ECLI:NL:GHSHE:2012:BX2253
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- N.J.M. van Etten
- B.A. Meulenbroek
- Th.J.A. Kleijngeld
- Rechtspraak.nl
Huurgeschil over oplevering en herstelkosten bij beëindiging huurovereenkomst
In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [appellante] en Woningstichting De Voorzorg. [appellante] huurde vanaf 1 juli 2007 een zelfstandige wooneenheid van de woningstichting, maar beëindigde de huurovereenkomst per 1 december 2009. Na de beëindiging van de huur heeft de woningstichting gebreken aan het gehuurde vastgesteld, die door [appellante] hersteld dienden te worden. Een inspectie op 30 november 2009, uitgevoerd door de huismeester, leidde tot een rapport waarin verschillende gebreken werden vermeld, waaronder kapotte ramen en schilderwerk. [appellante] heeft de gebreken erkend, maar geen herstelwerkzaamheden uitgevoerd. De woningstichting heeft daarop zelf de nodige werkzaamheden verricht en de kosten hiervan bij [appellante] in rekening gebracht, wat leidde tot een rechtszaak.
In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vordering van de woningstichting toegewezen tot een bedrag van € 2.463,62, inclusief incassokosten. [appellante] ging in hoger beroep tegen dit vonnis, waarbij zij negen grieven aanvoerde. Het hof heeft de grieven gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat de kosten van de werkzaamheden die in het inspectierapport zijn vermeld, voor rekening van [appellante] komen. Het hof verwierp het verweer van [appellante] dat zij geen redelijke termijn had gekregen om de gebreken te herstellen en oordeelde dat de huurder verplicht is het gehuurde in goede staat terug te geven bij het einde van de huur.
Het hof heeft echter ook geoordeeld dat de woningstichting onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor bepaalde kosten, zoals toezicht- en administratiekosten, en heeft deze kosten in mindering gebracht. De zaak is aangehouden voor bewijslevering door de woningstichting met betrekking tot de schade aan het RVS aanrechtblad. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders bij het beëindigen van een huurovereenkomst en de noodzaak voor verhuurders om kosten goed te onderbouwen.