op vergoeding onder de MSV.
De polisvoorwaarden luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
Paragraaf 0
Algemeen deel milieu
Omvang van de verzekering
(…)
Meeverzekerde kosten
Binnen de grenzen van het verzekerd bedrag zijn meeverzekerd:
• expertisekosten
• bereddingskosten
• kosten van preventieve opruiming;
• kosten van herstel van beschadiging van bestrating en beplanting, als de beschadiging is veroorzaakt door de sanering;
• kosten die noodzakelijk gemaakt worden om de sanering te kunnen uitvoeren. Hieronder worden ook verstaan de kosten van hulpconstructies;
• kosten van herstel van schade die een noodzakelijk gevolg is van de sanering. Hieronder worden ook verstaan de kosten afbraak en herbouw;
• kosten van herstel of vervanging van ondergrondse pijpen, leidingen en/of kabels die als gevolg van de verontreiniging beschadigd zijn;
• kosten in verband met het opruimen en afvoeren van asbest en daarmee verontreinigde materialen.
(…)
Uitsluitingen
(…)
3 Gedrag van de verzekerde
De verzekering geeft geen dekking:
• Als de verzekerde een verplichting die hij volgens de verzekering heeft, niet is nagekomen en hij ons daardoor in een redelijk belang heeft geschaad;
(…)
Saneringsbepalingen
Regeling van sanering
De verzekerde die in de van toepassing zijnde dekking bedoeld wordt achter de eerste ‘bullet’ onder ‘Verzekerde’, dan wel de betreffende derde belast zich met de voorbereiding en regeling van de sanering. Hij houdt zich daarbij aan onze aanwijzingen. Er mag pas tot sanering worden overgegaan nadat wij het saneringsplan hebben goedgekeurd.
(…)
Paragraaf 1
Milieudekking basis, Milieudekking uitgebreide evenementen, Milieudekking top
(…)
Omvang van de verzekering: schade van derden
Derdenbeding
Deze verzekering geldt ook voor derden. Pas als u als verzekeringnemer schriftelijk een desbetreffende verklaring tegenover ons hebt afgelegd, ontstaan voor derden aanspraken op vergoeding onder deze verzekering.
Omschrijving van de dekking
Wij verzekeren de schade die door derden is geleden voor zover de schade bestaat uit:
• kosten van sanering van een locatie waarbij het in het belang van een derde is dat de locatie behouden blijft. Deze bepaling geldt alleen als de derde dat belang heeft:
- of uit hoofde van eigendom
- of uit hoofde van een ander zakelijk recht;
- of omdat hij risico draagt voor het behoud van de locatie;
• kosten en/of schade van die derde die het gevolg zijn van de sanering;
• andere zaakschade van een derde die is voorgevallen buiten de verzekerde locatie, inclusief de schade die eruit voortvloeit.
Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
(…)
Extra meeverzekerde kosten
Naast de in het algemeen deel vermelde meeverzekerde kosten zijn binnen de grenzen van het verzekerd bedrag eveneens meeverzekerd de kosten van herstel of vervanging van ondergrondse pijpen, leidingen en/of kabels die als gevolg van de verontreiniging beschadigd zijn.
(…)
Verplichtingen voor derden
Voor de derde die aanspraak maakt op de dekking van deze verzekering, gelden vanzelfsprekend dezelfde verplichtingen als voor de verzekerde.
(…)”
4.1.4.Onder leiding van de burgemeester van de gemeente Twenterand (hierna: de gemeente) is direct na de brand een crisisteam ingesteld. In opdracht van het crisisteam heeft asbestsaneerder [asbestsaneerder] BV (hierna: [asbestsaneerder]), bijgestaan door het asbestonderzoeksbureau RPS Advies BV (hierna: RPS), op 13 januari 2008 een aanvang gemaakt met het opruimen van het asbest in het besmette gebied, waaronder het asbest dat op het spoor terechtgekomen was. RPS heeft een plan van aanpak opgesteld voor de sanering van het vrijgekomen asbest (schriftelijk vastgelegd op 17 januari 2008, prod. 1 bij memorie van grieven, hierna: het eerste plan van RPS), terwijl RPS na de sanering een zogenaamde “vrijgave” diende te geven. Interpolis was als verzekeraar van [Exploitatie] betrokken bij de sanering. Interpolis heeft het eerste plan van RPS goedgekeurd. De belangen van ProRail bij de sanering zijn behartigd door Spectrum HSE Technology (hierna: Spectrum).
4.1.5.Tijdens de sanering van het gebied is het spoor op 17 januari 2008 afgedekt met worteldoek (geotextiel), voorzien van schone ballast. Hierdoor is de sanering van het spoor uitgesteld en werd het mogelijk om het treinverkeer ter plaatse te hervatten.
4.1.6.RPS heeft een tweede plan van aanpak opgesteld ter sanering van het spoor (gedateerd 3 maart 2008, hierna: het tweede plan van RPS, prod. 2 bij dagvaarding in eerste aanleg), gebaseerd op een eveneens begin maart 2008 gemaakt plan van aanpak van Spectrum.
4.1.7.Bij brief van 12 maart 2008 heeft ProRail [Exploitatie] aansprakelijk gesteld voor de door haar in verband met de sanering geleden schade.
4.1.8.Een e-mailbericht van 8 april 2008 van [medewerker van Interpolis] (hierna: [medewerker van Interpolis]) van Interpolis aan [medewerker van Prorail] (hierna: [medewerker van Prorail]) van ProRail (prod. 17 bij faxbericht van 10 juni 2010 van mr Van Weering aan rechtbank Breda, hierna: het e-mailbericht van [medewerker van Interpolis]) luidt, voor zover hier van belang:
“(…) Wij zijn bezig met het opstellen van de laatste kosten van de sanering. Indien dit bekend is zullen wij deze kosten uitkeren aan het saneringsbedrijf, welke in opdracht van onze verzekerde, de werkzaamheden heeft uitgevoerd. Zoals gezegd vallen hier alle kosten onder die vanaf maandagmiddag 13.00 uur zijn gemaakt en onder het plan van aanpak van RPS vallen. Dit zijn ook de spoorbaan en de terreinen van NS. De schade is bij Interpolis bekend onder schadenummer (…). Onze verzekerde is [Exploitatie] (…)
Met vriendelijke groet,
[medewerker van Interpolis]
schade expert
Achmea Schadeservice
(…)”
4.1.9.Bij brief van 18 april 2008 heeft ProRail Interpolis laten weten dat zij van [Exploitatie] had begrepen dat [Exploitatie] bij Interpolis verzekerd was voor schade als gevolg van de asbestverontreiniging en heeft zij Interpolis op de hoogte gesteld van de te verwachten saneringskosten ad € 371.000,--.
4.1.10.Medio april 2008 zijn het geotextiel en de ballast verwijderd en is het spoor gesaneerd overeenkomstig het door RPS gemaakte en door de gemeente goedgekeurde tweede plan van RPS.
4.1.11.Op 18 december 2008 heeft [Exploitatie] aan Interpolis de in de polisvoorwaarden bedoelde verklaring toegestuurd waardoor voor ProRail aanspraken op vergoeding onder de MSV ontstonden.
4.1.12.Interpolis heeft het verzoek van ProRail tot vergoeding van de in het kader van de asbestsanering gemaakte kosten afgewezen.
4.2.ProRail heeft in eerste aanleg gevorderd dat Interpolis jegens haar wordt veroordeeld tot vergoeding van de door haar gemaakte kosten van de asbestsanering ad € 337.691,17, vermeerderd met wettelijke rente en een bedrag van € 15.904,26 aan buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Voorts heeft zij gevorderd dat Interpolis wordt veroordeeld in de proceskosten en de nakosten, vermeerderd met wettelijke rente.
ProRail heeft haar vordering gebaseerd op de overeenkomst inzake de MSV. Volgens ProRail was Interpolis op grond daarvan verplicht genoemde saneringskosten aan ProRail te vergoeden.
4.3.Nadat Interpolis verweer heeft gevoerd, heeft de rechtbank in het bestreden vonnis van 1 december 2010 de door ProRail gevorderde hoofdsom van € 337.691,17 toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over € 281.232,54 vanaf 27 november 2008 en over € 56.458,63 vanaf 25 juni 2009. Tevens heeft de rechtbank de gevorderde buitengerechtelijke kosten toegewezen tot een bedrag van € 4.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente daarover en heeft de rechtbank Interpolis veroordeeld in de proceskosten.
De rechtbank heeft onder meer overwogen dat ProRail tijdens de door haar opgedragen saneringswerkzaamheden niet op de hoogte was van het bestaan van de MSV en de daaruit voor haar voortvloeiende verplichtingen. Derhalve is het naar het oordeel van de rechtbank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat Interpolis zich beroept op de verplichting om de saneringsmaatregelen vooraf te laten goedkeuren. Voorts heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat de kosten betreffende het aanbrengen en verwijderen van het geotextiel en de ballast alsmede de kosten van onderzoek naar beschadiging van kabels onder de dekking van de MSV vielen. Verder is onder meer geoordeeld dat in beginsel moet worden aangenomen dat de in het tweede plan van RPS genoemde saneringsmaatregelen noodzakelijk waren. Het beroep van Interpolis op verrekening van voordeel is door de rechtbank afgewezen.
4.4.De grieven zijn gericht tegen alle overwegingen van de rechtbank die hebben geleid tot toewijzing van de vorderingen en tegen de toewijzing zelf. De grieven lenen zich deels voor gezamenlijke behandeling.
4.5.Nu geen grieven zijn gericht tegen het bestreden tussenvonnis van 17 maart 2010, zal Interpolis niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep tegen dit vonnis.
4.6.Tussen partijen is niet in geschil dat ProRail onder de MSV in beginsel aanspraak heeft op vergoeding van kosten van sanering van de onderhavige verontreiniging met asbest van het spoor. Het geschil spitst zich toe op het door Interpolis ter afwering van de vorderingen van ProRail gedane beroep op het beding in de verzekeringsvoorwaarden (zie 4.1.3., Paragraaf 0, onder “saneringsbepalingen”), waarin is bepaald dat pas tot sanering mag worden overgegaan nadat Interpolis het saneringsplan heeft goedgekeurd (hierna: het beding).
4.7.1.Anders dan Interpolis, is het hof van oordeel dat het beding een uitsluiting betreft en niet een primaire dekkingsomschrijving. Als uitsluiting is immers in de verzekeringsvoorwaarden opgenomen: het niet nakomen door de verzekerde van een volgens de verzekering op hem rustende verplichting, indien hij Interpolis daardoor in een redelijk belang heeft geschaad. (Paragraaf 0, Uitsluitingen, nummer 3, eerste bullet, zie 4.1.3.). Eén van die verplichtingen betreft het voorafgaand aan de sanering aan Interpolis ter goedkeuring voorleggen van het saneringsplan, zoals Interpolis ook zelf betoogt (conclusie van antwoord, nummer 28 en -subsidiair- memorie van grieven nummer 32).
4.7.2.Nu het hier gaat om een uitsluiting, rust op Interpolis de stelplicht en zonodig bewijslast van het zich in dit geval voordoen van die uitsluiting. Zij dient derhalve te stellen en bij voldoende betwisting te bewijzen dat ProRail is overgegaan tot sanering zonder dat het saneringsplan door Interpolis is goedgekeurd en dat ProRail Interpolis daardoor in een redelijk belang heeft geschaad.
Voorts geldt dat een beroep door Interpolis op de hier bedoelde uitsluiting in bepaalde gevallen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar kan zijn.
4.8.Interpolis stelt dat het eerste plan van RPS het door Interpolis goedgekeurde saneringsplan is en dat ProRail zonder instemming van Interpolis van dit plan is afgeweken. Volgens Interpolis heeft ProRail voor deze handelwijze gekozen omdat het bij sanering volgens het eerste plan naar de mening van ProRail te lang duurde voordat het spoor zou worden gesaneerd en het treinverkeer weer mogelijk zou zijn. Doel van het tijdelijk afdekken van het spoor was dan ook het voorkomen van vermogensschade (bedrijfsstagnatie) en dergelijke kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking, aldus Interpolis.
Voorts is volgens Interpolis de daadwerkelijke sanering ten onrechte tegen veel hogere kosten uitgevoerd dan de sanering volgens het eerste plan van RPS.
Het hof begrijpt de stellingen van Interpolis (onder meer memorie van grieven onder nr. 31 en nr. 64) aldus, dat zij aanvoert: primair (op twee gronden) dat de door ProRail gemaakte saneringskosten in het geheel niet voor vergoeding onder de MSV in aanmerking komen, subsidiair dat haar plicht tot vergoeding van de saneringskosten beperkt wordt tot de kosten van sanering volgens het eerste plan van RPS (te weten € 58.300,-- zoals vermeld in de akte van 15 mei 2012, onder nummer 12) en meer subsidiair dat de te vergoeden kosten verminderd dienen te worden met de onnodig gemaakte kosten (die door [medewerker van B.V.] (hierna: [medewerker van B.V.]) van [B.V.] B.V. (hierna: [B.V.]) worden begroot op € 102.800,--).
4.9.ProRail betwist dat het daadwerkelijk uitgevoerde saneringsplan niet door Interpolis is goedgekeurd. Zij voert aan dat zij al snel na de start van de werkzaamheden conform het eerste plan van RPS, die optrad als directievoerder van Interpolis, in overleg met onder meer RPS en met instemming van Interpolis heeft besloten om het spoor af te dekken en de sanering van het spoor op een later moment ter hand te nemen. Volgens ProRail bleek de oorspronkelijk voorgestane methode van sanering volstrekt ongeschikt om het spoor binnen de gestelde termijn en conform de toepasselijke milieuwetgeving schoon te krijgen. Als redenen voor de keuze van het uitstel van de sanering noemt ProRail onder meer dat de werkzaamheden veel meer tijd in beslag zouden nemen dan oorspronkelijk ingeschat en dat er op dat moment ook onvoldoende materieel aanwezig was om de sanering volgens de nieuwe inschatting uit te voeren.
Volgens ProRail was sanering volgens het eerste plan van RPS niet mogelijk en bleek sanering volgens het tweede plan van RPS, dat is goedgekeurd door de gemeente, noodzakelijk. Uit het e-mail bericht van [medewerker van Interpolis] (zie 4.1.8.) blijkt dat alle kosten die gemaakt zijn vanaf maandagmiddag 14 januari 2008 om13:00 uur door Interplis zouden worden vergoed, aldus Prorail.
Zij betwist voorts dat de sanering goedkoper uitgevoerd had kunnen worden. Van een onredelijke benadeling van Interpolis is dan ook volgens ProRail geen sprake.
Verder is het beroep van Interpolis op niet-nakoming van de verplichting zoals neergelegd in het beding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar, aldus ProRail.
4.10.Naar het oordeel van het hof heeft Interpolis niet op voorhand bewezen dat ProRail is overgegaan tot sanering zonder dat het saneringsplan door Interpolis is goedgekeurd en dat zij Interpolis daardoor in een redelijk belang heeft geschaad.
Voor een goede verdere beoordeling van het geschil heeft het hof behoefte aan nadere informatie over een aantal op dit moment nog onvoldoende duidelijke dan wel onvoldoende uitgekristalliseerde aspecten van deze zaak. Daartoe zal een comparitie van partijen worden gelast, zoals in het dictum vermeld. Het gaat om de volgende punten.
4.11.In het kader van de door ProRail aangevoerde goedkeuring door Interpolis van het daadwerkelijk uitgevoerde saneringsplan, is relevant wanneer het besluit is genomen om het spoor af te dekken met geotextiel en de sanering later ter hand te nemen.
ProRail heeft enerzijds gesteld dat dit besluit al in de avond van 14 januari 2008 is genomen en is goedgekeurd door Interpolis (memorie van antwoord, nr. 33). Dit onderbouwt zij onder meer door verwijzing naar de handgeschreven aantekeningen van [X.] (prod. 18 bij faxbericht van 10 juni 2010 van mr Van Weering aan rechtbank Breda). Anderzijds kan uit haar stellingen worden opgemaakt dat zij betoogt dat bedoeld besluit pas op 16 januari 2008 is genomen toen bleek dat sanering veel langer zou gaan duren (memorie van antwoord, nr. 17).
Interpolis vermeldt in de memorie van grieven (nr. 35) dat het besluit om het spoor af te dekken is genomen op 16 januari 2008. In haar akte van 15 mei 2012 (nr. 2 e.v.) spreekt Interpolis, in reactie op de memorie van antwoord, over het alternatieve plan dat op de avond van 14 januari 2008 werd gemaakt.
Nadere duidelijkheid hierover van partijen is gewenst.
4.12.1.Onvoldoende uitgekristalliseerd is voorts de discussie over de rol van RPS.
ProRail betitelt RPS als de directievoerder van Interpolis en stelt dat zij (ProRail) de aanwijzingen van RPS nauwgezet diende op te volgen. RPS diende de sanering uiteindelijk goed te keuren, aldus ProRail. Het besluit om het spoor eerst af te dekken en later te gaan saneren, zou volgens ProRail in overleg met RPS zijn genomen.
Interpolis stelt (conclusie van antwoord in eerste aanleg, nr. 15) dat zij namens haar verzekerde voor de aanpak van de asbestsanering RPS heeft benaderd, om een plan van aanpak op te stellen voor de sanering van de vrijgekomen asbest. Daarbij vermeldt zij ook, dat RPS na de sanering tevens een zogenoemde vrijgave moest afgeven. Volgens Interpolis was RPS geen directievoerder namens haar en was zij niet bevoegd om akkoord te gaan met het uitvoeren van werkzaamheden door ProRail. Het tweede plan van RPS is eenzijdig op verzoek van ProRail geschreven, aldus Interpolis.
4.12.2.Vaststaat dat de daadwerkelijke saneringswerkzaamheden aan het spoor hebben plaatsgevonden overeenkomstig het tweede plan van RPS (4.1.10.). Een nadere toelichting van partijen over de exacte rol van RPS, en over haar eventuele betrokkenheid bij (i) het besluit om het spoor eerst af te dekken en later te gaan saneren en (ii) het opstellen van het tweede plan, acht het hof op zijn plaats.
4.13.1.Indien in het verloop van deze procedure zou worden geoordeeld dat het tweede plan van RPS niet is goedgekeurd door Interpolis en aldus zou worden toegekomen aan de vraag of ProRail Interpolis heeft geschaad in haar redelijke belangen, is relevant tegen welke kosten de sanering op een acceptabele manier kon worden uitgevoerd. Zoals uit het bovenstaande (4.8. en 4.9.) al blijkt, lopen de standpunten van partijen hierover uiteen.
Interpolis stelt niet alleen dat extra kosten zijn gemaakt in verband met het uitstel van de sanering (onder andere aanbrengen en verwijderen geotextiel en ballast) maar ook dat de sanering in totaal ten onrechte acht maal duurder is geworden dan oorspronkelijk begroot. Volgens Interpolis had de sanering, indien het eerste plan van RPS was gevolgd, kunnen worden uitgevoerd voor € 58.300,--. Daarnaast stelt zij, zoals hierboven al vermeld, dat in elk geval onnodige kosten zijn gemaakt tot een bedrag van € 102.800,--.
ProRail voert aan dat in overleg met de betrokkenen is geconcludeerd dat het eerste plan van RPS niet voldeed. In gezamenlijk overleg is volgens ProRail voor de goedkoopste variant van sanering gekozen, waarvan de uiteindelijke kosten € 337.691,17 bedroegen.
4.13.2.Het hof wenst, zeker gezien de grote verschillen tussen de door partijen genoemde bedragen, ook op dit punt nader door partijen te worden voorgelicht.
In dit stadium wordt reeds overwogen dat het door Interpolis ingebrachte rapport van [B.V.] voorshands onvoldoende overtuigend is in het kader van de stelling van Interpolis dat afdoende sanering volgens het eerste plan van RPS had kunnen plaatsvinden voor € 58.300,--. Deze conclusie (p. 4 van het rapport) is voornamelijk gebaseerd op algemene aannames en veronderstellingen over hoe de sanering zou zijn verlopen als deze meteen was uitgevoerd. Concrete bevindingen over wat zich heeft voorgedaan bij de daadwerkelijke sanering ontbreken. Bovendien valt niet in te zien waarom volgens [B.V.] sanering had kunnen plaatsvinden voor een bedrag dat ruim € 279.000,-- lager ligt dan de daadwerkelijk gemaakte saneringskosten, terwijl [B.V.] de onnodig gemaakte kosten begroot op het veel lagere bedrag van € 102.800,--.
Voorts zal tevens aan de orde dienen te komen in hoeverre er medio januari 2008 voldoende capaciteit aan mensen en materieel beschikbaar was om de sanering van het spoor op een acceptabele wijze te kunnen uitvoeren en wat dit eventueel betekende voor de saneringskosten.
4.14.Gelet op het bovenstaande, zal het hof zoals al aangekondigd een comparitie van partijen gelasten om inlichtingen over bovenstaande punten te verkrijgen. Tijdens deze comparitie kan tevens worden bezien of partijen alsnog tot een minnelijke regeling kunnen komen.
4.15.Voor het overige wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
bepaalt dat partijen in persoon zullen verschijnen voor mr. P.M. Arnoldus-Smit als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum, met de hiervoor onder 4.11. tot en met 4.14. vermelde doeleinden;
verwijst de zaak naar de rol van 15 januari 2013 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en hun raadslieden in de periode van 8 tot 16 weken na de datum van dit arrest;
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde roldatum dag en uur van de comparitie zal vaststellen;
verzoekt partijen de informatie en andere bescheiden waarop zij zich ter comparitie willen beroepen uiterlijk twee weken voor de comparitie te doen toekomen aan de wederpartij en aan de raadsheer-commissaris;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. S. Riemens, M.B. Beekhoven van den Boezem en P.M. Arnoldus-Smit en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 december 2012.