ECLI:NL:GHSHE:2012:BY3605

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
20 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-004316-10
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van een aanhangwagen met geweld tegen politieambtenaren

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 20 november 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal van een aanhangwagen, waarbij geweld tegen politieambtenaren was gepleegd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 september 2010 te Etten-Leur samen met een mededader een aanhangwagen heeft weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. De aanhangwagen was toebehorende aan een firma en was ondergebracht op een afgesloten terrein. De verdachte en zijn mededader hebben de aanhangwagen onder hun bereik gebracht door middel van braak.

De politie werd ingeschakeld na meldingen van slijpgeluiden en heeft de verdachte in de nacht van de diefstal op heterdaad aangehouden. Het hof heeft de verklaringen van de verdachte, die stelde dat hij met een caravan bezig was, niet geloofwaardig geacht. De verdachte werd aangetroffen onder een caravan, wat zijn aanwezigheid in de buurt van de diefstal niet verklaarde. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarbij ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf werd gelast.

De beslissing van het hof is gebaseerd op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft de ernst van de diefstal en de omstandigheden waaronder deze is gepleegd in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt de noodzaak van onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming in dit soort gevallen, gezien de aard van het delict en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-004316-10
Uitspraak : 20 november 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het
gerechtshof 's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 11 november 2010, parketnummer 02-801041-10, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf, parketnummer 02-801124-09, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1980],
thans uit anderen hoofde verblijvende in Huis van Bewaring Grave (Unit A + B) te Grave.
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is:
- verdachte vrijgesproken van het hem onder 2. ten laste gelegde;
- verdachte ter zake van “diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van
2 jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
- de vordering tot tenuitvoerlegging afgewezen, maar de proeftijd met één jaar verlengd.
De verdachte heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep moet, blijkens het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, worden begrepen als uitdrukkelijk te zijn beperkt tot de veroordeling ter zake van hetgeen aan de verdachte onder 1. is ten laste gelegd. Al hetgeen hierna wordt overwogen en beslist heeft uitsluitend betrekking op dat gedeelte van het beroepen vonnis dat aan het oordeel van het hof is onderworpen.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis, voor zover aan zijn oordeel onderworpen, zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte voor het onder 1. subsidiair ten laste gelegde feit zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- de tenuitvoerlegging zal gelasten van de onder parketnummer 02-8011424-09 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.
De verdediging heeft bepleit dat:
- verdachte zal worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde;
- de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde – ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op of omstreeks 28 september 2010 te Etten-Leur en/of Zevenbergen, in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (haspel)aanhangwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan firma [bedrijf] en/of de heer [betrokkene 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen verbalisant(en) [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] en/of [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n) een bestelbus (Mercedes, pick up) waaraan de gestolen haspel(aanhangwagen) was gekoppeld/verbonden scherp richting een politievoertuig stuurde(n) en/of slingerbewegingen maakte(n) en/of (hierdoor) in aanraking/botsing kwam(en) met een ter aanhouding achtervolgend politievoertuig (met daarin de verbalisanten [verbalisant 3] en/of [verbalisant 4]) en/of bij hoge c.q. aanmerkelijke snelheid plots/onverhoeds en zonder kenbare reden, anders dan de vlucht beter mogelijk te maken en/of zich het bezit te verzekeren, (vervolgens) vol op de rem is/zijn gaan staan en/of (daarmee) abrupt de snelheid (krachtig) heeft/hebben verminderd waardoor bijna een botsing is ontstaan met het/de achterliggende politievoertuig(en);
subsidiair
hij op of omstreeks 28 september 2010 te Etten-Leur, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (haspel)aanhangwagen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan firma [bedrijf] en/of de heer [betrokkene 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 28 september 2010 te Etten-Leur, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een (haspel)aanhangwagen, geheel of ten dele toebehorende aan firma [bedrijf] en/of de heer [betrokkene 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat erf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen (haspel)aanhangwagen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, door met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, het disselslot open te breken en/of te slijpen en/of deze aanhangwagen (vervolgens) achter een voertuig vast te koppelen, althans te bevestigen en daarmee weg te rijden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het bewijs
1. De aangifte van [betrokkene 1], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Ik werk voor de firma [bedrijf] aan de Landmanweg te Etten-Leur.
Op 27 september 2010 omstreeks 16:00 uur is het hek rondom de materialen waarmee wij onze werkzaamheden verrichten afgesloten. Dit gebeurt middels speciale klemmen die met bouten worden aangedraaid. Achter het hek stond een aanhangwagen, een zogenaamde haspelwagen. Deze haspelwagen was afgesloten met een disselslot, voorzien van een discslot.
Op 28 september omstreeks 07:00 uur zagen wij dat de hekken waren opengemaakt.
Het discusslot dat op het disselslot zat hebben we teruggevonden in de modder, deze is doorgezaagd of geslepen. Gezien de sporen is de aanhangwagen aan een auto gekoppeld en is men vervolgens weggereden.
2. De verklaring van [betrokkene 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 28 september omstreeks 01:15 uur hoorde ik een geluid dat leek op een slijptol. Ik ben gaan kijken vanuit mijn woonkamerraam. Ik zag dat op het veld gelegen langs de Landmanweg een persoon op zijn knieën bij het hek zat te slijpen. Ik heb ondertussen de politie gebeld en ben naar boven gelopen alweer ik beter zicht had op het veld waar de persoon zat te slijpen. Ik zag dat er vonken rondvlogen. Ik hoorde dat er gepraat c.q. geschreeuwd werd. Ik wist toen dus dat er minimaal twee personen aanwezig waren daar. Vervolgens zag ik dat er een aanhangwagen achter een pickup achtig voertuig werd gekoppeld en dat men weg reed. Ondertussen zag ik ook dat er een politieauto de straat in was komen rijden. Om weg te komen hebben de personen in het pickup-achtige voertuig een wijde bocht gemaakt en zijn half over de stoep voor ons huis langs weggereden in de richting van de Leurse haven. Ik zag dat de politie de achtervolging inzette.
3. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op dinsdag 28 september 2010 omstreeks 01.19 uur kregen wij de melding om te gaan naar de Landmanweg te Etten-Leur. Aldaar zouden op dat moment slijpgeluiden te horen zijn, het zou een bouwterrein betreffen. Hierop zijn wij direct ter plaatse gegaan.
Aanrijdend heb ik, verbalisant [verbalisant 2], telefonisch contact gezocht met de melder. Ik hoorde dat de melder mij telefonisch mededeelde dat hij al geruime tijd een slijptol geluid hoorde komen vanaf een bouwterrein. Tevens zag hij een persoon lopen over een klein bouwterrein. De persoon zou nog steeds bezig zijn. Toen wij bijna ter plaatse waren hoorde ik dat de melder mij mededeelde dat hij twee personen zag lopen over het bouwterrein. En dat beide personen nu in de richting van een aldaar staande witte pick up truck liepen.
Wij zijn via de Lange Brugstraat te Etten-Leur de Landmanweg in gereden. Wij zijn doorgereden naar een bouwplaatsje welke verder in de straat gelegen was. Op het moment dat wij naderden zag ik dat de verlichting van een wit kleurige vrachtwagen met openbak aan gingen en dat de vrachtwagen in onze richting kwam gereden. Wij stonden opdat moment stil op de Landmanweg te Etten-Leur. Wij zagen dat de vrachtwagen direct rechtsaf sloeg en over het grasveld verder reed van ons af. Wij zagen dat er twee verdachten in de vrachtwagen zaten. Wij zagen dat beide verdachten een lichte huidskleur hadden en dat zij beide een baseball cap op hadden. Ik, verbalisant [verbalisant 2], zag dat bestuurder een beige kleurige cap op had.
Wij zagen op dat moment ook dat er een aanhangwagen achter de witte vrachtwagen hing.
Direct hierop ben ik, verbalisant [verbalisant 1], achter de weg rijdende vrachtwagen gaan rijden. Hierop begon een achtervolging door verschillende plaatsen. Ik, verbalisant [verbalisant 2], heb de navolgende straten genoemd alwaar door heen zijn gereden te weten:
Etten-Leur:
- Landmanweg - Schipperstraat - Domineesgang - Lange Brugstraat - Ambachtlaan - Sigarenmakerstraat - Leerlooierstraat - Pottenbakkerstraat - Vijfhuizenweg - Lichttorenhoofd - spoorwegovergang Settade - Lage Vaartkant - Bredaseweg (parallel aan de rijksweg A58) – Moerdijkse Postbaan - Leursebaan
Prinsenbeek:
Zanddreef - Strijpenseweg - Zevenbergseweg
Etten-Leur:
Zevenbergseweg
Zevenbergen:
Hazeldonkse Zandweg - 1e rotonde links - Stationslaan - Pastoor van Kesterenlaan - Sint Jorisstraat - Kristallaan - Lindonk - De Meeren - Kerkhofweg - Willem Alexanderlaan - Uilekoten - Rollaaf
Wij zagen dat de witte vrachtwagen op een gegeven moment tot stilstand kwam tegen een hekwerk van een woning aan de Rollaaf te Zevenbergen. Wij zagen dat de verdachten manspersonen waren met een lichte huidskleur en allebei droegen zij een baseball cap.
Wij zagen dat de ene verdachte na ongeveer 20 meter naar links ging een brandgang in, de andere verdachte ging rechtdoor richting de Zeestraat te Zevenbergen. Ik, verbalisant [verbalisant 2], ben linksaf gegaan echter ik zag de verdachte al niet meer. Ik, verbalisant
[verbalisant 1], ben rechtdoor gerend echter op de Zeestraat zag ik de verdachte niet meer.
Inmiddels waren er meerdere politie eenheden ter plaatse en zij hebben ook uitgekeken naar de twee verdachten.
Ik, verbalisant [verbalisant 1], heb mijn gecertificeerde diensthond Cooper uit het dienstvoertuig gehaald en ik ben samen met de diensthond gaan zoeken naar de verdachten. Deze werden door ons niet gevonden.
Vervolgens zijn wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], gaan zoeken in tuinen en platte daken in de wijk van de Rollaaf te Zevenbergen.
Op 28 september 2010, omstreeks 02.45 uur, zag ik, verbalisant [verbalisant 2], een sportschoen liggen in een van de brandgangen. Ik, verbalisant [verbalisant 1], was eerder in deze brandgang geweest en toen lag deze schoen er zeker niet. Ik had dus sterk de indruk dat deze er net was gekomen en dat de manspersoon mogelijk nog in de buurt was.
Op dinsdag 28 september 2010, omstreeks 02.50 uur, zag collega [verbalisant 5] de verdachte liggen nabij een caravan. Hierop werd de verdachte aangehouden.
4. Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5], voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 28 september 2010 omstreeks 01:19 uur hoorde ik dat de gemeenschappelijke meldkamer te Tilburg via de portofoon de noodhulp eenheden verzocht om te rijden naar de Landmanweg te Etten-Leur. Aldaar zou een getuige gezien hebben dat er twee mannen zich verdacht ophielden. De getuige zou slijpgeluiden horen.
Vervolgens hoorde ik over de portofoon dat op het moment dat de collega's ter plaatse waren zij een achtervolging hadden. Ik hoorde dat deze achtervolging richting Zevenbergen zou gaan. Ik hoorde dat het voertuig waar de collega's achteraan zaten een vrachtwagen zou betreffen. Ik ben samen met collega [verbalisant 6] richting Zevenbergen gereden en na verloop van tijd zagen wij meerdere politievoertuigen in achtervolging van een vrachtwagen.
Ik ben samen met collega [verbalisant 6] de rest van de politievoertuigen gevolgd totdat de vrachtwagen stopte in het verlengde van de Rollaaf te Zevenbergen. Ik hoorde via de portofoon dat er 2 manspersonen uit de vrachtwagen waren gesprongen en dat deze waren weg gevlucht in de richting van de Zeestraat. Ik hoorde via de portofoon dat beide manspersonen blank waren en baseball petjes droegen.
Ik ben samen met de collega's in de omgeving gaan zoeken naar de manspersonen die waren weg gevlucht met genoemd signalement. Omstreeks 02:40 uur hoorde ik via de portofoon dat er een schoen was aangetroffen in de brandgang van de Zandplaat. Tevens hoorde ik via de portofoon dat die schoen daar eerder, toen collega's door die brandgang liepen, niet lag. Hierop ben ik samen met collega [verbalisant 4] in de directe omgeving van de Zandplaat gaan zoeken.
Omstreeks 02:50 uur liep ik een parkeerplaats van de Zandplaat op. Ik zag dat daar een aantal voertuigen stonden geparkeerd. Ik zag dat daar ook een caravan naast een garagebox stond geparkeerd. Ik keek onder de caravan en zag dat daar een blanke manspersoon onder lag. Ik zag dat deze man een donker petje in zijn linkerhand vast hield. Ik zag tevens dat deze man handschoenen droeg. Ik zag verder dat deze man maar één schoen droeg. Ik riep tegen deze man dat ik van de politie was en dat hij moest blijven liggen. Ik riep vervolgens naar de collega's in de directe omgeving dat ik een verdachte had aangetroffen. Ik zag dat de collega's erbij kwamen en de man vervolgens aanhielden.
5. Het proces-verbaal aanhouding, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 29 september 2010, omstreeks 02.50 uur, hielden wij op Zandplaat te Zevenbergen als verdachte aan: [verdachte], geboren op [1980] te [geboorteplaats].
6. De verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie op 28 september 2010, voor zover inhoudende – zakelijk weergegeven – als volgt:
V: Wat is er vannacht gebeurd?
A: Ik was met een aanhangwagen bezig.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
B.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat de verklaring die verdachte op 28 september 2010 om 13.50 uur heeft afgelegd, moet worden uitgesloten van het bewijs. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
1. deze verklaring een direct gevolg is van de verklaring die verdachte in strijd met
artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de
Salduz-jurisprudentie heeft afgelegd;
2. ten tijde van de aanhouding van verdachte geen sprake meer was van een
heterdaad-situatie.
C.1
Met betrekking tot het hiervoor onder B. 1. gestelde:
C.1.1
Uit het onderzoek ter terechtzitting en het dossier leidt het hof het volgende af.
Op 28 september 2010 om 13.05 uur is verdachte in verband met de inverzekeringstelling geleid voor de hulpofficier van justitie. Nadat verdachte was gewezen op zijn recht op rechtsbijstand heeft hij te kennen gegeven een toegewezen raadsman te willen raadplegen. Vervolgens is verdachte gehoord door de hulpofficier van justitie.
Op 28 september 2010 om 13.50 werd verdachte gehoord. Voorafgaand aan dat verhoor heeft de verdachte de raadsvrouwe mr. Van Nuenen kunnen raadplegen. Voorts is hem bij aanvang van het verhoor medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht is.
C.1.2
Verdachte is voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie niet in de gelegenheid geboden om een advocaat te raadplegen, hetgeen een vormverzuim oplevert als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering. De verklaring die verdachte bij de voorgeleiding in verband met de inverzekeringstelling heeft afgelegd, komt derhalve voor bewijsuitsluiting in aanmerking.
Bewijsuitsluiting komt in beginsel echter niet in aanmerking ten aanzien van verklaringen die de verdachte heeft afgelegd nadat hij een advocaat heeft kunnen raadplegen en hem de in artikel 29, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering bedoelde mededeling is gedaan dat hij niet verplicht is tot antwoorden. Uit het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan in het onderhavige geval tot een ander oordeel zou moeten worden gekomen. Het hof bezigt de verklaring die verdachte op 28 september 2010 om 13.50 uur heeft afgelegd dan ook tot het bewijs.
C.2
Met betrekking tot het hiervoor onder B. 2. gestelde:
C.2.1
Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat:
- de verbalisanten op 28 september 2010 omstreeks 01.19 uur de melding kregen om te gaan naar de Landmanweg te Etten-Leur, alwaar slijpgeluiden te horen waren op een bouwterrein;
- verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] een voertuig met daarachter een aanhangwagen zagen wegrijden toen zij de bouwplaats aan de Landmanweg naderden;
- het voertuig niet reageerde op een stopteken en het gebruik van optische en geluidssignalen, waarna een achtervolging ontstond die in Zevenbergen eindigde nadat het voertuig tegen hekwerk van een woning aan de Rollaaf tot stilstand kwam;
- de twee inzittenden het voertuig hebben verlaten, waarna zij door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn achtervolgd, maar zij zagen hen niet meer;
- aansluitend door meerdere politie-eenheden werd gezocht naar de inzittenden, waaronder verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5];
- verbalisant [verbalisant 1] met zijn diensthond heeft gezocht naar de inzittenden;
- verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn gaan zoeken in de tuinen en op platte daken in de wijk;
- omstreeks 02.45 uur door verbalisant [verbalisant 2] een sportschoen werd aangetroffen in de brandgang van de Zandplaats;
- verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] zijn daarop in de directe omgeving van de Zandplaat gaan zoeken;
- omstreeks 02.50 uur verdachte door verbalisant [verbalisant 5] werd aangetroffen onder een caravan nabij een parkeerplaats van de Zandplaat, waarna verdachte werd aangehouden.
C.2.2
Naar het oordeel van het hof hebben verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] de diefstal van de aanhangwagen op heterdaad ontdekt. In aanmerking genomen dat vervolgens tot aan de aanhouding van verdachte vrijwel onafgebroken door de politie de onmiddellijk nodige maatregelen zijn getroffen ten dienste van het tot klaarheid brengen van dit op heterdaad ontdekte feit, is het hof van oordeel dat ten tijde van de aanhouding van de verdachte nog steeds sprake was van het geval van ontdekking op heterdaad, zodat de aanhouding van verdachte rechtmatig was.
C.2.3
Van een vormverzuim is gelet op het vorenstaande geen sprake. Het bepaalde bij artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering mist derhalve toepassing, zodat bewijsuitsluiting niet aan de orde is.
C.3
Het hof verwerpt het verweer in al zijn onderdelen.
D.1
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij moet worden vrijgesproken van de hem ten laste gelegde diefstal, aangezien het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt dat verdachte de aanhangwagen heeft weggenomen. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat:
- verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid onder de caravan en het dragen van handschoenen;
- de verklaring van verdachte met betrekking tot de aanhangwagen niet hoeft te duiden op de onderhavige aanhangwagen.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
D.2
Kort nadat de achtervolging van het onderhavige voertuig met daarachter de aanhangwagen was geëindigd, is verdachte aangetroffen liggend onder een caravan in de nabijheid van de plaats waar de achtervolging was geëindigd. De verdachte hield op dat moment een donker petje vast.
D.3
De verdachte heeft voor zijn aanwezigheid onder de caravan gedurende de bewuste avond ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep verklaard dat:
- hij was afgezet bij een vriend die niet thuis bleek te zijn;
- hij te voet verder is gegaan en in de caravan wilde gaan liggen;
- het niet lukte om in de caravan te komen;
- toen hij de sirenes hoorde, is gaan rennen;
- hij toen een schoen verloren is en onder de caravan is gaan liggen.
Het hof stelt allereerst vast dat de verdachte deze lezing van de gebeurtenissen niet aanstonds bij de politie maar ook niet op een later moment bij gelegenheid van zijn verhoren bij de politie doch eerst ter terechtzitting in eerste aanleg – toen hij van de overige zich in het dossier bevindende stukken op de hoogte was geraakt – naar voren heeft gebracht. Een aannemelijke reden waarom hij niet aanstonds bij zijn verhoren in het opsporingsonderzoek deze voor hem toch ontlastende feiten naar voren heeft gebracht, is ter terechtzitting aangevoerd noch aannemelijk geworden.
De lezing van verdachte vindt voorts geen steun in de voorhanden bewijsmiddelen. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden waarin deze lezing steun vindt. Het hof kan dan ook geen geloof hechten aan de lezing van verdachte en verwerpt deze dan ook.
Aldus moet worden geconcludeerd dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft gegeven voor zijn aanwezigheid korte tijd na het einde van de achtervolging in de nabijheid van de plaats waar de achtervolging is geëindigd.
D.4
Ten aanzien van zijn verklaring bij de politie dat hij met een aanhangwagen bezig was, heeft verdachte ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij daarmee doelde op de caravan, waaronder verdachte is aangetroffen.
Het hof stelt voorop dat er in het spraakgebruik een duidelijk verschil bestaat tussen de aanduiding aanhangwagen en de aanduiding caravan. In de betreffende verklaring spreekt verdachte over een aanhangwagen, terwijl hij naar aanleiding van de opmerking van de verbalisant dat hij is aangehouden onder een caravan heeft verklaard dat hij daar niets van weet. De verdachte spreekt aldus in dezelfde verklaring en kort na elkaar over enerzijds de aanhangwagen en anderzijds de caravan. Hij maakt daar derhalve onderscheid in. Gelet daarop kan het hof geen geloof hechten aan de verklaring die verdachte in hoger beroep daaromtrent heeft afgelegd.
D.5
Gelet op:
- de omstandigheid dat verdachte korte tijd na het einde van de achtervolging in de nabijheid van de plaats waar de achtervolging is geëindigd, onder een caravan is aangetroffen, terwijl hij daarvoor geen redelijke verklaring heeft;
- de omstandigheid dat verdachte een donker petje bij zich droeg, terwijl beide inzittenden van het voertuig een petje droegen;
- de verklaring van verdachte dat hij met een aanhangwagen bezig was,
bezien in onderling verband en samenhang met de overige bewijsmiddelen, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander de onderhavige aanhanger heeft weggenomen.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hierboven genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 1. primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op 28 september 2010 te Etten-Leur tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aanhangwagen, toebehorende aan firma [bedrijf], waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak.
Partiële vrijspraak
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting leidt het hof af dat verdachte niet degene is geweest die het voertuig heeft bestuurd, nu de bestuurder een beige baseball cap droeg, terwijl verdachte een donkere baseball cap bij zijn aanhouding bij zich droeg. Voorts schiet het bewijs ervoor tekort dat ten aanzien van het geweld dan wel de bedreiging met geweld sprake is geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en de bestuurder van het voertuig. Gelet op het vorenstaande kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging, het geweld dan wel de bedreiging met geweld, zoals ten laste gelegd, heeft gepleegd.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1. primair bewezen verklaarde levert op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straf
Het hof heeft bewezen verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort gezegd – diefstal van een aanhangwagen in vereniging door middel van braak.
De eerste rechter heeft de verdachte ter zake van – kort weergegeven – diefstal van een aanhangwagen in vereniging door middel van braak, gevolgd van geweld tegen politieambtenaren veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte ter zake van het onder 1. subsidiair ten laste gelegde zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de mate waarin een feit als het bewezen verklaarde feit in het algemeen schade teweeg brengen aan de eigenaars van de weggenomen goederen, dan wel hun verzekeraars, alsmede de mate van overlast en ergernis die door dergelijk delicten wordt veroorzaakt aan de gedupeerden.
- het brutale karakter van de gepleegde diefstal met braak;
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d.
11 oktober 2012, waaruit blijkt dat hij eerder ter zake van een vermogensdelict door de strafrechter is veroordeeld;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op het voorgaande niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
Bij het bepalen van de duur van deze straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan heeft het hof de gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden tot uitgangspunt genomen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is niet van feiten en omstandigheden gebleken die aanleiding geven om van dit uitgangspunt af te wijken.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het hof is ten aanzien van de vordering van de officier van justitie in het
arrondissement Breda van 5 november 2010 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer te Breda van 18 februari 2010 onder parketnummer 02-801124-09 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden van oordeel dat – nu gebleken is dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt – de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis, dient te worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1. primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Breda van 18 februari 2010, parketnummer 02-801124-09, te weten van: een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. drs. P.A.M. Pijnenburg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 20 november 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.