GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.089.663
arrest van 6 november 2012
[Montage] Montage B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat mr. N.J. Clement,
Coöperatieve Rabobank Het Markiezaat U.A.
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 17 april 2012 in het hoger beroep van het door de rechtbank Breda onder zaak-/rolnummer 223570/HA ZA 10-1582 gewezen vonnis van 23 maart 2011. Het hof zal de nummering van het tussenarrest voortzetten.
6. Het tussenarrest van 17 april 2012
Bij genoemd arrest heeft het hof de bank opgedragen bij akte nadere informatie te verstrekken (zie verder hierna onder 8.1.) en is iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
7.1.Ter uitvoering van de opdracht in het tussenarrest heeft de bank op 12 juni 2012 onder overlegging van producties een antwoordakte na tussenarrest (hierna: de akte) genomen.
7.2.Daarna heeft [appellante] onder overlegging van producties op 10 juli 2012 een akte (hierna: de antwoordakte) genomen.
7.3. Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
8.1.Bij bovengenoemd tussenarrest (hierna: het tussenarrest) is aan de bank in het kader van haar verzwaarde stelplicht opgedragen een nadere toelichting te geven op haar stellingen over de inhoud van de waarschuwingen en de wijze waarop [appellante] daarvan kennis heeft kunnen nemen (zie r.o. 4.13. van het tussenarrest). Daarbij diende de bank de navolgende informatie te verstrekken:
-Hoe en met welke frequentie werd de inhoud van de campagne 3 keer kloppen aan het publiek bekend gemaakt?
-Wat was de inhoud van deze campagne?
-Werd hierin ook gewaarschuwd voor het verstrekken van vertrouwelijke gegevens aan personen die zich, al dan niet telefonisch, voordoen als medewerker van een bank?
-Is er voorafgaand aan de datum van de frauduleuze overboekingen sprake geweest van andere uitingen van de bank(en), waarin de in de vorige vraag genoemde waarschuwing werd gegeven en zo ja, welke uitingen zijn dit en hoe werden deze gedaan?
-Hoe werd de in 4.12. (van het tussenarrest) aangehaalde waarschuwing aan klanten van de bank bekend gemaakt?
-Waaruit blijkt dat deze informatie vanaf 20 mei 2010 voor klanten van de bank (en niet alleen voor klanten van Rabobank Nederland) bij het internetbankieren zichtbaar was?
8.2.De bank heeft bij de akte diverse producties overgelegd die betrekking hebben op de campagne “3 keer kloppen”, nadere informatie gegeven over de door haar gestelde, meer specifieke waarschuwingen vanaf april 2010 en verwezen naar de personen die hierover kunnen getuigen.
8.3.1.Naar het oordeel van het hof blijkt uit genoemde producties dat de gezamenlijke banken, met name door middel van bovengenoemde campagne “3 keer kloppen”, vanaf eind 2007 hun klanten waarschuwen voor fraude bij internetbankieren, onder meer bestaande uit “phishing” mailberichten waarin wordt gevraagd om inloggegevens (zie ook r.o. 4.8. van het tussenarrest). Aan de klanten is nadrukkelijk geadviseerd veiligheidsvoorschriften in acht te nemen en controles uit te voeren. Daarbij gaat het er onder meer om of de beveiliging van de pc klopt, of de website klopt (met wie heeft men van doen op websites of in e-mails) en of de betalingen (bij- en afschrijvingen) kloppen. De bank heeft onder meer een gedetailleerd uitzendschema overgelegd van radio- en televisiecommercials van de bewuste campagne (producties II en VII bij de akte) en heeft naar twee op veilig internetbankieren gerichte websites verwezen.
Uit de antwoorden van de bank op de door het hof gestelde vragen blijkt niet, zoals ook [appellante] stelt, dat de campagne 3 keer kloppen of de andere waarschuwingen tot en met april 2010 (zoals prod. IX bij de akte) betrekking hadden op personen die zich telefonisch voordoen als medewerker van de bank. Het debat tussen partijen over de specifiek daarop gerichte waarschuwingen komt hierna onder 8.4. aan de orde.
8.3.2.Voor zover [appellante] in de antwoordakte bedoelt te betogen, dat de bank haar los van de onderhavige wijze van fraude via telefonisch contact (zie hierna onder 8.4.) niet heeft gewaarschuwd voor fraude bij internetbankieren (via onder meer phishing mailberichten), wordt hierover het volgende overwogen. Tegenover de uitgebreide en met stukken onderbouwde betwisting door de bank had het op de weg van [appellante] gelegen nadere concrete feiten en omstandigheden te stellen ter onderbouwing van haar betoog. De enkele niet nader toegelichte stelling dat zij buiten de doelgroep valt en dat zij de betreffende zenders niet beluistert is daartoe, zeker gelet op de blijkens het uitzendschema zeer gevarieerde programmering van de commercials over de campagne “3 keer kloppen”, onvoldoende. Anders dan [appellante] ziet het hof geen reden om te betwijfelen dat de commercials daadwerkelijk zijn uitgezonden, enkel omdat in het uitzendschema over 2007 bij een groot deel van de programmering de status “voorlopig” is vermeld. Hiervan is bovendien geen sprake bij een deel van het schema over 2007 (zie p. 1/11 van het tv-uitzendschema) en evenmin bij het gehele uitzendschema over 2009. Voor het overige voert [appellante] niets aan waaruit blijkt dat de commercials niet zouden zijn uitgezonden. Gelet op het voorgaande heeft [appellante] haar stelling dat zij door de bank niet is gewaarschuwd voor fraude bij internetbankieren (onder meer bestaande uit phishing mailberichten) onvoldoende onderbouwd. Aan het bewijsaanbod van [appellante] op dit punt zal derhalve worden voorbijgegaan.
8.4.1.Vervolgens komt de vraag aan de orde, of de bank ook heeft voldaan aan haar verplichting om [appellante] tijdig te waarschuwen voor de onderhavige specifieke wijze van fraude, waarbij de fraudeur [appellante] telefonisch in de waan heeft gebracht dat zij contact had met een medewerker van de bank (zie r.o. 4.12. van het tussenarrest). Tussen partijen is niet in geschil dat de bank er voorafgaand aan de datum van de frauduleuze overboekingen (8 juni 2010) van op de hoogte was, dat er sinds kort sprake was van gevallen van dergelijke fraude.
8.4.2.[appellante] stelt dat de bank bedoelde specifieke waarschuwingsplicht heeft geschonden. Volgens haar heeft de bank pas na de frauduleuze overboekingen en wel op 14 juni 2010 (in de antwoordakte noemt [appellante] ook enkele malen 17 juni 2010) een specifiek hierop gerichte waarschuwing geplaatst op de website van de bank. Eventuele eerdere waarschuwingen waren voor haar als klant niet kenbaar, aldus [appellante].
8.4.3.De bank betwist dat zij pas na 8 juni 2010 een specifieke waarschuwing kenbaar heeft gemaakt. Ter onderbouwing hiervan verwijst zij onder meer naar de op 9 april 2010 en 7 mei 2010 door Rabobank Nederland op de website van de Rabobank geplaatste, (verscherpte) waarschuwingen (prod. IX en X bij de akte). Ook beroept zij zich op een volgens de bank vanaf 20 mei 2010 voor [appellante] zichtbare waarschuwing op de website van de bank (prod. 7 bij conclusie van antwoord, zie hierover ook r.o. 4.12. van het tussenarrest). Volgens de bank waren deze waarschuwingen kenbaar voor [appellante] bij het internetbankieren.
8.4.4.Naar het oordeel van het hof heeft [appellante] de gestelde schending van de waarschuwingsverplichting van de bank, gelet op de hierboven vermelde onderbouwde betwisting door de bank, niet op voorhand bewezen.
Daarbij wordt nog overwogen dat, anders dan [appellante] stelt, de tekst van productie X bij de akte, waarvan de bank stelt dat die op 7 mei 2010 voor [appellante] zichtbaar was, wel een voldoende specifieke waarschuwing bevat. Deze tekst luidt, voor zover hier van belang, onder meer:
“Geef nooit inloggegevens door
Medewerkers van de Rabobank vragen nooit naar (persoonlijke) inloggegevens (pincode, I-code of S-code). Niet per e-mail, per telefoon, of op welke ander manier dan ook. (…) Ondanks waarschuwingen en alertheid blijft het toch voorkomen dat sommige klanten hun gegevens via een zogenaamde phishing e-mail of via de telefoon afgeven (…)”
Indien deze waarschuwing vóór 8 juni 2010 voor [appellante] bij het internetbankieren kenbaar was, heeft de bank voldaan aan haar zorgplicht.
8.4.5.Gelet op het bovenstaande, zal [appellante] in de gelegenheid worden gesteld te bewijzen dat de bank, voorafgaand aan de frauduleuze overboekingen van 8 juni 2010, geen voor [appellante] bij het internetbankieren kenbare waarschuwing heeft gegeven over personen die zich telefonisch valselijk als medewerker van de bank voordoen en om inlogcodes vragen.
8.4.6.Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
laat [appellante] toe te bewijzen dat de bank, voorafgaand aan de frauduleuze overboekingen van 8 juni 2010, geen voor [appellante] bij het internetbankieren kenbare waarschuwing heeft gegeven over personen die zich telefonisch valselijk als medewerker van de bank voordoen en om inlogcodes vragen;
bepaalt, voor het geval [appellante] bewijs door getuigen wil leveren, dat getuigen zullen worden gehoord ten overstaan van mr. P.M. Arnoldus-Smit als raadsheer-commissaris, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan de Leeghwaterlaan 8 te 's-Hertogenbosch op een door deze te bepalen datum;
verwijst de zaak naar de rol van 20 november 2012 voor opgave van het aantal getuigen en van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n) in de periode van 8 tot 16 weken na de datum van dit arrest
bepaalt dat de raadsheer-commissaris na genoemde rol dag en uur van bovengenoemd getuigenverhoor zal vaststellen;
bepaalt dat de advocaat van [appellante] tenminste zeven dagen voor het verhoor de namen en woonplaatsen van de te horen getuigen zal opgeven aan de wederpartij en aan de civiele griffie;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.T. Begheyn, S. Riemens en P.M. Arnoldus-Smit en is in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 6 november 2012.