ECLI:NL:GHSHE:2012:BY0029

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000621-12
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van een gewoonte maken van witwassen met schadevergoeding aan benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van een gewoonte maken van witwassen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 262 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast werd een vordering van de benadeelde partij, de Financní úrad pro Prahu 1, toegewezen tot een bedrag van € 290.940,45, met oplegging van de maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring dan de rechtbank. De verdachte werd vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het hof achtte het subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte had samen met anderen handelingen verricht die leidden tot het witwassen van grote geldbedragen, waarbij de integriteit van het financiële verkeer werd aangetast. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en het hof heeft de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, terwijl andere delen van de vordering werden afgewezen. De in beslag genomen vorderingen op de Rabobank werden teruggegeven aan de benadeelde partij, terwijl een vordering niet voor verbeurdverklaring vatbaar werd verklaard.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-000621-12
Uitspraak : 9 oktober 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 februari 2012 in de strafzaak met parketnummer 01-997520-10 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1943],
wonende te 3650 Dilsen-Stokkem (België), [adres],
waarbij:
- verdachte werd vrijgesproken van het hem onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde;
- verdachte ter zake van “medeplegen van een gewoonte maken van witwassen” werd veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- drie vorderingen op de Rabobank ter waarde van € 212.994,79, € 142.477,10 en
€ 152.599,39 verbeurd werden verklaard;
- de benadeelde partij Financní úrad pro Prahu 1 niet-ontvankelijk werd verklaard in haar vordering.
Hoger beroep
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De vordering van de advocaat-generaal houdt in dat het hof het beroepen vonnis zal vernietigen en opnieuw rechtdoende:
- de verdachte voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde:
o primair zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
o subsidiair zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 262 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar alsmede tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis;
- aan de verdachte zal opleggen de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht tot een bedrag van € 586.056,30 subsidiair 365 dagen hechtenis;
- de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot een bedrag van
EUR 586.056,30;
- de in beslag genomen geldbedragen verbeurd zal verklaren, met de toezegging dat in geval van verbeurdverklaring van bedragen afkomstig van de benadeelde partij, deze zullen worden terugbetaald aan de benadeelde partij.
De verdediging heeft:
- bepleit dat verdachte zal worden vrijgesproken van het hem onder 1. primair en subsidiair ten laste gelegde;
- bepleit dat verdachte partieel zal worden vrijgesproken van het hem onder 2. ten laste gelegde;
- zich op het standpunt gesteld dat zij kan leven met de subsidiaire vordering van de advocaat-generaal;
- bepleit dat de benadeelde partij niet in haar vordering zal worden ontvangen dan wel dat de vordering van de benadeelde partij zal worden afgewezen;
- zich op het standpunt gesteld dat zij kan leven met teruggave van de in beslag genomen vorderingen ter waarde van € 142.477,10 en € 152.599,39 aan de Tsjechische belastingdienst.
Vonnis waarvan beroep
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf de maand maart 2009 tot en met de maand februari 2010, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf het jaar 2009 tot en met de maand februari 2010 in de gemeente(n) Eindhoven en/of Helmond en/of (elders) in Nederland en/of in Ludvika (Zweden) en/of Stockholm (Zweden) en/of (elders) in Zweden en/of in Graz (Oostenrijk) en/of (elders) in Oostenrijk en/of in Praag (Tsjechië) en/of (elders) in Tsjechië en/of in Madrid (Spanje) en/of (elders) in Spanje, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de belastingautoriteiten in Ludvika (Zweden) en/of in Stockholm (Zweden) en/of in Graz (Oostenrijk) en/of in Praag (Tsjechië) en/of in Madrid (Spanje), althans de belastingautoriteiten in Zweden en/of Oostenrijk en/of Tsjechië en/of Spanje heeft bewogen tot de afgifte(n) van een of meer (gira(a)l(e)) bedrag(en) aan geld (in de vorm van teruggaven van omzetbelasting) tot een totaalbedrag van 1.444.280,53 euro of daaromtrent, in elk geval van een of meer (gira(a)1(e)) bedrag(en) aan geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan die buitenlandse belastingautoriteit(en) voornoemd (telkens) (een) verzoek(en) om teruggaaf omzetbelasting van een niet in het land gevestigde belastingplichtige en/of daarbij gevoegde bijlage(n), (onder meer) bestaande uit (een) factu(u)r(en), toegezonden, althans doen toekomen,
- waarin (telkens) werd voorgewend dat door de in die/dat verzoek(en) om teruggaaf omzetbelasting van een niet in het land gevestigde belastingplichtige en/of daarbij gevoegde bijlage(n) voornoemd genoemd(e) aanvrager(s) op buitenlandse facturen omzetbelasting is betaald op de aanschaf van goederen die uiteindelijk naar Nederland zijn vervoerd en/of
- waarin (telkens) (een) bankrekeningnummer(s) werd(en) vermeld op naam van de aanvrager(s) voornoemd (waarop de teruggave(n) van de omzetbelasting diende(n) te worden overgemaakt), van (een) bankrekening(en) die in werkelijkheid (telkens) stond(en) ten name van een rechtspersoon waarover hij, verdachte en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) het (feitelijke) beheer had(den),
waardoor voornoemde buitenlandse belastingautoriteit(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
subsidiair
[medeverdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf de maand
maart 2009 tot en met de maand februari 2010, althans op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode vanaf het jaar 2009 tot en met de maand februari 2010 in de gemeente(n) Eindhoven en/of Helmond en/of (elders) in Nederland en/of in Ludvika (Zweden) en/of Stockholm (Zweden) en/of (elders) in Zweden en/of in Graz (Oostenrijk) en/of (elders) in Oostenrijk en/of in Praag (Tsjechië) en/of (elders) in Tsjechië en/of in Madrid (Spanje) en/of (elders) in Spanje,
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, de belastingautoriteiten in Ludvika (Zweden) en/of in Stockholm (Zweden) en/of in Graz (Oostenrijk) en/of in Praag (Tsjechië) en/of in Madrid (Spanje), althans de belastingautoriteiten in Zweden en/of Oostenrijk en/of Tsjechië en/of Spanje heeft bewogen tot de afgifte(n) van een of meer (gira(a)1(e)) bedrag(en) aan geld (in de vorm van teruggaven van omzetbelasting) tot een totaalbedrag van 1.444.280,53 euro of daaromtrent, in elk geval van een of meer (gira(a)1(e)) bedrag(en) aan geld, in elk geval van enig goed, hebbende [medeverdachte] voornoemd en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met
de waarheid aan die buitenlandse belastingautoriteit(en) voornoemd (telkens) (een) verzoek(en) om teruggaaf omzetbelasting van een niet in het land gevestigde belastingplichtige en/of daarbij gevoegde bijlage(n), (onder meer) bestaande uit (een) factu(u)r(en), toegezonden, althans doen toekomen,
- waarin (telkens) werd voorgewend dat door de in die/dat verzoek(en) om teruggaaf omzetbelasting van een niet in het land gevestigde
belastingplichtige en/of daarbij gevoegde bijlage(n) voornoemd genoemd(e) aanvrager(s) op buitenlandse facturen omzetbelasting is betaald op de aanschaf van goederen die uiteindelijk naar Nederland zijn vervoerd en/of
- waarin (telkens) (een) bankrekeningnummer(s) werd(en) vermeld op naam van de aanvrager(s) voornoemd (waarop de teruggave(n) van de omzetbelasting diende(n) te worden overgemaakt), van (een) bankrekening(en) die in werkelijkheid
(telkens) stond(en) ten name van een rechtspersoon waarover die [medeverdachte] voornoemd en/of een of meer van zijn medeverdachte(n) het (feitelijke) beheer had(den), waardoor voornoemde buitenlandse belastingautoriteit(en) (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
tot het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijf voornoemd hij, verdachte (telkens) behulpzaam is geweest en/of tot het plegen van welk(e) misdrijven/misdrijfvoornoemd hij, verdachte (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door op een of meer
tijdstip(pen) in of omstreeks de periode(n) vanaf de maand december 2008 tot en met de maand juli 2009, althans op een of meer tijdstip(pen) in of
omstreeks de/het ja(a)r(en) 2008 en/of 2009 in de gemeente(n) Eindhoven en/of Budel en/of Veldhoven en/of Helmond, althans in Nederland, opzettelijk die bankrekening(en) voornoemd te openen en/of de bankpas(sen) en/of de overige gegevens en/of stukken met betrekking tot die bankrekening(en) voornoemd aan die [medeverdachte] voornoemd en/of een of meer van diens medeverdachte(n) af te geven;
2.
hij (op een of meer tijdstip(pen)) in of omstreeks de periode van 19 mei 2009 tot en met
29 juni 2010, althans (op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de/het ja(a)r(en) 2009 en/of 2010, in de gemeente(n) Eindhoven en/of Helmond en/of (elders) in Nederland en/of in Frankrijk en/of Zwitserland en/of Duitsland en/of Belgie en/of Luxemburg (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben/heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n)
a. een of meer voorwerp(en), te weten een giraal geldbedrag groot 95.650,- euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of daarvan gebruik gemaakt door dat geldbedrag voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] over te maken, althans te doen of laten overmaken naar een Franse, althans buitenlandse bankrekening (D-010 19/44) en/of
b. een of meer voorwerp(en), te weten drie, in elk geval een of meer geldbedrag(en) tot een totaal geldbedrag groot 215.000,- euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of daarvan gebruik gemaakt door die/dat geldbedrag(en) voornoemd (telkens) vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] contant op te nemen, althans te doen of laten opnemen (D-010 22/44) en/of
c. een of meer voorwerp(en), te weten een giraal geldbedrag groot 349.522,14 euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of daarvan gebruik gemaakt door dat geldbedrag voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] over te maken, althans te doen of laten overmaken naar een Zwitserse bankrekening ten name van [verdachte] (RHV-04/22) en/of
d. een of meer voorwerp(en), te weten een giraal geldbedrag groot 246.000 euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of daarvan gebruik gemaakt door dat geldbedrag voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2] over te maken, althans te doen of laten overmaken naar een Luxemburgse, in elk geval buitenlandse bankrekening (D-010 48/44) en/of
e. een of meer voorwerp(en), te weten twee, althans een gira(a)l(e) geldbedrag(en) groot 134.039,17 euro en/of 203.418,72 euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of daarvan gebruik gemaakt door die/dat geldbedrag(en) voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2] over te maken, althans te doen of laten overmaken naar een bankrekening ten name van
[goudleverancier] (D-010 40/44) en/of
f. een of meer voorwerp(en), te weten een giraal geldbedrag groot 148.605,73 euro verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of daarvan gebruik gemaakt door die/dat geldbedrag(en) voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2] over te maken, althans te doen of laten overmaken naar een Zwitserse bankrekening ten name van [verdachte] (RHV-04/22),
terwijl hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn medeverdachte(n) (telkens) wist(en) dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten of omissies voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1. primair dan wel subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, zodat hij daarvan moet worden vrijgesproken. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Ten aanzien van het onder 1. primair ten laste gelegde zijn naar het oordeel van het hof uit het onderzoek ter terechtzitting onvoldoende aanwijzingen naar voren gekomen om de overtuiging te kunnen bekomen dat verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling.
Voor de onder 1. subsidiair ten laste gelegde gedragingen van verdachte is wel bewijs voorhanden, maar uit het onderzoek ter terechtzitting zijn onvoldoende aanwijzingen naar voren gekomen om de overtuiging te kunnen bekomen dat verdachte door die gedragingen opzettelijk medeplichtig is geweest aan oplichting door een ander of anderen.
Het bewijs
[…]
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
A.
De beslissing dat het bewezen verklaarde door de verdachte is begaan berust op de
feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd.
B.
Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep ten verweer betoogd dat hij partieel moet worden vrijgesproken van het hem onder 2. ten laste gelegde, te weten van de gedragingen zoals ten laste gelegd onder a., c. en f. Daartoe is aangevoerd – zakelijk weergegeven – dat verdachte over deze overboekingen niets kan verklaren en het geld enkel via de rekeningen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] is weggesluisd.
Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
Verdachte heeft blijkens de gebezigde bewijsmiddelen opzettelijk de bankrekeningen ten name van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] geopend en ter beschikking gesteld van zijn mededaders. [medeverdachte] stelde hem voor om geld te ontvangen via die rekeningen. Verdachte wilde niet weten over wat voor geld het ging. [medeverdachte] beloofde hem dat hij een percentage zou krijgen van het geld dat over de rekening zou komen, namelijk 2,5 %.
Verdachte heeft daardoor, naar het oordeel van het hof, minstgenomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat op die rekeningen bedragen zouden worden ontvangen die van misdrijf afkomstig waren. Vervolgens heeft verdachte de bankpassen van deze bankrekeningen afgegeven aan zijn mededaders. Ook heeft hij op verzoek van een mededader meermalen geld van één van die bankrekeningen afgehaald en vervolgens aan die mededader overhandigd.
Onder die omstandigheden is het hof voorts van oordeel dat sprake is geweest van een zodanig bewust en nauwe samenwerking dat verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededaders de bedragen heeft overgedragen en aldus deze bedragen heeft witgewassen.
Bijgevolg verwerpt het hof het verweer.
Bewezenverklaring
Op grond van de hiervoor vermelde redengevende feiten en omstandigheden en de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen (als hierboven genoemd), in onderling verband en samenhang beschouwd, acht het hof het aan verdachte onder 2. ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat:
hij op tijdstippen in de jaren 2009 en 2010 in Nederland en in Duitsland telkens tezamen en in vereniging met anderen van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn medeverdachten
a. een giraal geldbedrag groot 95.650,- euro overgedragen door dat geldbedrag voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] over te maken naar een Franse bankrekening en
b. drie geldbedragen tot een totaal geldbedrag groot 215.000,- euro overgedragen door die geldbedragen voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] contant op te nemen en
c. een giraal geldbedrag groot 349.522,14 euro overgedragen door dat geldbedrag voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 1] over te maken naar een Zwitserse bankrekening ten name van [verdachte] en
d. een giraal geldbedrag groot 246.000 euro overgedragen door dat geldbedrag voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2] over te maken naar een Luxemburgse bankrekening en
e. van twee girale geldbedragen groot 134.039,17 euro en 203.418,72 euro gebruik gemaakt door die geldbedragen voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2] over te maken naar een bankrekening ten name van
[goudleverancier] en
f. een giraal geldbedrag groot 148.605,73 euro overgedragen door dat geldbedrag voornoemd vanaf bankrekening nummer [rekeningnummer] ten name van [bedrijf 2] over te maken naar een Zwitserse bankrekening ten name van [verdachte],
terwijl hij, verdachte en/of zijn medeverdachten wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2. bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van een gewoonte maken van witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Op te leggen straffen
C.1
Het hof heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan – kort weergegeven - het tezamen en in vereniging met anderen witwassen van in totaal
€ 1.392.235,76.
De rechtbank heeft verdachte ter zake van dat feit veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het hof de verdachte voor het onder 1. primair en 2. ten laste gelegde:
- primair zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- subsidiair zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 360 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 262 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar alsmede tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis;
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat zij kan leven met de subsidiaire vordering van de advocaat-generaal.
C.2
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ten aanzien van de ernst van het bewezen verklaarde heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd;
- de omstandigheid dat door het onder 2. bewezen verklaarde witwassen van grote geldbedragen inbreuk is gemaakt op de integriteit van het financiële en economische verkeer;
- de omstandigheid dat verdachte kennelijk slechts heeft gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van het hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie
d.d. 24 augustus 2012, waaruit blijkt dat hij niet eerder ter zake soortgelijke feiten door de strafrechter is veroordeeld;
- de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken.
Het hof heeft wat betreft de op te leggen strafsoort en hoogte van de straf aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door dit gerechtshof in gevallen vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd. Aan de hand daarvan acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden in beginsel een passende reactie.
In de persoonlijke omstandigheden van verdachte zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen, ziet het hof evenwel aanleiding de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf en deels voorwaardelijke gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan de periode die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht op te leggen.
Met oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
Maatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de Financní úrad pro Prahu 1 (Belastingautoriteit voor Praag 1; gemachtigde mr. B. Vanatova) als gevolg van het bewezen verklaarde feit schade heeft geleden tot een bedrag van € 290.940,45.
Verdachte en zijn mededaders zijn naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Het hof zal daarom aan de verdachte ter meerdere zekerheid van de hieronder te vermelden betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 290.940,45 te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Vordering van de benadeelde partij
D.1
De Financní úrad pro Prahu 1 (Belastingautoriteit voor Praag 1; gemachtigde mr.
B. Vanatova) heeft zich overeenkomstig het bepaalde in het Wetboek van Strafvordering in eerste aanleg in de strafzaak gevoegd als benadeelde partij en een vordering ingediend ten bedrage van 15.297.915,00 Kc (Tsjechische kronen). De benadeelde partij is door de eerste rechter in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
De benadeelde partij heeft in hoger beroep gepersisteerd bij haar in eerste aanleg gedane vordering.
Deze vordering strekt tot vergoeding van geleden schade.
D.2
Blijkens het voegingsformulier en de schriftelijke toelichting ziet de vordering van de benadeelde partij op vijf bedragen die door de benadeelde partij zijn overgeboekt naar Nederlandse bankrekeningen, te weten:
Datum boeking Bedrag in Tsjechische kronen Bedrag in euro’s
17 september 2009 2.334.511,00 91.102,87
22 december 2009 3.741.591,00 142.477,10
6 januari 2010 1.725.681,00 64.882,54
20 januari 2010 3.517.603,00 134.955,04
20 januari 2010 3.978.529,00 152.638,75
Totaal 15.297.915,00 586.096,30
D.3
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen de bedragen groot € 91.102,87, € 64.882,54 en € 134.955,04 heeft witgewassen. Naar het oordeel van het hof staat het bewezen verklaarde medeplegen van gewoontewitwassen in een zodanig nauw verband met het misdrijf waarvan de bedragen afkomstig zijn dat de benadeelde partij door het witwassen rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van in totaal € 290.940,45. De vordering zal tot dat beloop worden toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat voormelde vordering voor het overige niet ziet op rechtstreekse schade die is toegebracht door verdachtes bewezen verklaarde handelen. Gelet hierop zal het hof dit deel van de vordering afwijzen.
Het hof zal de verdachte tevens verwijzen in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot op heden begroot op nihil.
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, daarmede zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer in zoverre komt te vervallen (zulks vice versa, dat wil zeggen: indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer komt daarmede zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij in zoverre te vervallen).
Het hof zal bepalen dat indien en voor zover een mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Voorts zal het hof bepalen dat indien en voor zover een mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Beslag
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof de drie in beslag genomen vorderingen op de Rabobank ter waarde van € 212.994,79, € 142.477,10 en € 152.599,39 verbeurd zal verklaren. Het hof is evenwel op grond van artikel 33a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, bezien in samenhang met de bewezenverklaring, van oordeel dat de drie in beslag genomen vorderingen niet voor verbeurdverklaring vatbaar zijn.
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven vorderingen op de Rabobank ter waarde van € 142.477,10 en € 152.599,39 zullen worden teruggegeven aan Financní úrad pro Prahu 1 (Belastingautoriteit voor Praag 1), zijnde degene die blijkens het onderzoek ter terechtzitting redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van de in beslag genomen vordering ter waarde van € 212.994,79 kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt en daarvan zal het hof de bewaring ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1. primair dan wel subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2. ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 2. meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
360 (driehonderdzestig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 262 (tweehonderdtweeënzestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd Financnì úrad pro Prahu 1, een bedrag te betalen van € 290.940,45 (tweehonderdnegentigduizend negenhonderdveertig euro en vijfenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij,
Financnì úrad pro Prahu 1, terzake van het onder 2. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 290.940,45 (tweehonderdnegentigduizend negenhonderdveertig euro en vijfenveertig cent) en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededaders, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij vervalt, indien en voor zover deze aan de opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer, heeft voldaan.
Bepaalt dat de aan de verdachte opgelegde maatregel, inhoudende de verplichting tot betaling van voormeld bedrag aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer vervalt, indien en voor zover deze aan zijn verplichting tot betaling van de vordering van de benadeelde partij, heeft voldaan.
Bepaalt dat indien en voor zover een mededader van verdachte het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Bepaalt dat indien en voor zover een mededader van verdachte de benadeelde partij schadeloos heeft gesteld, de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Gelast de teruggave aan Financní úrad pro Prahu 1 van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een vordering op de Rabobank ter waarde van € 142.477,10;
- een vordering op de Rabobank ter waarde van € 152.599,39.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een vordering op de Rabobank ter waarde van
€ 212.994,79.
Aldus gewezen door
mr. H. Harmsen, voorzitter,
mr. K. van der Meijde en mr. V.M. van Daalen-Mannaerts, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M.F.S. ter Heide, griffier,
en op 9 oktober 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. V.M. van Daalen-Mannaerts is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.