ECLI:NL:GHSHE:2012:BX8175

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
11 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
MHD 200.083.367
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Auteursrechtelijke vordering en schadevergoeding in geschil tussen RTV Company Interactive Communications B.V. en PABO B.V.

In deze zaak heeft RTV Company Interactive Communications B.V. (hierna: RTV) hoger beroep ingesteld tegen PABO B.V. (hierna: Pabo) met betrekking tot een geschil over auteursrechten en schadevergoeding. RTV vorderde in eerste aanleg een bedrag van € 47.600,-- inclusief BTW, als vergoeding voor de productie van bedrijfsfilms en inbreuk op haar auteursrechten door Pabo. De rechtbank heeft RTV in haar vordering gedeeltelijk toegewezen, maar het grootste deel van de vordering afgewezen. RTV heeft vervolgens dertien grieven aangevoerd in hoger beroep, waarbij zij onder andere de vernietiging van de eerdere vonnissen heeft gevorderd.

De kern van het geschil draait om de vraag of Pabo inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van RTV door de bedrijfsfilm te verveelvoudigen en openbaar te maken zonder toestemming. RTV stelt dat Pabo zonder haar instemming de bedrijfsfilm heeft laten vermenigvuldigen en dat zij recht heeft op een schadevergoeding van € 80.000,-- voor deze inbreuk. Pabo betwist deze claims en stelt dat er geen sprake is van een inbreuk, aangezien er overeenstemming bestond over de terbeschikkingstelling van de films.

Het hof heeft geoordeeld dat er geen inbreuk op het auteursrecht heeft plaatsgevonden, omdat er een overeenkomst bestond tussen partijen over de terbeschikkingstelling van de films. De vordering van RTV tot schadevergoeding is afgewezen, evenals de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. RTV is in de proceskosten veroordeeld, en het hof heeft het bestreden eindvonnis van de rechtbank bekrachtigd. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken tussen partijen over auteursrechten en de gevolgen van het niet naleven daarvan.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Nevenzittingsplaats ’s-Hertogenbosch
Sector civiel recht
zaaknummer MHD 200.083.367
in de zaak van
RTV COMPANY INTERACTIVE COMMUNICATIONS B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
advocaat: mr. C.W. Reintjes,
tegen:
PABO B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.R.E. Nobus,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 3 mei 2012 in het hoger beroep van de door de recht¬bank Middelburg onder zaak-/rolnr. 70191/HA ZA 09-588 gewezen von¬nissen van 6 januari 2010 en 20 oktober 2010.
5. Het tussenarrest van 3 mei 2012
Bij genoemd arrest heeft het hof een comparitie na aanbrengen gelast en is iedere verdere beslissing aangehouden.
6. Het verdere verloop van de procedure
6.1. De comparitie heeft op 20 mei 2011 plaatsgevonden. Daarvan is proces-verbaal opgemaakt. Partijen zijn niet tot een regeling gekomen en de zaak is naar de rol verwezen voor memorie van grieven.
6.2. Bij memorie van grieven heeft RTV dertien grieven aangevoerd en geconcludeerd (zie ook 8.4.) tot vernietiging van de vonnissen waarvan beroep en, kort gezegd, tot veroordeling van Pabo om aan RTV te voldoen:
primair:
- een bedrag van € 40.000,-- (excl. BTW), primair ter zake van tussen partijen bestaande overeenkomst, subsidiair als gevolg van het onrechtmatig handelen van Pabo
- een bedrag van € 80.000,-- (excl. BTW) ter zake van de auteursrechtelijke vergoeding die Pabo verschuldigd is aan RTV
subsidiair:
ter zake van bovengenoemde schadeposten een bedrag dat het hof redelijk en billijk acht
primair en subsidiair:
een bedrag van primair € 24.000,-- (excl. BTW), subsidiair van € 9.250,-- (excl. BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten.
6.3. Bij memorie van antwoord heeft Pabo de grieven bestre¬den.
6.4. Partijen hebben hun zaak doen bepleiten op 14 mei 2012, RTV door mr. Reintjes en Pabo door mr. Claase. Mr Reintjes heeft gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities. Partijen hebben ermee ingestemd dat het hof recht doet op de op voorhand in kopie toegezonden gedingstukken.
7. De gronden van het hoger beroep
Voor de tekst van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
8. De verdere beoordeling
8.1. In overweging 2.1. van het bestreden vonnis van 20 oktober 2010 heeft de rechtbank feiten vastgesteld. Hiertegen zijn geen grieven gericht, zodat het hof ook van die door de rechtbank vastgestelde feiten zal uitgaan. Voorts staan nog enkele andere feiten als enerzijds gesteld en anderzijds niet betwist, tussen partijen vast. Het hof zal hierna een overzicht geven van de relevante feiten.
8.1.1. RTV produceert bedrijfs- en instructiefilms. Pabo is een postorderbedrijf.
8.1.2. RTV heeft in opdracht van Pabo vier korte films van elk twee minuten (hierna: de vier korte films) geproduceerd en één bedrijfsfilm van vier minuten (hierna: de bedrijfsfilm) voor de Nederlandse markt. RTV heeft daarvoor het bedrijf Global Joy B.V. (hierna: Global Joy) ingeschakeld. Voor elk van de korte films heeft RTV € 2.500,-- excl. BTW in rekening gebracht en voor de bedrijfsfilm € 5.000,-- excl. BTW. Pabo heeft deze bedragen voldaan.
8.1.3. Naast de bedrijfsfilm voor de Nederlandse markt zijn door RTV aan Pabo versies van deze film voor acht andere landen (België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk, Slowakije, Spanje en Tsjechië, hierna: de acht andere landen) ter beschikking gesteld (hierna: de acht buitenlandse versies).
8.1.4. Een e-mailbericht van 23 april 2009 (prod. 8 bij akte van Pabo van 18 augustus 2010) luidt, voor zover hier van belang:
“(…)
From: [X.]
To: [Y.]@RTVCompany.nl
(…)
Hi [Y.],
Verzoek vanuit de directie is om het filmpje te laten monteren door [Z.] van Global Joy. Hij heeft de hele dag gefilmd en weet wat er aan beeld is en weet ook precies hoe ik en [A.] het willen hebben.
(…)
Daarbij hoef ik niet de deur uit om het filmpje kant en klaar in alle talen in huis te hebben wat mij tijd scheelt want ik heb het al ongekend druk de komende weken.
Ik koppel alles vanaf maandag met [Z.] en zal jou hierin in de CC zetten zodat je precies weet wat er gebeurd en wanneer.
(…)”
8.1.5. Een email-bericht van 12 juni 2009 (prod. 9 bij dagvaaarding in eerste aanleg) luidt, voor zover hier van belang:
“Van: [B.]@RTVCompany.nl
(…)
Aan: ‘[X.]@pabo.nl’
Onderwerp: Pabo bedrijfsfilm
(…)
Beste [X.],
De films zijn klaar en kunnen worden gedownload vanaf de ftp-server van RTV Company, jullie welbekend. Je hebt er inmiddels al een aantal van [Z.] ontvangen. Het resultaat is erg mooi geworden en ben benieuwd naar jullie reactie. Zoals besproken met onze medewerker [Z.], tref je het resultaat aan in de door jullie bestelde 9 versies. Wil je mij, nadat je e.e.a. hebt bekeken en in goede staat hebt ontvangen, per omgaande laten weten of het zo naar jullie zin is of dat wij nog eventuele aanpassingen moeten verrichten. Wij kunnen dan de files die nogal wat ruimte op onze server in beslag nemen, z.s.m. verwijderen (…)”
8.1.6. [X.] (hierna: [X.]) antwoordde hierop bij e-mail bericht van 15 juni 2009 (prod. 10 bij dagvaaarding in eerste aanleg):
“(…) Beste [B.], Hartelijk dank hiervoor. Met vriendelijke groet, [X.] (…)”
8.1.7. RTV heeft op 15 juni 2009 aan Pabo een factuur gestuurd ad € 40.000,-- excl. BTW (€ 47.600,-- excl. BTW) met, voor zover hier van belang, de volgende omschrijving:
“(…) Extra Productie bedrijfsfilms Pabo Nederland B.V. (…) Extra landenfilms: België, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk, Slowakije, Spanje en Tsjechië (…)”
8.2. In eerste aanleg heeft RTV na eiswijziging -kort weergegeven- gevorderd dat de rechtbank Pabo veroordeelt tot betaling aan RTV van een totaalbedrag van € 47.600,-- inclusief BTW, dan wel een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen redelijke prijs voor de door Pabo extra afgenomen films, vermeerderd met wettelijke rente alsmede tot betaling van een bedrag van € 1.500,-- aan buitengerechtelijke incassokosten. Zij beroept zich daartoe op nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst en op inbreuk door Pabo op het auteursrecht van RTV.
8.3. Nadat Pabo verweer heeft gevoerd, heeft de rechtbank de vordering van RTV toegewezen tot een bedrag van € 1.000,--, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering van RTV is voor het overige afgewezen. De rechtbank overweegt dat de stelling van RTV dat Pabo zonder haar instemming en medeweten de bedrijfsfilm heeft laten vermenigvuldigen, onjuist is gelet op de e-mail van 12 juni 2009 (zie hierboven 8.1.4.). De rechtbank oordeelt voorts dat Pabo aan RTV opdracht heeft gegeven om naast de bedrijfsfilm acht andere versies van de bedrijfsfilm te leveren, hetgeen meerwerk betreft. De hiervoor door RTV te betalen, redelijke prijs wordt door de rechtbank vastgesteld op € 1.000,--.
8.4. In hoger beroep vordert RTV, na vermeerdering van eis, kort gezegd dat de bestreden vonnissen van 6 januari 2010 en 20 oktober 2010 worden vernietigd en dat Pabo wordt veroordeeld tot betaling van:
Primair:
a) € 40.000,-- (excl. BTW), primair als nakoming van de tussen partijen bestaande overeenkomst, subsidiair als schade tengevolge van het onrechtmatig handelen (waaronder het schenden van de auteursrechten van RTV) van Pabo,
b) € 80.000,-- (excl. BTW) ter zake van auteursrechtelijke vergoeding die Pabo verschuldigd is aan RTV als gevolg van het verveelvoudigen en/of openbaar maken van de 4 initiële korte films,
c) een bedrag primair van € 24.000,-- (excl. BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, subsidiair van € 9.250,-- (excl. BTW).
Subsidiair:
i. terzake van de hiervoor (naar het hof begrijpt: sub a) en b)) genoemde schadeposten een bedrag dat het hof redelijk en billijk acht,
ii. een bedrag primair van € 24.000,-- (excl. BTW) ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, subsidiair van € 9.250,-- (excl. BTW).
8.5. Nu RTV geen grieven heeft gericht tegen het bestreden tussenvonnis van 6 januari 2010, zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar hoger beroep tegen dit vonnis.
8.6. De grieven zijn gericht tegen het slechts gedeeltelijk toewijzen door de rechtbank van de vordering van RTV, tegen alle overwegingen die hiertoe hebben geleid en tegen het bij de proceskostenveroordeling gehanteerde tarief. Het hof ziet aanleiding de grieven (met uitzondering van de grief tegen de proceskostenveroordeling) gezamenlijk te behandelen.
8.7. Tussen partijen is uitvoerig gedebatteerd over de vraag wat de grondslag is van de hierboven in 8.4. sub a) genoemde vordering van RTV. Het hof begrijpt de stellingen van RTV ten aanzien van die vordering als volgt. Primair beroept RTV zich op nakoming van de door haar gestelde overeenkomst tussen RTV en Pabo inzake acht additionele bedrijfsfilms (de acht buitenlandse versies). Subsidiair (zie onder meer memorie van grieven onder 35), indien en voorzover geoordeeld wordt dat er geen sprake is van een tussen partijen bestaande overeenkomst, beroept RTV zich er op dat Pabo door het laten vervaardigen van de acht buitenlandse versies inbreuk maakt op de aan RTV toekomende auteursrechten, bestaande uit het mogen openbaar maken en verveelvoudigen van de bedrijfsfilm en het daarin mogen aanbrengen van ondertitels en/of het synchroniseren van teksten.
8.8.1. Tussen partijen is niet in geschil dat RTV medio juni 2009 aan Pabo de (door Global Joy vervaardigde) acht buitenlandse versies ter beschikking heeft gesteld en dat over dit ter beschikking stellen door RTV als zodanig tussen partijen op dat moment overeenstemming bestond. Dit blijkt ook uit het in 8.1.4. aangehaalde mailbericht van RTV aan Pabo. Dat het volgens RTV om acht afzonderlijke films gaat en volgens Pabo om acht (minimaal) aangepaste versies van de bedrijfsfilm (zie hierna onder 8.9.4 tot en met 8.9.6.) en dat partijen het, mede hierdoor, niet eens zijn over een door Pabo aan RTV te betalen prijs, doet aan bedoelde overeenstemming niet af. Deze overeenstemming over het aan Pabo ter beschikking stellen van de acht buitenlandse versies wordt door RTV ook nadrukkelijk naar voren gebracht in het kader van de primaire grondslag van haar vordering. Gelet op het voorgaande bestond er tussen partijen een overeenkomst over het van de kant van RTV ter beschikking stellen van de acht buitenlandse versies, zodat niet aan de subsidiaire grondslag van de vordering van RTV onder 8.4. sub a) wordt toegekomen en er van de door RTV gestelde inbreuk op auteursrecht van RTV ook geen sprake kan zijn. Daarbij wordt nog in aanmerking genomen dat ook naar eigen zeggen van RTV (zie onder meer memorie van grieven onder 44 en de toelichting op grief 4) de aan Pabo ter beschikking gestelde acht buitenlandse versies bedoeld waren voor gebruik in de acht andere landen.
8.8.2. Dat Pabo zich mogelijk eerst rechtstreeks tot Global Joy heeft gewend voor het laten vervaardigen van de acht buitenlandse versies, kan niet tot een ander oordeel leiden. Zoals ook uit overgelegde e-mailberichten tussen Global Joy en RTV (producties 6 tot en met 8 bij dagvaarding in eerste aanleg) kan worden afgeleid, heeft Global Joy de acht buitenlandse versies aan RTV gezonden. Vervolgens is RTV overgegaan tot het ter beschikking stellen van de acht buitenlandse versies aan Pabo, waarover zoals hierboven al overwogen tussen partijen toen overeenstemming bestond.
Daar komt nog bij dat uit het e-mailbericht van 23 april 2009 (zie 8.1.3.) volgt dat RTV vanaf genoemde datum bekend was of in elk geval kon zijn met de wens van Pabo om de bedrijfsfilm in “alle talen” beschikbaar te krijgen.
Gelet op het voorgaande, faalt bovengenoemd beroep van RTV op inbreuk op haar auteursrecht en zal de in dit kader gevorderde schadevergoeding (€ 40.000,-- danwel een bedrag dat het hof redelijk en billijk acht) worden afgewezen.
8.9.1. Vervolgens dient de op nakoming gestoelde vordering van RTV ad € 40.000,-- te worden beoordeeld. Daartoe zal eerst aan de orde komen wat partijen over de (kosten van de) acht buitenlandse versies zijn overeengekomen en wat de inhoud is van de acht buitenlandse versies.
8.9.2. Pabo heeft geen incidentele grief gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat de opdracht van Pabo tot het vervaardigen van de acht buitenlandse versies niet onder de initiële opdracht (betreffende de vier korte films en de bedrijfsfilm) viel en dat Pabo voor de acht buitenlandse versies aan RTV een vergoeding dient te betalen. Dit oordeel strekt derhalve ook het hof tot uitgangspunt.
8.9.3. Het hof begrijpt uit de stellingen van RTV (onder andere memorie van grieven nummers 16 en 34 en grief 5 met toelichting) dat RTV zich evenals Pabo op het standpunt stelt, dat tussen partijen niet expliciet is afgesproken dat Pabo voor de acht buitenlandse versies acht maal € 5.000,-- aan RTV zou betalen. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen.
RTV stelt (memorie van grieven nummer 34) dat Pabo, nu geen prijs is bepaald, aan RTV een redelijke prijs is verschuldigd. (Volgens RTV bedraagt deze redelijke prijs acht maal
€ 5.000,--.) In de stellingen van Pabo leest het hof eveneens, dat Pabo voor het geval zij een vergoeding aan RTV verschuldigd is voor de acht buitenlandse versies, dit een redelijke prijs dient te zijn (volgens Pabo het door de rechtbank vastgestelde bedrag van in totaal
€ 1.000,--). Nu partijen het er aldus over eens zijn dat Pabo aan RTV voor de acht buitenlandse versies een redelijke prijs dient te betalen, zal het hof hierna overgaan tot vaststelling van de hoogte van die redelijke prijs.
Bij die vaststelling maakt het gelet op de concrete omstandigheden van het onderhavige geval en de stellingen van partijen voor het hof geen verschil of het gaat om een redelijke prijs als bedoeld in artikel 7:405 BW inzake de overeenkomst van opdracht of in artikel 7:752 BW inzake de overeenkomst van aanneming van werk. Bij de vaststelling van een redelijke prijs voor de acht buitenlandse versies dient in elk geval (ongeacht of er sprake is van een overeenkomst van aanneming van werk) ook de stelling van RTV te worden betrokken dat zij gewoonlijk de prijs van € 5.000,-- bedingt. Of artikel 7:752 BW -waarin het criterium van de gewoonlijk bedongen prijs is neergelegd voor de overeenkomst van aanneming van werk- in deze zaak daadwerkelijk van toepassing is, kan dan ook in het midden blijven.
8.9.4. RTV stelt dat de acht buitenlandse versies acht nieuwe, in aansluiting op de bedrijfsfilm gemaakte, films zijn. Volgens RTV is er dan ook sprake van een afgeleide vervolgopdracht van de opdracht tot het vervaardigen van de bedrijfsfilm en dient daarom voor de acht buitenlandse versies per stuk dezelfde prijs te gelden als voor de bedrijfsfilm
(€ 5.000,--). Zoals al overwogen, stelt RTV dat dit de gewoonlijk bedongen prijs is.
8.9.5. Pabo betwist dat er sprake is van acht nieuwe films. Zij stelt dat er sprake is van kleine aanpassingen van de bedrijfsfilm, waardoor deze toegankelijker is voor de kijkers in de bedoelde acht landen. Zij stelt zich op het standpunt dat de rechtbank het door Pabo aan RTV te betalen bedrag terecht heeft vastgesteld op € 1.000,-- incl. BTW, aansluitend bij de schriftelijke verklaring overgelegd van [Z.] (hierna: [Z.]) van Global Joy (prod. 5 bij conclusie van antwoord in eerste aanleg). Deze verklaring luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“(…)
Werkzaamheden
De film is opgebouwd uit een aantal shots die betrekking hebben op de verschillende afdelingen van PABO. Wanneer een nieuwe afdeling aan bod komt wordt dit aangeduid met een zogenoemde ‘titelbalk’. (…)Per titelbalk is alleen de tekst verandert, de rest van de balk, zoals de vorm en kleur is gelijk gebleven.
De titelbalk wordt vervolgens over de film gelegd als een zogenoemde ‘layer’, de fade in en out worden gekopieerd en hoeven dus niet opnieuw te worden aangebracht.
De titelbalkjes moesten niet per land maar wel per taal worden aangepast, zo konden bijvoorbeeld de titelbalkjes voor België hetzelfde blijven als voor Nederland.
Buitenom de titelbalkjes moest per land een viertal shots vervangen worden namelijk:
- Het shot waarin de URL wordt ingetypt;
- Het shot met een selectie naar een product;
- Een tussenshot (variërend per land);
- Het shot van het afrekenen van het product.
Voor het afleveren van de filmpjes in de verschillende talen zijn dus drie verschillende werkzaamheden verricht :
- Het opnemen van de shots per land (dit zijn de shots van de websites)
- Het monteren van de voornoemde shots en het vervangen van de titelbalkjes
- Het maken van de titelbalkjes
De duur van de werkzaamheden
Het opnemen van de shots per land is bij ons op de zaak gebeurd en was ongeveer 1 uurtje werk.
Het vervangen van de titelbalkjes inclusief het opmaken van de titels heeft 1 dag geduurd.
(…)
Kosten werkzaamheden
[Y.] heeft aangegeven dat er niet meer budget was voor het vertalen van de filmpjes en dat de werkzaamheden moesten vallen onder de, in de prijs inbegrepen, correctieronde, hier ben ik mee akkoord gegaan.
Wanneer de werkzaamheden wel gefactureerd moesten worden zou dit het volgende kosten:
€ 525,00 = 1 dagprijs van 8 uur voor 1 editor/vormgever
€ 80,00 = 1 uur cameraman incl. camera.
Gezien wij tegen relatief lage tarieven werken is het niet ondenkbaar dat dergelijke werkzaamheden meer kosten, echter liggen onze tarieven redelijk markt conform en zouden daarom bij een duurdere collega hooguit het dubbele kosten.”
Voorts heeft Pabo nog schermafdrukken overgelegd, waarvan als onbetwist vaststaat dat het gaat om schermafdrukken van delen van de acht buitenlandse versies. Op die schermafdrukken zijn steeds dezelfde beeldfragmenten te zien, met alleen een ander tekstbalkje in de buitenlandse taal. Daarnaast heeft zij ook een CD-ROM overgelegd. Als onbetwist staat vast dat de daarop voorkomende bestanden de acht buitenlandse versies betreffen.
8.9.6. Op basis van: de eigen stellingen van RTV (onder meer akte uitlating producties van 4 augustus 2010, nummer 5), bovengenoemde schermafdrukken, de CD-ROM en de verklaring van [Z.] stelt het hof vast dat de inhoud van de acht buitenlandse versies grotendeels gelijk is aan de inhoud van de bedrijfsfilm. Daarbij wordt nog overwogen dat RTV weliswaar de betrouwbaarheid van de verklaring van [Z.] in twijfel heeft getrokken, maar de enkele daartoe aangevoerde stelling dat Global Joy nu opdrachtnemer is van Pabo, is onvoldoende om deze verklaring terzijde te stellen.
RTV heeft verder bij pleidooi bevestigd dat in de prijs van € 5.000,-- zoals volgens haar gewoonlijk bedongen en ook berekend bij de bedrijfsfilm, alle werkzaamheden van concept tot eindproduct (waaronder voorbespreking, personeel, opnamedag, montage, bewerking etc.) inbegrepen zijn. Gelet op het voorgaande staat vast dat een groot deel van die werkzaamheden niet zijn verricht bij de acht buitenlandse versies. Daar komt nog bij dat RTV niet heeft betwist dat Global Joy haar geen kosten in rekening heeft gebracht voor het vervaardigen van de buitenlandse versies.
Gelet op het voorgaande, is hetgeen RTV heeft gesteld onvoldoende om voor de redelijke prijs aansluiting te zoeken bij genoemde prijs van € 5.000,-- (per buitenlandse versie).
8.9.7. Het had voorts op de weg van RTV gelegen om voldoende concrete aanknopingspunten te geven voor een redelijke prijs voor de acht buitenlandse versies. Daartoe is de stelling dat een versie van een film in een andere taal vanwege de mogelijkheid van buitenlandse vertoning wordt beschouwd als een nieuwe film met een eigen prijs - nog daargelaten de vraag of dat in dit geval juist is - onvoldoende. Dit geldt ook voor de algemeen geformuleerde stelling dat als het de bedoeling was geweest dat de bedrijfsfilm in andere landen zou worden uitgebracht, de kosten voor deze film aanzienlijk hoger zouden zijn geweest.
Voorts voert RTV bij grief 7 over de door de rechtbank als redelijk berekende (totaal)prijs van € 1.000,-- slechts aan, dat de rechtbank ten onrechte voorbij is gegaan aan de inbreuk door Pabo op het auteursrecht van RTV. Zoals hierboven onder 8.8.2. al geoordeeld, is van een dergelijke inbreuk echter geen sprake, zoals ook de rechtbank al had geoordeeld. Anders dan RTV aanvoert, heeft de rechtbank het bedrag van € 1.000,-- gebaseerd op de primaire grondslag nakoming. Daarbij heeft de rechtbank in aansluiting bij de door [Z.] genoemde bedragen voor de werkzaamheden aan de acht buitenlandse versies een lager bedrag toegewezen dan gevorderd. Dit bedrag van € 1.000,-- acht ook het hof gelet op al het bovenstaande een redelijke prijs voor de acht buitenlandse versies.
Derhalve faalt de grief tegen de door de rechtbank vastgestelde, door Pabo aan RTV te betalen redelijke prijs van € 1.000,-- voor de acht buitenlandse versies. Het bestreden eindvonnis zal op dit punt worden bekrachtigd.
8.10.1. Met betrekking tot de vordering onder 8.4. sub b) wordt het volgende overwogen. RTV stelt dat ook de vier korte films in de acht landen openbaar zijn gemaakt. Dit is volgens haar een inbreuk op haar auteursrecht. Zij stelt schade te hebben geleden ad € 80.000,-- (vier films maal acht landen maal € 2.500,-- per stuk).
8.10.2. Pabo betwist dat zij de korte films openbaar heeft gemaakt. Zij stelt dat zij vanwege de door RTV gestarte procedures de films, die voor internet waren bedoeld, nog niet op haar websites heeft geplaatst.
8.10.3. Tegenover deze betwisting door Pabo had het op de weg gelegen van RTV om haar, voor het eerst in hoger beroep ingestelde en summier verwoorde vordering nader te onderbouwen. Zo heeft zij niet gesteld wanneer de vier korte films in de acht landen (het hof neemt aan dat RTV bedoelt, de acht andere landen) zijn geopenbaard en hoe dit zou zijn gebeurd. Zij stelt zelfs niet met zoveel woorden dat dit is gedaan door Pabo. Aldus heeft RTV terzake van de onderhavige vordering niet voldaan aan haar stelplicht. Aan bewijslevering wordt dan ook niet toegekomen. Daarbij wordt nog overwogen dat de gestelde inbreuk ook niet specifiek te bewijzen is aangeboden. De vordering ad € 80.000,-- (of een bedrag dat het hof redelijk en billijk acht) zal worden afgewezen.
8.11.1. Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten (vordering onder 8.4. sub c)) beroept RTV zich in hoger beroep op artikel 12.4 van haar algemene voorwaarden (prod. 2 bij memorie van grieven). In dit artikel is bepaald dat RTV gerechtigd is “het verschuldigde bedrag te verhogen met incasso en andere kosten gemaakt ter inning van onze vordering (…), zulks met een minimum bedrag van € 150,00 exclusief B.T.W.”.
Pabo betwist dat er buitengerechtelijke incasso kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
8.11.2. Nog daargelaten de vraag of bedoelde algemene voorwaarden in deze zaak van toepassing zijn, wordt het volgende overwogen. RTV heeft niet of onvoldoende gesteld dat zij daadwerkelijk buitengerechtelijke incasso kosten heeft gemaakt ter inning van haar vordering. Zij heeft verder slechts, zonder nadere toelichting, twee herinneringen en een aanmaning (prod. 12 bij dagvaarding in eerste aanleg) overgelegd. Deze hebben echter betrekking op de factuur ad € 40.000,-- voor de acht buitenlandse versies, zodat deze niet kunnen leiden tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten voor het toe te wijzen bedrag van € 1.000,--.
Gelet op het voorgaande heeft RTV onvoldoende gesteld voor toewijzing van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en zullen deze worden afgewezen.
8.12.1. Ten aanzien van de proceskosten begrijpt het hof de stellingen van partijen aldus, dat zowel RTV als Pabo stelt dat aan RTV respectievelijk Pabo uitsluitend voor het hoger beroep vergoeding van proceskosten op basis van artikel 1019h Rv dient plaats te vinden. (zie verder 8.12.3.)
8.12.2. Ten aanzien van de proceskosten in eerste aanleg geldt het volgende. Zoals al eerder overwogen, zal de toewijzing van het bedrag van € 1.000,- door de rechtbank worden bekrachtigd. In dat kader geldt dat de rechtbank bij veroordeling van Pabo in de proceskosten terecht tarief I heeft gehanteerd, gelet op de hoogte van het toegewezen bedrag. Derhalve zal het gehele bestreden eindvonnis met inbegrip van de proceskostenveroordeling worden bekrachtigd.
8.12.3. Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij, zal RTV worden veroordeeld in de proceskosten van Pabo in hoger beroep en in de nakosten. Aangezien de door RTV gestelde inbreuk op haar auteursrecht onderdeel uitmaakte van de procedure in hoger beroep, komen de kosten van Pabo die specifiek op dat onderdeel van de vordering betrekking hebben, voor vergoeding op basis van artikel 1019h Rv in aanmerking. Pabo heeft drie rekeningen van haar advocaat in hoger beroep overgelegd tot een totaal bedrag van
€ 9.270,55. Zij heeft daarbij niet gesteld welk deel van deze kosten betrekking heeft op de door RTV gestelde inbreuk op auteursrecht. Derhalve dient het hof op basis van de concrete omstandigheden van dit geval en de criteria van artikel 1019h Rv tot een schatting te komen. Gelet op het voorgaande, schat het hof de kosten die zijn gemaakt in verband met het deel van de vordering dat betrekking heeft op inbreuk van auteursrecht op 50% van de advocaatkosten.
Derhalve worden de proceskosten van het hoger beroep aan de zijde van Pabo als volgt begroot:
Verschotten € 2.944,--
Salaris advocaat, liquidatietarief € 3.948,-- (50% van € 7.896,-- = 3 punten tarief V)
Salaris advocaat, art. 1019 h Rv € 4.635,28 (50% van € 9.270,55)
---------------------------------------------- +
Totaal € 11.527,28
8.13. Resumerend, falen de grieven of kunnen zij niet tot vernietiging van het bestreden eindvonnis leiden. Het bestreden eindvonnis zal worden bekrachtigd, RTV zal worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep en het meer of anders gevorderde zal worden afgewezen.
9. De uitspraak
Het hof:
verklaart RTV niet-ontvankelijk in haar hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Middelburg van 6 januari 2010;
bekrachtigt het bestreden eindvonnis van de rechtbank Middelburg van 20 oktober 2010;
veroordeelt RTV in de proceskosten van Pabo in hoger beroep,
tot op de dag van de uitspraak aan de zijde van Pabo begroot op € 11.527,28 (zie 8.12.3.)
en voor wat betreft de nakosten op € 131,-- indien geen betekening plaatsvindt, dan wel op € 199,-- vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordelingen en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden;
en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der voldoening;
verklaart dit arrest wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. L.R. van Harinxma thoe Slooten, P.M. Arnoldus-Smit en W.A. van Veen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 11 september 2012.