GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.079.955
arrest van 2 oktober 2012
1. [Appellante sub 1.],
2. [Appellante sub 2.],
3. [Appellant sub 3.],
allen gevestigd c.q. wonende te [vestigings- c.q. woonplaats],
appellanten,
advocaat: mr. J.W. Schouten,
[X. ],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. Ph.C.M. van der Ven,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 15 maart 2011 in het hoger beroep van het door de rechtbank Maastricht onder nummer 141712 / HA ZA 09-779 gewezen vonnis van 24 november 2010.
Het hof zal hierna de nummering van het tussenarrest voortzetten.
Appellanten zullen worden aangeduid als [appellanten c.s.], en afzonderlijk als [appellante sub 1.], [appellant sub 3.] Advokaten en [appellant sub 3.]; geïntimeerde zal worden aangeduid als [geintimeerde].
5. Het tussenarrest van 15 maart 2011
Bij genoemd arrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6. Het verdere verloop van de procedure
6.1.De comparitie heeft op 11 april 2011 plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt (waarin abusievelijk het jaartal van de terechtzitting niet is vermeld). Partijen zijn niet tot een regeling gekomen en de zaak is naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
6.2. Bij memorie van grieven hebben [appellanten c.s.], onder overlegging van producties, vijftien grieven aangevoerd, en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en - samengevat -:
in conventie, onder wijziging en vermindering van hun eis:
(i) verklaring voor recht dat de buitengerechtelijke ontbinding d.d. 5 mei 2009 van de samenwerkingsovereenkomst uit 1998 ten onrechte heeft plaatsgevonden;
(ii) veroordeling van [geintimeerde] tot betaling van een bedrag groot € 211.817,63 (€ 78.682,-- voor overname debiteuren, € 21.290,-- voor lening incl. rente, € 80.000 voor schadevergoeding wegens onterechte buitengerechtelijke ontbinding, € 28.350,30 voor afrekening kantoorkosten, en € 3.495,33 voor verschotten), onder uitdrukkelijke bepaling dat [geintimeerde] zijn debiteuren overneemt, te vermeerderen met een bedrag van € 4.000,-- wegens buitengerechtelijke incassokosten en te vermeerderen met wettelijke (handels)rente;
in reconventie
afwijzing van de vorderingen van [geintimeerde].
6.3.Bij memorie van antwoord heeft [geintimeerde] de grieven bestreden.
6.4. Partijen hebben vervolgens hun zaak doen bepleiten ter terechtzitting van het hof van 14 februari 2012, [appellanten c.s.] door mr. Schouten voornoemd en [geintimeerde] door mr. R.J. Kramer. De pleitnota’s van beide raadslieden alsmede het proces-verbaal van de terechtzitting bevinden zich in kopie bij de stukken.
6.5.Na afloop van het pleidooi is de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een nadere memorie door partijen, waarbij partijen zich dienden uit te laten als in het proces-verbaal van de terechtzitting vermeld.
6.6. [appellanten c.s.] hebben, onder overlegging van producties, een memorie na pleidooi, tevens inhoudende vermeerdering van eis genomen, en geconcludeerd tot veroordeling van [geintimeerde] tot afgifte op grond van artikel 843 Rv van de jaarrekeningen 2004, 2005 en 2006, op verbeurte van een dwangsom, subsidiair tot toelating tot bewijs van hun stellingen dat de rente op de lening 6% bedroeg en dat partijen afgerekend hebben over de jaren 2004, 2005 en 2006. [geintimeerde] nam, eveneens onder overlegging van producties, een nadere memorie. Partijen hebben in de respectieve memories op de (concept)memorie van de wederpartij gereageerd.
6.7.Ten slotte hebben partijen hun procesdossiers overgelegd en uitspraak gevraagd.
7. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
8. De verdere beoordeling
8.1. In onderdeel 2. van het beroepen vonnis heeft de rechtbank vastgesteld van welke feiten in dit geschil wordt uitgegaan. De door de rechtbank vastgestelde feiten, die niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt. Voorts staan nog enkele andere feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast.
Het hof zal hierna opnieuw een overzicht van de- in appel relevante - feiten geven.
8.2.Het gaat in dit appel om het volgende.
(a) [appellant sub 3.]is enig aandeelhouder en bestuurder van [appellante sub 1.], die op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder is van [appellante sub 2.].
(b) [appellant sub 3.]en [geintimeerde] hebben vanaf 1991 als (zelfstandige) advocaten samengewerkt. In 1991 is tussen hen beiden een samenwerkingovereenkomst gesloten (prod. 1 bij memorie van grieven).
(c) Op 1 januari 1998 is tussen [appellanten c.s.] enerzijds en [geintimeerde] en [geintimeerde] Advokaten B.V. i.o. anderzijds een nieuwe samenwerkingsovereenkomst gesloten (prod. 1 bij inleidende dagvaarding). In deze overeenkomst wordt onder meer het volgende bepaald:
“De ondergetekenden:
(…)
IN AANMERKING NEMEND:
vanaf 1 mei 1991 oefenen [appellant sub 3.]en [geintimeerde] gezamenlijk, maar ieder voor zich zelfstandig en voor eigen rekening en risico, hun advocatenpraktijk uit aan het adres [vestigingsadres A.] (…) te [vestigingsplaats A.];
(…)
KOMEN OVEREEN ALS VOLGT:
artikel 1
a. de samenwerking is in deze vorm aangegaan voor de duur van drie jaren met ingang van 1 januari
1998. Behoudens opzegging wordt de samenwerking daarna telkens voor de duur van drie jaren
stilzwijgend verlengd. Opzegging dient te geschieden bij aangetekend schrijven met inachtneming
van een termijn van één jaar;
b [appellant sub 3.] en [geintimeerde] spreken af hun omzet te realiseren via [appellant sub 3.]Advokaten B.V. (…). Een en ander zal gebeuren onder de naam “[appellant sub 3.]Advokaten”. Een en ander geldt zolang geen nadere andere afspraken tussen [appellant sub 3.]en [geintimeerde] worden gemaakt. (…);
c. onder “omzet” ´verstaan partijen de daadwerkelijk gerealiseerde omzet, dit wil zeggen het bedrag dat
daadwerkelijk binnenkomt, eigen bijdrages op toevoegingen daaronder begrepen, een en ander na aftrek van
BTW en verschotten, inclusief griffierechten;
d. de kantoorkosten gerelateerd aan deze omzet worden door [appellant sub 3.]en [geintimeerde] elk voor de helft gedragen gedurende de eerste drie jaren van de samenwerking. Nadien worden nieuwe afspraken gemaakt . ;(…)
e. onder kantoorkosten verstaan [appellant sub 3.]en [geintimeerde] alle zakelijke kosten gemaakt door [appellant sub 3.]Advokaten B.V., waaronder met name zijn begrepen:
- huur kantoorpand gelegen te [vestigingsplaats A.] aan de [vestigingsadres A.] (f 36.000,-- excl. BTW)
- interne financieringskosten (f 30.000,--);
- interne managementskosten (f 12.000,--);
zoals deze overigens ook blijken uit de betreffende jaarstukken. Onder deze kosten zijn o.a. begrepen de
salarislasten van het secretariaat. Partijen zullen jaarlijks over de hoogte van deze kosten overleg plegen
alsook over en weer deze kosten goedkeuren;
(…)
artikel 3
(…)
b. [appellant sub 3.]en [geintimeerde] zullen slechts nieuwe investeringen en uitgaven doen via [appellant sub 3.]Advokaten B.V., voor zover ze het daarover samen eens zijn;
(…)
d. [appellant sub 3.]verstrekt aan [geintimeerde] op aanvraag alle noodzakelijke financiële gegevens met betrekking tot zijn praktijk;
e. [appellant sub 3.]draagt zorg voor betaling via [appellant sub 3.]Advokaten B.V. van een voorschot van f 8.000,-- exclusief BTW per maand aan [geintimeerde], welk bedrag partijen in onderling overleg kunnen aanpassen. Los daarvan zal [appellant sub 3.]aan [geintimeerde] een lening op aanvraag verstrekken, groot f 25.000,--, welk bedrag door [geintimeerde] wordt aangewend voor de aanschaf van een nieuwe auto;
(…)”
(d) De vennootschap [geintimeerde] Advokaten B.V. is niet tot oprichting gekomen.
(e) Het voorschotbedrag als bedoeld in artikel 3 sub e van de samenwerkingsovereenkomst is per 1 januari 2002 tussen partijen gewijzigd in € 4.000,-- per maand.
(f) In de eerste helft van 2007 hebben [appellant sub 3.], [geintimeerde] en de advocaten mr. [advocaat sub 1.], mr. [advocaat sub 2.] en mr. [advocaat sub 3.] een intentieverklaring opgesteld en ondertekend (prod. 2 bij inleidende dagvaarding). Deze verklaring bevat onder meer de volgende bepalingen:
“:De ondergetekenden:
(…)
NEMEN IN AANMERKING:
deze advocaten voeren gezamenlijk de advocatenpraktijk te [vestigingsplaats A.] (gemeentenaam A.]) en te [vestigingsplaats B.] ( gemeente [gemeentenaam B.]);
zij willen deze praktijk samen voortzetten op basis van gelijkwaardigheid, voor gezamenlijke rekening, op basis van individuele omzet minus aandeel in de gezamenlijke kosten als individueel resultaat;
SPREKEN ALS INTENTIE UIT:
artikel 1
vanaf 1 januari 2007 vindt de beroepsuitoefening plaats voor gezamenlijke rekening en risico van alle advocaten;
artikel 2
de advocaten gaan uit van een juridische structuur, waarbij zij alle vijf aandeelhouder zijn, persoonlijk of via hun BV, van een tussenholding en op te richten werkmaatschappij;
artikel 3
ieder van de advocaten neemt zijn eigen debiteuren over;
(...)
artikel 6
[appellante sub 1.] verrekent met elk van de advocaten afzonderlijk voor 1 mei 2007;
artikel 8
partijen zijn op de hoogte van de tussen [appellante sub 1.], [appellant sub 3.] Advokaten BV en Mr. [appellant sub 3.] enerzijds en [geintimeerde] Advokaten BV i.o. en Mr. [geintimeerde] anderzijds op 1 januari 1998 opgemaakte samenwerkingsovereenkomst, welke overeenkomst onverkort geldt in afwachting van definitieve afspraken tussen de vijf advocaten (…). Ter informatie van de overige partijen wordt een kopie van deze samenwerkingsovereenkomst uit 1998 aan de onderhavige intentieverklaring toegevoegd.”
(g) In april 2008 heeft m[advocaat sub 3.] het samenwerkingverband verlaten.
(h) Tussen [appellant sub 3.]en [geintimeerde] is onenigheid ontstaan.
(i) [appellanten c.s.] hebben over de maanden januari t/m maart 2008 en januari t/m april 2009 geen voorschotten aan [geintimeerde] betaald.
(j) Bij brief van zijn advocaat van 5 mei 2009 (prod. 14 bij inleidende dagvaarding) heeft [geintimeerde] de samenwerkingsovereenkomst van 1 januari 1998 met [appellanten c.s.] ontbonden, en gesommeerd tot betaling van achterstallige voorschotten, het opmaken van tussentijdse jaarstukken, waarna rekening en verantwoording door [appellanten c.s.] moet worden afgelegd en financiële afrekening dient plaats te vinden.
(k) Op 1 oktober 2009 is tussen (de vennootschappen van) de advocaten [appellanten], [advocaat sub 1.], [advocaat sub 2.] en [advocaat sub 4.] een samenwerkingsovereenkomst gesloten (prod. 11 bij memorie van grieven). In artikel 1 van deze samenwerkingsovereenkomst is bepaald dat deze overeenkomst voor de eerste drie genoemden geacht wordt te zijn aangegaan op 1 januari 2007.
(l) [appellanten c.s.] hebben in een kort geding bij de rechtbank Maastricht, vooruitlopend op de (onderhavige) bodemprocedure, betaling en overname door [geintimeerde] van zijn debiteuren gevorderd. De voorzieningenrechter heeft de vordering afgewezen bij vonnis van 5 oktober 2009, welk vonnis in hoger beroep bij arrest van dit hof van 27 april 2010 is bekrachtigd.
8.3. [appellanten c.s.] hebben [geintimeerde] gedagvaard voor de rechtbank Maastricht, en gevorderd - samengevat - een verklaring voor recht dat de buitengerechtelijke ontbinding van 5 mei 2009 van de samenwerkingsovereenkomst uit 1998 ten onrechte heeft plaatsgevonden, en veroordeling van [geintimeerde] tot betaling van € 236.095,25 in hoofdsom, € 4.000,-- aan buitengerechtelijke kosten, met wettelijke (handels)rente, en proceskosten.
8.4. [appellanten c.s.] baseren hun vordering op voormelde intentieverklaring van 2007 en de tussen hen gesloten samenwerkingsovereenkomst d.d. 1 januari 1998. Het gevorderde bedrag in hoofdsom bestaat uit:
- € 80.000,-- als schadevergoeding wegens onterechte buitengerechtelijke ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst;
- € 21.290,-- in verband met terugbetaling van de aan [geintimeerde] verstrekte lening van f 25.000,-- ten behoeve van de aanschaf van een auto en een laptop, met 6% rente daarover, berekend per 1 juli 2009);
- € 80.009,72 in verband met overname door [geintimeerde] van zijn debiteuren op grond van artikel 3 van de intentieverklaring;
- € 51.300,-- in verband met afrekening over de jaren 2004-2009 op grond van artikel 6 van de intentieverklaring en gebaseerd op de samenwerkingsovereenkomst;
- € 3.495,53 aan verschotten.
8.5.[geintimeerde] vordert in reconventie:
(i) hoofdelijke veroordeling van [appellanten c.s.] om binnen acht weken na datum vonnis aan hem rekening en verantwoording af te leggen van de in de jaren 2004 tot en met de ontbindingsdatum in 2009 gerealiseerde omzetten, afschrijvingen op debiteuren en de hoogte van de in de visie van [appellanten c.s.] ten laste van [geintimeerde] komende kantoorkosten en daarbij tevens inzicht te verschaffen in de door [appellanten c.s.] toegepaste verdeelsleutel ten aanzien van de verdeling van de kantoorkosten over de diverse samenwerkende advocaten, door een schriftelijke conceptafrekening waarin al het vorenstaande is verwerkt aan hem te verstrekken, gestaafd door verificatoire bescheiden en voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring, op straffe van een dwangsom van € 10.000,-- voor iedere dag dat [appellanten c.s.] in gebreke blijven aan deze veroordeling voldoen;
(ii) hoofdelijke veroordeling van [appellanten c.s.] om aan hem € 28.000,-- te betalen wegens het niet betalen van ingevolge de samenwerkingsovereenkomst te betalen voorschotten, te vermeerderen wettelijke rente;
(iii) verklaring voor recht dat [appellanten c.s.] toerekenbaar tekort zijn geschoten door [geintimeerde] vanaf 16 april 2009 secretariële ondersteuning, en vanaf 17 april 2009 door middel van wijziging van het wachtwoord de toegang tot het kantoornetwerk te ontnemen, dat zij voor de daardoor geleden schade jegens hem aansprakelijk zijn, en hoofdelijke veroordeling van [appellanten c.s.] tot vergoeding van de daardoor door [geintimeerde] geleden schade, nader op te maken bij staat;
(iv) hoofdelijke veroordeling van [appellanten c.s.] tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.158,-- , vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding;
alsmede voorwaardelijk, voor zover de rechtbank de betalingsvordering van [appellanten c.s.] in conventie afwijst,:
(v) een verklaring voor recht dat de door [appellanten c.s.] gelegde conservatoire beslagen onrechtmatig zijn;
(vi) opheffing van de door [appellanten c.s.] gelegde conservatoire beslagen;
(vii) hoofdelijke veroordeling van [appellanten c.s.] tot vergoeding van de door [geintimeerde] ten gevolge van deze beslagen geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat.
8.6.Tegen de vorderingen in conventie en in reconventie is gemotiveerd verweer gevoerd, op gronden als hierna bij de bespreking van de grieven - voor zover in dit appel relevant - weergegeven.
8.7.De rechtbank heeft in conventie alleen de vordering ter zake de hoofdsom van de lening van f 25.000,-- (omgerekend € 11.344,51) toegewezen, met wettelijke rente vanaf de datum van dagvaarding, en de overige vorderingen afgewezen.
In reconventie heeft de rechtbank de vordering van [geintimeerde] tot het afleggen van rekening en verantwoording door [appellanten c.s.] toegewezen, met uitzondering van de goedkeurende accountantsverklaring, en met dien verstande dat de termijn waarbinnen de rekening en verantwoording moet worden afgelegd op 6 maanden is bepaald en de te verbeuren dwangsom op € 1.000,-- tot een maximum van € 52.000,--. Ook de vordering tot hoofdelijke veroordeling van het bedrag van de door [appellanten c.s.] niet betaalde voorschotten ad € 28.000,--, met wettelijke rente daarover, alsmede de gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot het toerekenbaar tekortschieten van Daniels c.s. en de veroordeling tot betaling van schadevergoeding door [appellanten c.s.] heeft de rechtbank toegewezen. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de voorwaardelijke vordering met betrekking tot de ten laste van [geintimeerde] gelegde beslagen zijn afgewezen.
8.8.De door [appellanten c.s.] opgeworpen grieven leggen het geschil in conventie en in reconventie opnieuw ter beoordeling aan het hof voor. Het hof zal de grieven niet afzonderlijk bespreken.
8.9.Bij gelegenheid van de pleitzitting voor het hof is vastgesteld (zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting) dat tussen partijen niet (meer) in geschil is dat:
* de constructie die partijen zijn aangegaan kan worden beschouwd als een kostenvennootschap via [appellant sub 3.]bv;
* iedere advocaat zijn eigen omzet had en [appellant sub 3.] bv voorschotten verstrekte;
* de facturen op naam van [appellant sub 3.]bv werden uitgeschreven en de debiteuren aan deze bv betaalden;
* de secretaresses rappelbrieven verstuurden aan debiteuren, die door de behandelend advocaat werden ondertekend; * de oninbare debiteuren voor risico van de behandelend advocaat kwamen; en
* het debiteurenrisico bij de behandelend advocaat lag.
8.10. Voorts hebben partijen ter pleitzitting te kennen gegeven het erover eens te zijn dat tussen hen thans dient te worden afgerekend ter zake de samenwerking, en wel over de jaren 2004 t/m 2009. Dit geldt derhalve bij de beoordeling van het onderhavige geschil als uitgangspunt.
Dit brengt mee dat het bezwaar zijdens [geintimeerde] dat door [appellanten c.s.] in de procedure tot aan (de eisvermeerdering bij) pleidooi geen vordering is ingesteld die ertoe strekt dat partijen met elkaar afrekenen, inclusief afrekening debiteuren, buiten beschouwing wordt gelaten. [geintimeerde] miskent bovendien dat [appellanten c.s.] zowel in eerste aanleg als in hoger beroep afrekening over de jaren 2004-2009 heeft gevorderd en afrekening van de debiteuren (overname van debiteuren door [geintimeerde]).
Voorts brengt dit mee dat de door [appellanten c.s.] bij memorie na pleidooi gevorderde overlegging ex art. 843a Rv van de jaarstukken 2004 t/m 2006 door [geintimeerde] en het gedane bewijsaanbod buiten beschouwing blijven.
8.11. Ter pleitzitting heeft het hof in het vooruitzicht gesteld dat mogelijk een deskundige zal worden benoemd ter beoordeling van (de juistheid van) de zijdens [appellanten c.s.] overgelegde rekening en verantwoording (prod. 1 bij memorie van grieven). Partijen hebben te kennen gegeven dat zij het erover eens zijn dat een door het hof te benoemen deskundige zich enkel zal hoeven uit te laten over de door [geintimeerde] betwiste posten uit de rekening en verantwoording. Afgesproken is ter zitting dat de advocaat van [geintimeerde] bij nadere memorie een lijst zal overleggen van de posten die [geintimeerde] door de deskundige onderzocht wenst te zien.
8.12. Voor zover [geintimeerde] bij memorie na pleidooi opnieuw het standpunt heeft ingenomen - naar het hof uit de verwijzing naar de memorie van antwoord begrijpt - dat uit de samenwerkingsovereenkomst respectievelijk de beëindiging daarvan geen verplichting tot overname van debiteuren voortvloeit, wordt dit verworpen. Nu ter pleitzitting zijdens [geintimeerde] is beaamd dat het debiteurenrisico in het samenwerkingsverband bij de behandelend advocaat lag, vloeit daaruit naar het oordeel van het hof voort dat bij de beëindiging van de samenwerking ter zake de openstaande facturen van debiteuren zal dienen te worden afgerekend. Nu door [geintimeerde] geen feiten en omstandigheden zijn aangevoerd waaruit een andersluidende regeling of afspraak tussen partijen kan worden afgeleid, dient naar het oordeel van het hof het bedrag dat gemoeid is met de overname van debiteuren van [geintimeerde] - voor zover de hoogte daarvan niet is betwist - in de thans aan de orde zijnde afrekening tussen partijen te worden betrokken.
8.13.Zijdens [geintimeerde] is (ter uitvoering van de door het hof aan de raadsman van [geintimeerde] ter zitting gegeven opdracht) aangegeven dat het onderzoek van de deskundige zich uitsluitend kan concentreren op de verschuldigdheid van het door [appellanten c.s.] in verband met de afrekening over 2004 t/m 2009 gevorderde bedrag van € 28.350,30 wegens kantoorkosten (onderdeel B van de rekening en verantwoording, hof), vermeerderd met het bedrag van € 3.495,33 ter zake gestelde verschotten.
[appellanten c.s.] hebben in reactie hierop bij antwoordmemorie te kennen gegeven dat indien door een deskundige onderzoek zal worden gedaan naar de (juistheid van de) kantoorkosten, dan tevens (de juistheid van) de afschrijving van debiteuren dient te worden onderzocht.
Het hof overweegt dat, nu door partijen ter pleitzitting is overeengekomen dat de deskundige zich alleen zal dienen uit te laten over de door [geintimeerde] nog nader aan te geven, betwiste posten van de rekening en verantwoording, en vervolgens zijdens [geintimeerde] bij nadere memorie te kennen is gegeven dat het onderzoek van de deskundige zich uitsluitend hoefde te richten op de kantoorkosten< (de juistheid van) de berekening van de post afschrijving debiteuren in de rekening en verantwoording geen nader onderzoek behoeft, zodat dit niet in de opdracht aan de deskundige hoeft te worden betrokken. Nu [appellanten c.s.] in de bij de rekening en verantwoording gevoegde productie 3) een gespecificeerde berekening hebben overgelegd van het genoemde (en ter zake gevorderde) bedrag van € 78.682,-- voor overname van debiteuren (openstaande debiteuren), en die berekening als zodanig door [geintimeerde] niet wordt betwist, kan dit bedrag van € 78.682,-- als juist worden aanvaard.
8.14.Het hof overweegt dat de post verschotten ad € 3.495,33, gelet op hetgeen het hof hierna zal overwegen, niet door de deskundige behoeft te worden onderzocht. De rechtbank heeft in het beroepen vonnis de vordering ter zake de verschotten afgewezen, aangezien niet was gesteld of gebleken op grond waarvan [geintimeerde] gehouden was de gestelde verschotten te voldoen, waardoor de vordering grondslag mistte. Het hof stelt vast dat [appellanten c.s.] ook in appel niet, althans onvoldoende hebben onderbouwd op grond waarvan [geintimeerde] gehouden was de verschotten te voldoen. Uit de enkele stelling dat het om verschotten in zaken van [geintimeerde] gaat (die door [appellanten c.s.] zijn betaald) kan, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, de verschuldigdheid van [geintimeerde] van de verschotten en derhalve de grondslag van de vordering niet worden afgeleid. Ook het subsidiaire beroep van [appellanten c.s.] op ongerechtvaardigde verrijking wordt verworpen, nu [appellanten c.s.] de stelling dat in verband met de door [appellant sub 3.]betaalde verschotten baten aan [geintimeerde] zijn toegekomen onvoldoende hebben onderbouwd. Bijgevolg zal het hof het oordeel van de rechtbank dat de vordering van [appellanten c.s.] moet worden afgewezen in stand laten. Grief VI is daarmee tevergeefs opgeworpen.
8.15. Het hof stelt vast dat zijdens [geintimeerde] bij memorie na pleidooi niet - zoals tussen partijen was afgesproken - een lijst van betwiste posten is overgelegd. Volstaan is met het formuleren van negentien vragen, die in het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de berekening van de kantoorkosten ad € 28.350,30 volgens [geintimeerde] aan de deskundige zouden kunnen worden gesteld. Het hof zal de zijdens [geintimeerde] geformuleerde vragen als lijst van betwiste posten begrijpen.
Zulks betekent - gelet op de afspraken met partijen ter pleitzitting, en de kennisgeving zijdens [geintimeerde] bij nadere akte dat enkel met betrekking de kantoorkosten onderzoek hoeft te worden verricht - dat de onderdelen (A) Omzet en (C) Debiteuren van de rekening en verantwoording van [appellanten c.s.] geen onderzoek door de deskundige behoeven, en er derhalve van de door [appellanten c.s.] ter zake berekende bedragen over de jaren 2004 t/m 2009 kan worden uitgegaan. Voor zover [geintimeerde] bij een enkele geformuleerde vraag op de posten A en C is ingegaan, zal deze buiten beschouwing worden gelaten.
8.16.Resteert voor onderzoek door een deskundige ter zake de rekening en verantwoording door [appellanten c.s.] derhalve de door [geintimeerde] genoemde kantoorkosten (onderdeel B).
8.17. Beide partijen hebben zich op het standpunt gesteld dat kan worden volstaan met benoeming van één deskundige, en hebben zich wat betreft de persoon van de deskundige aan het oordeel van het hof gerefereerd. De voorkeur van [geintimeerde] gaat daarbij uit naar ofwel een registeraccountant met specifieke kennis van de advocatuur of wel een (oud) advocaat met financieel inzicht.
Het hof zal, nu partijen geen eensluidende voorkeur voor een deskundige hebben uitgesproken, een deskundige uit het ter griffie van het hof gehouden bestand benoemen.
8.18. Met betrekking tot de zijdens [geintimeerde] geformuleerde vragen ten aanzien van de kantoorkosten overweegt het hof dat deze zich niet beperken tot een cijfermatige controle van de rekening en verantwoording. Voor zover de door [geintimeerde] voorgestelde vragen het bestek van een cijfermatig onderzoek door een deskundige te buiten gaan, zal het hof deze buiten beschouwing laten. Waar deze vragen nog aanleiding geven tot verdere bespreking komt het hof hierop hierna nog terug.
8.19.Het hof komt, uitgaande van de overige zijdens [geintimeerde] voorgedragen vragen, en de reactie hierop van [appellanten c.s.], - na herformulering - tot de volgende vraagstelling aan de deskundige:
a) Is over de jaren 2004 tot en met 2009 op de in de samenwerkingsovereenkomst bedoelde wijze tussen partijen afgerekend? Indien Uw antwoord ontkennend luidt, kunt u dit dan nader specificeren?
b) Blijkt uit de bij de rekening en verantwoording gevoegde financiële stukken van een betaling in 2004 aan [geintimeerde] van een bedrag van € 13.772,-- (zoals op pag. 6 van de rekening en verantwoording, in de Eindafrekening, derde alinea vermeld)?
c) Blijkt uit de bij de rekening en verantwoording gevoegde financiële stukken van een betaling in 2005 aan [geintimeerde] van een bedrag van € 3.603,-- (zoals op pag. 6 van de rekening en verantwoording, in de Eindafrekening, vierde alinea vermeld)?
d) Is voor de berekening van het uiteindelijke bedrag aan kantoorkosten relevant of wordt uitgegaan van de kosten van twee vestigingen ([vestigingsplaats A.] en [vestigingsplaats B.]) gedeeld door vijf advocaten dan wel van alleen de kosten van het kantoor te [vestigingsplaats A.] gedeeld door vier advocaten? Indien de aan de vestiging [vestigingsplaats B.] verbonden kantoorkosten buiten beschouwing zouden worden gelaten, zou dit dan, en zo ja in hoeverre, tot een correctie moeten leiden van de uiteindelijk in de rekening en verantwoording en de daarin vervatte eindberekening opgenomen kantoorkosten?
e) Heeft ten aanzien van de kosten van de in de vestiging [vestigingsplaats B.] werkzame schoonmaakster een correctie plaatsgevonden in verband met werkzaamheden voor [appellant sub 3.] in privé?
f) Indien ervan zou moeten worden uitgegaan dat de kantoorkosten gerelateerd aan de advocate mr. [advocaat sub 4.] voor rekening van [appellant sub 3.]zouden moeten komen, tot welke correctie in de rekening en verantwoording en de daarin vervatte eindafrekening zou dit dan leiden?
g) Heeft in verband met de kosten verband houdende met de echtscheidingsprocedure van [appellant sub 3.]in de financiële administratie van [appellant sub 3.] Advokaten een correctie van de kantoorkosten plaatsgevonden? Is naar uw oordeel in zoverre van een deugdelijke correctie sprake?
h) In hoeverre is het juist dat in de kantoorkosten niet zijn meegenomen de UWV-premies ten bedrage van € 5.763,46 die medio 2005 op de derdenrekening van [appellant sub 3.]Advokaten zijn binnengekomen (memorie van antwoord, prod. 4)?
i) Kunt U nagaan of, en zo ja in hoeverre, de opgevoerde kosten voor onderhoudswerkzaamheden mede betrekking hebben op de privéwoning van [appellant sub 3.]?
j) Kunt u, mede aan de hand van de boekhouding van [appellant sub 3.]Advokaten vaststellen in welke mate de advocaten [appellanten], [advocaat sub 2.], [advocaat sub 3.] en [advocaat sub 1.] aan de kantoorkosten hebben bijgedragen?
k) Heeft U verder nog opmerkingen die mogelijk voor de beoordeling door het hof van de door [appellanten c.s.] overgelegde rekening en verantwoording, en de daarin opgenomen eindafrekening, nog van belang kunnen zijn?
8.20. Het hof zal het voorschot voor het uit te brengen deskundigenbericht voorshands ten laste van beide partijen brengen, in die zin dat ieder van partijen de helft van het voorschot zal betalen als hierna in het dictum bepaald. Het hof zal voorts bepalen dat partijen, voor zover de deskundige dat voor zijn onderzoek nodig oordeelt, op eerste verzoek van de deskundige de jaarrekening(en) van de betreffende vennootschappen en eenmanszaken zal dienen over te leggen. Indien een partij niet aan dit verzoek voldoet, zal het hof daaraan de consequenties verbinden die het geraden acht.
8.21. Het hof overweegt dat afhankelijk van het antwoord op de vraag sub e) mogelijk nog bewijs zal moeten worden geleverd ter zake de door [appellant sub 3.]gestelde afspraak dat de kantoorkosten van beide vestigingen tezamen in gelijke delen over vijf advocaten zouden worden gedeeld, ter zake waarvan ter pleitzitting uitdrukkelijk een bewijsaanbod is gedaan. Het hof zal een beslissing daarover in afwachting van de uitkomst van het deskundigenbericht aanhouden.
8.22.Voor zover [geintimeerde] zich gezien de namens hem geformuleerde vraag 9 kennelijk op het standpunt stelt dat gelet op het karakter van de praktijk van [geintimeerde] - het sociale verzekeringsrecht - daarin nauwelijks (omvangrijke) verschotten voorkwamen, en derhalve de post “niet doorberekende kosten van derden” niet aan zijn praktijk te relateren zou zijn, overweegt het hof dat daarmee de verschuldigdheid van de in de rekening en verantwoording zijdens [appellanten c.s.] opgevoerde kosten onvoldoende gemotiveerd zijn betwist. Nu [geintimeerde] zijn stelling niet aan de hand van bescheiden of anderszins heeft geconcretiseerd, zal van de verschuldigdheid van de ter zake opgenomen post in de rekening en verantwoording worden uitgegaan.
8.23.Het hof zal in afwachting van het deskundigenrapport elke verdere beslissing ter zake de rekening en verantwoording en de afrekening tussen partijen over 2004 t/m 2009 (en in dit verband bij de grieven II, III, V, VIII en IX aangevoerde stellingen) aanhouden.
Voor zover partijen debatteren over de vraag of tussen hen afspraken zijn gemaakt over de hoogte van het door [geintimeerde] terug te betalen bedrag op de door [appellant sub 3.]Advokaten verstrekte lening van € 85.000,-- overweegt het hof reeds thans dat deze vraag in deze procedure geen beantwoording behoeft, aangezien [appellanten c.s.] immers niet (tijdig) een daartoe strekkende vordering hebben ingediend.
8.24. Het hof overweegt dat buiten de omzet, kantoorkosten en debiteuren, waarover door [appellanten c.s.] rekening en verantwoording is afgelegd, en waarover afrekening zal dienen plaats te vinden, nog een viertal geschilpunten tussen partijen bespreking behoeven. Het betreft (i) de niet-betaalde voorschotten over de maanden januari t/m maart 2008 en januari 2009 t/m april 2009, (ii) de secretariële ondersteuning aan [geintimeerde] en de toegang tot het computernetwerk van [appellant sub 3.]Advokaten en in verband daarmee (iii) de vraag of de buitengerechtelijke ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst door [geintimeerde] op 5 mei 2009 gerechtvaardigd was, en (iv) het rentepercentage over de door [appellante sub 1.] aan [geintimeerde] verstrekte lening van f 25.000,--.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
8.25.Wat betreft de niet-betaalde voorschotten door [appellant sub 3.]over in totaal 7 maanden in de jaren 2008 en 2009 is het hof, zoals ook de rechtbank, van oordeel dat door [appellanten c.s.] niet, althans onvoldoende is onderbouwd dat tussen partijen is overeengekomen dat bij het behalen van een lage(re) omzet door [geintimeerde] geen of een minder bedrag aan voorschotten als in artikel 3 sub e) van de samenwerkingovereenkomst bepaald zou worden betaald. Voor zover [appellanten c.s.] zich met een verwijzing naar het gestelde (dramatisch) dalen van de omzet van [geintimeerde] in 2008 en 2009 heeft beroepen op zijn recht om de betaling van de voorschottermijnen op te schorten, kan hem dit dan ook niet baten. Voor zover [appellanten c.s.] hebben aangevoerd dat [geintimeerde] met het niet voldoen van de voorschotten over de drie eerste maanden van 2008 feitelijk zou hebben ingestemd, is dit door [geintimeerde] uitdrukkelijk weersproken, zodat dit in rechte niet vaststaat, terwijl ook geen gespecificeerd bewijs op dit punt is aangeboden. Daarmee faalt grief X en in zoverre ook grief I.
8.26. Het hof honoreert evenmin de stelling van [appellanten c.s.] dat hen een opschortingsrecht met betrekking tot de betaling van de litigieuze voorschottermijnen over 2008 en 2009 zou toekomen in verband met de omstandigheid dat door [geintimeerde] in strijd met de gemaakte afspraken omzet is achtergehouden c.q. is omgeleid. Immers blijkt uit de door [appellant sub 3.]overgelegde bescheiden dat de aan [geintimeerde] verweten omleiding en achterhouding van omzet zich in april 2009 heeft voorgedaan, derhalve op een moment dat (in elk geval het merendeel van) de litigieuze voorschottermijnen door [appellanten c.s.] al niet waren betaald, zodat van een gerechtvaardigd opschorten van de betalingsverplichtingen zijdens [appellanten c.s.] in verband met een niet nakomen door [geintimeerde] op dat moment van een verbintenis uit de overeenkomst geen sprake was. Het hof verenigt zich voorts, bij gebreke van nadere onderbouwing zijdens [appellanten c.s.] in appel, met het oordeel van de rechtbank dat voldoende aannemelijk is dat het omleiden van de omzet door [geintimeerde] zijn oorzaak vond in het niet-nakomen door [appellanten c.s.] van de verplichting tot het betalen van een maandelijks voorschot in 2009, en dat tussen de verbintenis van [appellanten c.s.] om voorschotten te betalen en die van [geintimeerde] om omzet af te dragen voldoende samenhang bestaat om bij niet-nakoming door [appellanten c.s.] een opschorting van de op [geintimeerde] rustende verplichting te rechtvaardigen. Ook grief XI en in zoverre grief I falen derhalve.
8.27.Het hiervoor overwogene brengt mee dat de vordering in reconventie tot betaling van een bedrag van € 28.000,-- wegens niet-betaalde voorschotten naar het oordeel van het hof terecht is toegewezen, zodat deze beslissing in stand blijft. Dat geldt ook voor de toewijzing van wettelijke handelsrente over de respectieve bedragen van € 4.000,--, nu [appellanten c.s.] de betwisting van de wettelijke handelsrente niet heeft onderbouwd. Ook grief XIII faalt derhalve.
Zulks laat evenwel onverlet dat, indien zal komen vast te staan dat de omzet van [geintimeerde], minis verschotten en kantoorkosten, tot een lagere vordering leidt dan het bedrag dat aan voorschotten is of had moeten worden betaald, het verschil zal moeten worden terugbetaald c.q. verrekend.
8.28.[appellanten c.s.] hebben zich voorts (met de grieven XII en XIV en in verband daarmee ook grief I) gekeerd tegen de door de rechtbank gegeven verklaring voor recht dat [appellanten c.s.] toerekenbaar zijn tekortgeschoten in de nakoming van de samenwerkingovereenkomst door aan [geintimeerde] vanaf 16 april 2009 geen secretariële ondersteuning meer te geven en vanaf 17 april 2009 toegang tot het computernetwerk te ontnemen.
8.29.[appellanten c.s.] stellen (bij de grieven I, XII en XIV) dat de secretariële ondersteuning vanuit [appellant sub 3.] Advokaten is stopgezet nadat was komen vast te staan dat [geintimeerde] omzet had omgeleid en toevoegingen achterhield, en beroepen zich op opschorting van de secretariële ondersteuning totdat [geintimeerde] zich hield aan de afspraak uit de samenwerkingsovereenkomst om de omzet via [appellant sub 3.]Advokaten te laten lopen. Het hof overweegt dat nu hiervoor is geoordeeld dat het staken van het betalen van voorschotten door [appellanten c.s.] begin 2009 een opschorting door [geintimeerde] van de op hem rustende verplichting tot afdracht van de omzet rechtvaardigde, het door [appellanten c.s.] in verband daarmee gedane beroep op opschorting van de secretariële ondersteuning wordt verworpen. Bijgevolg liggen de vorderingen tot verklaring voor recht dat [appellanten c.s.] door het stopzetten van de secretariële ondersteuning toerekenbaar tekort is geschoten en tot veroordeling van [appellanten c.s.] tot betaling van de daardoor door [geintimeerde] geleden schade, voor toewijzing gereed. Het vonnis van de rechtbank zal derhalve op dit punt in stand worden gelaten, waarmee de grieven in zoverre falen.
8.30. Met betrekking tot het door [geintimeerde] gestelde ontnemen van toegang tot het computernetwerk, hebben [appellanten c.s.] (bij de grieven I, XII en XIV) aangevoerd dat slechts sprake is geweest van het ontfutselen van de hoofdcode van het computernetwerk aan [geintimeerde] omdat [geintimeerde] had gedreigd het kantoornetwerk lam te leggen, maar dat [geintimeerde] de toegang tot zijn computerbestanden heeft behouden via het secretariaat, waaraan uitdrukkelijk opdracht was gegeven om [geintimeerde] alle gewenste gegevens te verschaffen. Nu [appellanten c.s.] aldus gemotiveerd verweer hebben gevoerd, en [geintimeerde], op wie ten dezen de bewijslast rust, geen gespecificeerd bewijs van zijn stelling heeft aangeboden, staat het ontnemen van toegang tot het netwerk in rechte niet vast, zodat de vorderingen tot verklaring voor recht dat [appellanten c.s.] toerekenbaar is tekortgeschoten en tot vergoeding door [appellanten c.s.] van de daardoor door [geintimeerde] geleden schade, voor zover hierop gegrond, niet voor toewijzing vatbaar. De toewijzing van de vorderingen door de rechtbank onder 5.7 en 5.8. van het beroepen vonnis zal derhalve worden vernietigd. De grieven I, XII en XIV treffen in zoverre doel.
8.31.Vervolgens is de vraag aan de orde of het tekortschieten van [appellanten c.s.] in de nakoming van de samenwerkingsovereenkomst door [geintimeerde] vanaf 16 april 2009 secretariële ondersteuning te ontnemen, de buitengerechtelijke ontbinding van de samenwerkingsovereenkomst op 5 mei 2009door [geintimeerde] rechtvaardigde.
Het hof stelt voorop dat ingevolge artikel 6:265 BW een tekortkoming van een partij in de nakoming van een wederkerige overeenkomst aan de wederpartij in beginsel de bevoegdheid geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De stelplicht en bewijslast dat de tekortkoming geen (gehele) ontbinding rechtvaardigt rust op de tekortschietende partij, in casu derhalve [appellanten c.s.]
Het hof stelt vast dat [appellanten c.s.] slechts hebben aangevoerd dat zij de secretariële ondersteuning van [geintimeerde] destijds mochten opschorten en er dus van een toerekenbare tekortkoming zijdens Daniels c.s. geen sprake is, welk verweer hiervoor in r.o. 8.29. is verworpen. Nu [appellanten c.s.] geen feiten en omstandigheden hebben aangevoerd die tot het oordeel kunnen leiden dat aan [geintimeerde] de bevoegdheid tot ontbinding in het onderhavige geval dient te worden ontzegd, heeft rechtens te gelden dat [geintimeerde] op 5 mei 2009 de samenwerkingsovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden.
Zulks brengt mee dat de vordering van [appellanten c.s.] tot betaling van een bedrag van € 80.000,-- aan schadevergoeding wegens het ten onrechte buitengerechtelijk ontbinden van de overeenkomst terecht door de rechtbank is afgewezen, welk oordeel derhalve in stand blijft. Voor zover grief 1 tegen dit oordeel is gericht, faalt deze.
8.32.Wat betreft ten slotte het verschuldigd zijn door [geintimeerde] van 6% rente over de aan hem door [appellante sub 1.] verstrekte geldlening van f 25.000,-- zoals door [appellanten c.s.] gesteld, overweegt het hof dat [appellanten c.s.] (in de toelichting bij grief IV) hebben aangevoerd dat zowel in de jaarrekeningen van [appellante sub 1.] als van [geintimeerde] een percentage van 6% zoals tussen partijen was afgesproken, is verantwoord. [appellanten c.s.] hebben bij memorie na pleidooi ter nadere onderbouwing van hun stelling een e-mailbericht overgelegd van accountantskantoor [accountantskantoor], waarin wordt verklaard dat dit kantoor de jaarstukken 2005 van zowel [appellante sub 1.] als van [geintimeerde] heeft opgemaakt, en dat de vordering van [appellante sub 1.] op [geintimeerde] per 31 december 2005 ad € 17.355,-- (zijnde het saldo per 31 december 2004 ad € 16.373,-- vermeerderd met 6% rente per jaar) correspondeert met de in de jaarstukken van [geintimeerde] gerapporteerde schuld aan [appellante sub 1.].
Het hof acht met de enkele reactie zijdens [geintimeerde] in de antwoordmemorie dat de door de accountant van [appellant sub 3.]opgestelde jaarrekening geen gegevens bevat waarmee [geintimeerde] zich onverkort mee kan verenigen, de inhoud van voormelde e-mail onvoldoende weersproken, zodat in rechte van een overeengekomen percentage van 6% over de geldlening van € 25.000,-- zal worden uitgegaan. Grief IV treft derhalve doel.
8.33.Het hof zal thans overgaan tot het gelasten van het hiervoor aangekondigde deskundigenonderzoek, en zal in afwachting daarvan elke verdere beslissing aanhouden.
9.1.bepaalt dat een deskundigenonderzoek wordt verricht naar de in rechtsoverweging 8.19 van dit arrest geformuleerde vragen;
9.2.benoemt tot deskundige ter beantwoording van deze vragen:
de heer G.N.W. Lenting
p/a Deloitte
Postbus [postbusnummer]
[postcode] [kantoorplaats]
tel: [telefoonnummer];
9.3.bepaalt dat de griffier van dit hof een afschrift van dit arrest aan de deskundige toezendt;
bepaalt dat partijen binnen één week na de datum van dit arrest (een afschrift van) de verdere processtukken aan de deskundige ter beschikking zullen stellen en alle door deze gewenste inlichtingen zullen verstrekken;
9.4.bepaalt dat de deskundige eerst met het onderzoek begint nadat daartoe van de griffier bericht is ontvangen;
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek - en ten aanzien van de conceptrapportage - partijen in de gelegenheid stelt opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijk bericht van de deskundige moet blijken of aan dit voorschrift is voldaan, terwijl in het bericht tevens melding wordt gemaakt van de inhoud van zodanige opmerkingen en verzoeken;
verzoekt de deskundige een schriftelijk en met redenen omkleed bericht, met een duidelijke conclusie, in te leveren ter griffie van dit hof en tegelijkertijd een afschrift van het bericht aan de advocaten van partijen toe te zenden;
bepaalt de termijn waarbinnen het schriftelijk, ondertekend bericht ter griffie van dit hof (postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch) moet worden ingeleverd op drie maanden nadat door de griffier is bericht dat met het onderzoek kan worden begonnen;
9.5.bepaalt dat partijen, voor zover de deskundige dat voor zijn onderzoek nodig oordeelt, op eerste verzoek van de deskundige de jaarrekening(en) van de betreffende vennootschappen en eenmanszaak zullen overleggen;
9.6.bepaalt het voorschot op de kosten van de deskundige op het door de deskundige begrote bedrag van in totaal € 33.000,-- (inclusief btw), tenzij (één van) partijen binnen veertien dagen na deze uitspraak bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij (die binnen twee dagen hierop kan reageren bij brief aan de griffier van dit hof met afschrift aan de wederpartij) tegen de hoogte van het voorschot bezwaar heeft/hebben gemaakt, in welk geval het hof op het bezwaar/de bezwaren zal beslissen en de hoogte van het voorschot zal bepalen;
bepaalt dat ieder van partijen de helft van genoemd voorschot van € 33.000,--, derhalve € 16.500,--, binnen 2 weken na heden zal overmaken naar rekeningnummer 56.99.90.572 ten name van Arrondissement 536 ‘s-Hertogenbosch onder vermelding van zaaknummer HD 200.079.955;
9.7.verzoekt de deskundige, indien zijn kosten het voorschot te boven mochten gaan, het hof daarover tijdig in te lichten;
9.8.benoemt mr. Th.C.M. Hendriks-Jansen tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich, door tussenkomst van de griffier dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
9.9.verwijst de zaak naar de rol van 2 april 2013 voor memorie na deskundigenonderzoek, aan de zijde van [appellanten c.s.];
9.10.houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Hendriks-Jansen, S. Riemens en J.W.P.M. van der Velden en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 oktober 2012.