GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.039.168
arrest van de zesde kamer van 26 juni 2012
[X.] AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante in principaal appel,
geïntimeerde in incidenteel appel,
advocaat: mr. B.M. Breedijk,
IMTECH INFRA B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
advocaat: mr. J.H. van der Meulen,
als vervolg op het door het hof gewezen tussenarrest van 15 november 2011 in het hoger beroep van de door de rechtbank ‘s-Hertogenbosch onder zaak-/rolnummer 162575/HA ZA 07-1543 gewezen vonnissen van 18 juni 2008 en 22 april 2009.
6. Het tussenarrest van 15 november 2011
Bij genoemd arrest is een comparitie van partijen gelast voor het verschaffen van nadere inlichtingen en voor het beproeven van een minnelijke regeling en is iedere verdere beslissing aangehouden.
7. Het verdere verloop van de procedure
7.1.Op 9 februari 2012 heeft de comparitie van partijen plaatsgevonden. Partijen hebben daar inlichtingen verschaft en de verklaringen zijn opgenomen in het proces-verbaal van de comparitie. Partijen hebben geen minnelijke regeling bereikt.
7.2.Partij Imtech heeft op 28 februari 2012 een akte na comparitie, tevens houdende vermindering van vordering genomen (hierna: de akte na comparitie).
7.3.Partij [appellante] heeft op 27 maart 2012 een (antwoord)akte na comparitie genomen (hierna: de antwoordakte na comparitie) .
7.4.Vervolgens hebben partijen de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
8. De verdere beoordeling
8.1.1.In de akte na comparitie heeft Imtech gesteld dat het duidelijk is geworden dat de lengte van het door [appellante] open gegraven tracé, waaruit de koperen kabels zijn gestolen, 300 meter bedraagt. In dit opengelaten gedeelte bevond zich volgens Imtech een dubbele koperen kabel (derhalve in totaal 600 meter kabel), die gestolen is.
Deze door Imtech gestelde gegevens komen overeen met wat [appellante] hierover eerder al heeft aangevoerd, zodat het hof deze gegevens als vaststaand aanmerkt.
Partijen spreken afwisselend over de kabel of de kabels. Voor alle duidelijkheid zal het hof hierna overeenkomstig het tussenarrest spreken over de koperen kabels, waarmee dus de twee (gestolen) kabels van ieder 300 meter worden bedoeld.
Voorts wordt, overeenkomstig de door [appellante] niet betwiste stelling van Imtech, vastgesteld dat in totaal 690 meter vervangende kabel nodig was om de gestolen kabels te vervangen.
8.1.2.In verband met het voorgaande vermindert Imtech de schadepost vervanging kabel (materieel) tot € 4.385,73 en de schadepost kosten graven en dichten sleuf/herstellen berm tot € 2.310,--. In totaal vordert zij na vermindering van haar vordering dat [appellante] wordt veroordeeld tot betaling aan Imtech van een bedrag ad € 12.011,95, te vermeerderen met wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 juli 2007 tot aan de dag van voldoening.
[appellante] heeft zich in de akte na comparitie gerefereerd aan bovengenoemde bedragen ad € 4.385,73 en € 2.310,--.
Op de diverse schadeposten wordt verderop in dit arrest nader ingegaan.
8.2.Bij de beoordeling of [appellante] in de concrete omstandigheden van dit geval ten onrechte heeft nagelaten voorzorgsmaatregelen te nemen, dient gelet te worden op onder meer de kans dat zich de schade zou voordoen, de aard en omvang van de mogelijke schade, de mate van bezwaarlijkheid van de te nemen voorzorgsmaatregelen en de effectiviteit van die maatregelen (zie laatste alinea van 4.5. van het tussenarrest).
8.3.1.Geen van partijen heeft gegriefd tegen de overweging van de rechtbank in 3.4. van het tussenvonnis van 18 juni 2008, dat er sprake is van diefstalgevoeligheid van een koperen leiding als die van Imtech (het hof leest dit als: de koperen kabels). Het hof neemt dit dan ook als vaststaand aan.
8.3.2.Zoals overwogen in 4.6 van het tussenarrest, gaat het hof er van uit dat de kans op diefstal van de koperen kabels als gevolg van de handelwijze van [appellante] (het buiten de normale werktijden open laten liggen van de sleuven met daarin de koperen kabels) is toegenomen. In 4.9. van het tussenarrest heeft het hof tevens overwogen, dat duidelijkheid gewenst is over de standpunten van partijen over de vraag of er ook een kans op diefstal van de koperen kabels was in de situatie dat [appellante] nog geen werkzaamheden had verricht. Met andere woorden: of die kans er ook was toen de kabels nog niet door [appellante] waren blootgelegd.
In haar akte na comparitie (nummer 4.2) heeft Imtech hierover aangevoerd dat de kans op diefstal bij een blootgelegde kabel aanmerkelijk groter is dan wanneer deze toegedekt onder de grond ligt. [appellante] heeft in de antwoordakte na comparitie niet op deze stelling gereageerd. Gelet hierop en nu hetgeen Imtech aanvoert het hof plausibel voorkomt, wordt het er voor gehouden dat de kans op diefstal aanmerkelijk is vergroot door bovengenoemde handelwijze van [appellante].
8.4.Met betrekking tot de omvang van de mogelijke schade geldt het volgende.
Zoals in het tussenarrest al overwogen (4.7.), zal er veronderstellenderwijs van worden uitgegaan dat deze even groot was als de daadwerkelijk geleden schade.
Als onbetwist door Imtech staat vast dat een deel van de schade voortvloeit uit het feit dat [appellante] na ontdekking van de diefstal de sleuf weer heeft dichtgegooid, zodat Imtech in aanvulling op de schade die zij in elk geval had geleden bij diefstal van de koperen kabels, extra kosten heeft moeten maken. Op basis van hetgeen partijen in de procedure over de diverse schadeposten hebben aangevoerd, wordt aangenomen dat het hierbij gaat om de posten “kosten graven en dichten sleuf/herstellen berm” ad € 2.310,-- en “opzoeken kabeleinden” ad € 1.472,-- (zie ook hierna 8.7., 8.10.4 en 8.10.5.). Deze posten zullen, nu zij niet zozeer zijn veroorzaakt door de diefstal als zodanig maar door het gedrag van [appellante] daarna, bij afweging tussen de omvang van de mogelijke schade bij diefstal en de kosten van voorzorgsmaatregelen buiten beschouwing worden gelaten. Dan blijft een aantal schadeposten over waarvan de omvang als zodanig niet (langer) wordt betwist:
kosten materiaal (vervangen kabel) € 4.385,73
invoeren kabels € 1.472,--
begeleiding en revisie € 1.189,--
--------------- +
totaal € 7.046,73.
Voorts is er nog sprake van de (deels) betwiste posten onderzoeks- en administratiekosten ad in totaal € 1.181,80.
Rekening houdend met het voorgaande, wordt bij de afweging tussen de omvang van de mogelijke schade en de kosten van voorzorgsmaatregelen uitgegaan van een mogelijke schade van ruim € 8.000,--.
8.5.1.Bij de eventueel door [appellante] te nemen voorzorgsmaatregelen, gaat het gelet op de overwegingen in het tussenarrest nog om bewaking van de bouwplaats (4.8.1. sub e van het tussenarrest, zie hierna onder 8.5.2.1 t/m 8.5.2.6.) en het opsporen (en vervolgens waarschuwen) van de eigenaar van de koperen kabels (4.8.1 sub c van het tussenarrest, zie hierna onder 8.5.3.1 en 8.5.3.2.). Bedoelde maatregelen zullen in onderlinge samenhang worden beschouwd.
8.5.2.1.Ten aanzien van de eventuele beveiliging van de bouwplaats wordt vooropgesteld dat uitsluitend de kosten van beveiliging van de onderhavige kabels in de derde fase van het werk van [appellante] in aanmerking worden genomen. Deze kosten worden immers ook afgezet tegen de mogelijke schade door diefstal van de onderhavige kabels en niet tegen de mogelijke (eventueel grotere) schade van diefstal van kabels in zowel de eerste als de derde fase van het werk.
8.5.2.2.Partijen twisten over de vraag hoe lang de onderhavige kabels open hebben gelegen (zie 4.8.6. tussenarrest). Gelet op de stellige, herhaalde, verklaring van [getuige sub 1.] bij de comparitie in eerste aanleg, acht het hof niet uitgesloten dat de koperen kabels slechts enkele dagen bloot hebben gelegen. Indien echter veronderstellenderwijs wordt uitgegaan van de juistheid van de stelling van [appellante] dat het ging om een periode van twee weken, geldt het volgende.
8.5.2.3.Partijen zijn het er over eens dat bij continue bewaking diefstal van de koperen kabels uitgesloten was geweest. De kosten hiervan worden door Imtech voor een periode van twee weken, waarin één weekend valt, begroot op € 6.000,--. [appellante] betwist dit bedrag in de antwoordakte na comparitie slechts summier. Zij begroot de kosten voor twee weken op minstens € 8.000,--, onder verwijzing naar de getuigenverklaring van [getuige sub 2.] (hierna: [getuige sub 2.]) in eerste aanleg. Deze noemde een bedrag van € 4.000,-- per week, te weten € 2.000,-- voor vijf werkdagen en € 2.000,-- voor het weekend.
[appellante] betwist in de antwoordakte na comparitie echter niet dat de door haar gestelde periode van twee weken slechts één weekend omvatte, zodat dit als vaststaand zal worden aangenomen. Daar komt nog bij, dat de door [getuige sub 2.] genoemde bedragen mogelijk te hoog zijn, nu hij heeft verklaard dat hij (ten onrechte) uitging van een openliggende koperdraad van 1,5 kilometer. Gelet op het voorgaande zal er van worden uitgegaan dat continue bewaking van de koperen kabels gedurende de veronderstellenderwijs aangenomen periode van twee weken dat deze bloot lagen mogelijk was geweest voor € 6.000,--.
8.5.2.4.Voorts voert Imtech in haar akte na comparitie gemotiveerd aan dat ook cameratoezicht met zogenaamde intelligente camera’s effectief is. Deze zouden in de bewuste landelijke omgeving goed ingezet kunnen worden, ook in de nacht. Bij signalering van verdachte bewegingen zou een beveiliger gegarandeerd binnen vijftien minuten aanwezig zijn en zou de politie worden ingeschakeld met prioriteit 1. Nu voor diefstal van koper met een gewicht van 600 kg meer tijd nodig is dan de vijftien minuten aanrijtijd van de beveiliger, is deze wijze van beveiliging effectief, aldus Imtech. Zij geeft aan deze informatie te hebben verkregen van [Beveiliging] Beveiliging B.V., volgens Imtech een landelijk en internationaal opererend beveiligingsbedrijf. Beveiliging op deze manier wordt door Imtech voor een periode van twee weken begroot op € 2.500,--.
In de antwoordakte na comparitie brengt [appellante] naar voren geen commentaar te hebben op de gestelde kosten maar betwist zij wel de effectiviteit van dit cameratoezicht. [appellante] stelt dat cameratoezicht geen diefstal kan voorkomen en dat een beveiliger een aangevangen diefstal niet (tijdig) kan stoppen of belemmeren. Garantie over de tijd waarbinnen de politie kan arriveren wordt niet gegeven, aldus [appellante]. Zij beroept zich op de eerder genoemde getuigenverklaring van [getuige sub 2.] die cameratoezicht onder meer een schijnmaatregel heeft genoemd.
8.5.2.5.Naar het oordeel van het hof is deze betwisting van [appellante] van de effectiviteit van het gestelde cameratoezicht niet voldoende overtuigend. Deze heeft voor een groot deel betrekking op het niet kunnen voorkomen van de aanvang van de diefstal. Hetgeen [appellante] aanvoert is echter onvoldoende om te komen tot het oordeel dat bedoelde camerabeveiliging niet zou kunnen leiden tot het voorkomen van het daadwerkelijk “meenemen” van de koperen kabels of tot het in relevante mate verminderen van het gedeelte daarvan dat de dieven zouden meenemen bij het arriveren van de beveiliger. Volgens [appellante] is het de taak van de politie een aangevangen diefstal te stoppen of te belemmeren. Zij betwist echter niet dat deze bij bedoeld cameratoezicht met prioriteit 1 wordt ingeschakeld en tijdig ter plekke kan zijn. Voorts wordt in aanmerking genomen dat [getuige sub 2.] zijn verklaring over de beperkte waarde van cameratoezicht heeft gebaseerd op andere gegevens dan hier aan de orde. Hij is er namelijk van uitgegaan dat de kabels 7 weken bloot lagen over een lengte van 1,5 kilometer. Derhalve kan aan zijn verklaring op voornoemd punt geen groot gewicht worden toegekend.
8.5.2.6.Resumerend volgt uit het bovenstaande het volgende voor beveiliging van de bouwplaats. Continue bewaking die de diefstal zou hebben voorkomen was gedurende twee weken mogelijk geweest voor € 6.000,-. Bewaking met een intelligente camera, waarvan het er voor wordt gehouden dat die effectief was geweest om het daadwerkelijk meenemen van de koperen kabels te voorkomen of om de schade in elk geval in relevante mate te verminderen, was gedurende twee weken mogelijk geweest voor € 2.500,--. Gezien dit laatste was gedurende twee weken redelijk effectieve beveiliging mogelijk voor een bedrag dat substantieel lager ligt dan de mogelijke schade bij diefstal van de koperen kabels.
8.5.3.1.Ten aanzien van het opsporen van de eigenaar van de koperen kabels en het vervolgens waarschuwen voor het diefstalrisico wordt allereerst het volgende overwogen. Als onbetwist staat vast dat [appellante] na ontdekking van de kabels maar voorafgaand aan de diefstal daarvan geen contact heeft gehad met Imtech over deze kabels, laat staan Imtech heeft gewaarschuwd voor diefstal. Zoals blijkt uit de eigen stellingen van [appellante], heeft zij na ontdekking van de koperen kabels de aanwezigheid daarvan slechts gemeld aan haar opdrachtgever [Opdrachtgever] (zie ook de feiten in het tussenarrest, 4.1. onder d), die ook niet wist wie de eigenaar was. Nu deze enkele melding aan [Opdrachtgever] naar het oordeel van het hof onvoldoende is en nu gesteld noch gebleken is dat [appellante] enige (andere) inspanning heeft verricht om de eigenaar van de koperen kabels op te sporen, wordt als vaststaand aangenomen dat [appellante] heeft nagelaten om te trachten te achterhalen wie de eigenaar was van de koperen kabels.
In het tussenarrest is voorts overwogen (4.8.4.) dat Imtech onvoldoende duidelijk heeft aangegeven welke maatregelen zij had willen nemen als Imtech haar wel had opgespoord en gewaarschuwd. In haar akte na comparitie heeft Imtech onder nummer 3 gesteld dat zij dan adequate (beveiligings)maatregelen had kunnen treffen en dat tussen partijen overleg mogelijk was geweest over kostentoerekening. Imtech zou zich dan op het standpunt hebben gesteld dat de kosten gedragen zouden moeten worden door (de opdrachtgever van) [appellante].
[appellante] heeft in de antwoordakte na comparitie (nummers 11 en 12) betwist dat Imtech, indien zij tijdig was gewaarschuwd, beveiliging zou hebben verlangd of toegepast. Het is volgens [appellante] ongebruikelijk dat een kabelexploitant in zijn algemeenheid beveiliging van haar kabels verlangt, indien en voor zover deze tijdelijk onafgedekt zouden komen te liggen. In dit verband wijst zij onder meer op de geringe waarde van de onderhavige koperen (laagspannings)kabels ten opzichte van de kosten van effectieve beveiliging. Voorts heeft Imtech volgens [appellante] onvoldoende gesteld of onderbouwd dat zij voor koperen kabels als deze wel beveiligingsmaatregelen neemt.
8.5.3.2.Anders dan [appellante] aanvoert, gaat het bij de mogelijke diefstalschade niet louter om de waarde van de koperen kabels maar om een bedrag van ruim € 8.000,-- (zie 8.4.) en was in elk geval camerabeveiliging mogelijk geweest voor een substantieel lager bedrag (zie 8.5.2.6.). Het enkele gestelde feit dat laagspanningskabels een geringe waarde vertegenwoordigen vormt derhalve geen voldoende motivering voor de betwisting door [appellante] dat Imtech beveiliging zou hebben verlangd of zelf tot beveiliging zou zijn overgegaan. Ook overigens heeft [appellante] die betwisting onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden gemotiveerd. [appellante] heeft namelijk onvoldoende concreet betwist dat Imtech in het onderhavige geval, waarin de kabels volgens de eigen stellingen van [appellante] gedurende twee weken open hebben gelegen, beveiliging zou hebben verlangd of toegepast. De enkele algemene stelling van [appellante] dat Imtech niet heeft gesteld of onderbouwd dat zij (doorgaans) voor laagspanningskabels als deze beveiligingsmaatregelen neemt, is daartoe onvoldoende.
Gelet op het voorgaande, wordt het er voor gehouden dat Imtech na een waarschuwing beveiligingsmaatregelen zou hebben genomen of dit in elk geval serieus zou hebben overwogen en dat zij in dit verband overleg zou hebben gepleegd met [appellante] en/of haar opdachtgever [Opdrachtgever] over het dragen van de kosten. Deze mogelijkheden zijn Imtech onthouden.
8.6. Al het bovenstaande in onderlinge samenhang beschouwd, oordeelt het hof als volgt. Gelet op de kans op diefstal van de diefstalgevoelige koperen kabels, welke kans [appellante] aanmerkelijk heeft vergroot door deze bloot te leggen, heeft [appellante] onrechtmatig gehandeld door niet de bouwplaats te beveiligen terwijl dit mogelijk was geweest voor een bedrag dat substantieel lager lag dan de mogelijk te lijden schade en evenmin de eigenaar van de koperen kabels op te sporen en te waarschuwen.
8.7.Voorts heeft [appellante] eveneens onrechtmatig gehandeld door na ontdekking van de diefstal van de koperen kabels de sleuf weer dicht te gooien, hetgeen extra schade voor Imtech heeft veroorzaakt.
8.8.1.[appellante] betwist dat er sprake is van causaal verband tussen voornoemd onrechtmatig handelen (8.6. en 8.7.) en het ontstaan van de diefstalschade (grieven 7 en 8 in principaal appel).
8.8.2.In dit kader wordt allereest overwogen dat het causaal verband tussen het dichtgooien van de sleuf na het ontdekken van de diefstal (8.7.) en de in dit verband gevorderde schadeposten ad € 2.310,-- en € 1.472,-- als niet of onvoldoende betwist vaststaat (zie onder meer de eigen stelling hierover van [appellante] in de antwoordakte na comparitie onder 10).
8.8.3.Voor het overige wordt als volgt overwogen. Ook indien rekening wordt gehouden met de in het voorgaande genoemde hogere kosten voor beveiliging dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, geldt het volgende.
Gelet op de in het bovenstaande al besproken:
? kans op diefstal van de diefstalgevoelige koperen kabels, die aanmerkelijk is vergroot doordat [appellante] de sleuven met daarin de koperen kabels buiten werktijden open heeft laten liggen,
? mogelijkheid van beveiliging voor een substantieel lager bedrag dan de mogelijke schade en
? te verwachten effectiviteit van beveiliging,
heeft de rechtbank terecht voorshands bewezen geacht dat er causaal verband bestaat tussen het nalaten van [appellante] om enige beveiligingsmaatregel te nemen en de diefstal van de koperen kabels. De hiertegen gerichte grief 7 faalt dan ook. Dat de door [appellante] ter toelichting op grief 7 aangevoerde stellingen over de kans op diefstal en over het uitsluitend effectief zijn van permanente beveiliging geen hout snijden, blijkt al uit de overwegingen 8.3.1., 8.3.2., 8.5.2.5.
8.8.4.In de tegen het bestreden eindvonnis gerichte grief 8 voert [appellante] aan, dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat uit de verklaring van [getuige sub 2.] blijkt dat het nemen van beveiligingsmaatregelen in de vorm van periodieke controle het risico van diefstal had kunnen beperken. In dit kader stelt [appellante] opnieuw dat beveiliging alleen waarde heeft wanneer deze permanent is. Onder herhaalde verwijzing naar overweging 8.5.2.5., wordt geoordeeld dat deze stelling van [appellante] niet opgaat en dat grief 8 niet tot vernietiging van het bestreden eindvonnis kan leiden.
8.8.5.[appellante] voert ook overigens niets aan dat kan leiden tot het oordeel dat er geen sprake is van causaal verband tussen haar onrechtmatig nalaten en de diefstal van de koperen kabels. Daar komt nog bij dat [appellante] niet heeft gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank in 2.5. van het bestreden eindvonnis, dat de inhoud van de verklaring van [getuige sub 2.] in elk geval niet de conclusie rechtvaardigt dat de diefstal zich ook zou hebben voorgedaan in het geval dat [appellante] adequate maatregelen -in de vorm van het nemen van beveiligingsmaatregelen en/of het tijdig waarschuwen van kabeleigenaar Imtech voor het risico van diefstal- zou hebben getroffen.
8.8.6.Alles overziend wordt geoordeeld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat [appellante] niet is geslaagd in het tegenbewijs tegen de voorshands bewezen geachte stelling dat er causaal verband bestaat tussen de diefstal van de kabels en het achterwege laten van beveiligingsmaatregelen door [appellante]. Nu [appellante] in hoger beroep ook geen specifiek, nader bewijsaanbod op dit punt heeft gedaan, wordt haar beroep op het ontbreken van causaal verband verworpen.
8.9.Gelet op het bovenstaande wordt geoordeeld dat de grieven in het principaal appel falen of niet tot vernietiging van de bestreden vonnissen kunnen leiden. [appellante] is aansprakelijk voor de door Imtech als gevolg van de in 8.6. en 8.7. besproken onrechtmatige handelwijze van [appellante] geleden schade en dient deze aan Imtech te vergoeden.
8.10.1.Vervolgens wordt toegekomen aan beoordeling van de diverse door Imtech (na eisvermindering) gevorderde schadeposten. Zij heeft deze in de akte na comparitie opnieuw opgesomd De grieven in het incidenteel appel hebben betrekking op een aantal van deze posten.
8.10.2. Zoals hierboven besproken, betwist [appellante] niet de door Imtech verminderde post kosten materiaal (vervangen kabel) ad € 4.385,73 en evenmin de posten invoeren kabels ad € 1.472,-- en begeleiding en revisie ad € 1.189,--. Deze zullen dan ook worden toegewezen, waarbij ten aanzien van eerstgenoemde post nog het volgende wordt overwogen. Imtech vermeldt bij het overzicht van de schadeposten (akte na comparitie onder 7.3.) voor de post kosten materiaal (vervangen kabel) in plaats van het onder 6.2. van die akte door haar berekende en onderbouwde bedrag van € 4.385,73 een bedrag van € 4.387,15. Nu dit laatste bedrag verder nergens wordt genoemd, toegelicht of onderbouwd, gaat het hof er van uit dat het een kennelijke verschrijving betreft en wordt zoals overwogen het bedrag van € 4.385,73 toegewezen.
Grief I in het incidenteel appel faalt grotendeels, gelet op de vermindering van de post kosten materiaal.
8.10.3.Als eveneens onbetwist zal worden toegewezen de verminderde post kosten graven en dichten sleuf/herstellen berm ad € 2.310,--.
8.10.4.[appellante] betwist de post opzoeken kabeleinden ad € 1.472,-- in zoverre, dat volgens haar naast de niet betwiste 16 uur voor een grondwerker tevens ten onrechte 16 uren wachttijd van een monteur is opgevoerd. Imtech heeft in incidenteel appel gesteld dat bij alle werkzaamheden aan openbare verlichting volgens de toepasselijke BEI-normen gebruikelijk en vereist is dat een werkploeg uit minimaal twee mensen bestaat. Daarnaast is er volgens Imtech geen sprake van wachttijd van de monteur maar van daadwerkelijk gewerkte uren. Naar het oordeel van het hof had het op de weg van [appellante] gelegen haar betwisting van deze post in haar memorie van antwoord in incidenteel appel nader te onderbouwen. Het enkel bij gebrek aan wetenschap betwisten van de noodzaak van het werken met twee personen is daartoe onvoldoende. Evenmin kan uit hetgeen [appellante] aanvoert worden opgemaakt dat er daadwerkelijk slechts wachttijd in plaats van gewerkte tijd in rekening zou zijn gebracht. De onderhavige schadepost ad € 1.472,-- zal dan ook worden toegewezen.
8.10.5.Ten aanzien van de post onderzoekskosten ad € 617,80 heeft Imtech in eerste aanleg aangevoerd dat het ging om kosten die door diverse personeelsleden van Imtech zouden zijn gemaakt om te onderzoeken wie voor de schade verantwoordelijk was.
Tegen de in dit kader door de rechtbank toegewezen post kosten van de manager ad € 170,80 is door [appellante] niet gegriefd, zodat deze in elk geval wordt toegewezen.
Voorts heeft Imtech in de memorie van grieven in incidenteel appel nader toegelicht dat er sprake is van kosten van de werkvoorbereider en de uitvoerder bij het herstel van de schade en van kosten van de administratief medewerker en de manager bij uitzoeken van aansprakelijkheid en de correspondentie hierover. Gezien deze nadere toelichting had [appellante] haar betwisting van de bewuste posten nader dienen te onderbouwen. Het enkel aanvoeren dat Imtech haar kosten onvoldoende onderbouwt en dat het aantal uren bovenmatig voorkomt, is daartoe onvoldoende. Derhalve zal de gehele post ad € 617,80 (inclusief het door de rechtbank toegewezen bedrag van € 170,80) worden toegewezen.
8.10.6.Ten aanzien van de post administratiekosten ad € 564,-- voert Imtech in incidenteel appel nader aan dat het gaat om de uren van mevrouw [hoofd administratie], hoofd administratie van de vestiging van Imtech in [vestigingsplaats]. Volgens Imtech is zij herhaaldelijk bij deze zaak betrokken geweest. Gelet op deze nadere, zij het enigszins globale, onderbouwing van Imtech had het op de weg van [appellante] haar eerdere blote betwisting van deze post nader te onderbouwen. Nu zij echter in de memorie van antwoord in incidenteel appel niet betwist dat deze kosten zijn gemaakt maar slechts aanvoert dat Imtech deze post onvoldoende heeft onderbouwd, zal ook deze schadepost als onvoldoende betwist worden toegewezen.
8.10.7.Resumerend faalt grief I in het incidenteel appel grotendeels, slagen de overige grieven in incidenteel appel en zullen de volgende schadeposten van Imtech worden toegewezen:
kosten materiaal (vervangen kabel) € 4.385,73
kosten graven en dichten sleuf/herstellen berm € 2.310,--.
opzoeken kabeleinden € 1.472,--
invoeren kabels € 1.472,--
begeleiding en revisie € 1.189,--
onderzoekskosten € 617,80
administratiekosten € 564,--
--------------- +
Totaal € 12.010,53
8.11.Gezien het voorgaande zal het bestreden tussenvonnis van 18 juni 2008 worden bekrachtigd en zal het bestreden eindvonnis van 22 april 2009, voor zover aan het hof voorgelegd, worden vernietigd behoudens de proceskostenveroordeling. [appellante] zal worden veroordeeld tot betaling van een bedrag aan schadevergoeding ad € 12.010,53 aan Imtech. Dit bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente, toegewezen op de wijze zoals bepaald in het bestreden eindvonnis van 22 april 2009. Aangezien [appellante] in eerste aanleg de overwegend in het ongelijk gestelde partij is, zal de proceskostenveroordeling in eerste aanleg worden bekrachtigd.
8.12.Als de ook in het principaal appel overwegend in het ongelijk gestelde partij zal [appellante] worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel.
Nu partijen in het incidenteel appel over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in het incidenteel appel worden gecompenseerd zoals in het dictum vermeld.
8.13.Wegens organisatorische omstandigheden heeft de raadsheer-commissaris ten overstaan van wie de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden, dit arrest niet meegewezen.
bekrachtigt het bestreden tussenvonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 18 juni 2008;
vernietigt het bestreden vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 22 april 2009 voor zover aan het hof voorgelegd, behoudens de proceskostenveroordeling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [appellante] tot betaling aan Imtech van een bedrag van € 12.010,53, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het nog niet betaalde deel van het toegewezen bedrag vanaf 23 juli 2007 tot aan de dag van voldoening;
bekrachtigt de in het bestreden vonnis van de rechtbank ’s-Hertogenbosch van 22 april 2009 uitgesproken proceskostenveroordeling;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het principaal appel, welke kosten aan de zijde van Imtech worden begroot op € 610,-- aan verschotten en € 2.235,-- aan salaris advocaat voor het hoger beroep;
compenseert de kosten van het incidenteel appel in die zin, dat beide partijen de eigen kosten dragen;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.B. Beekhoven van den Boezem, L.R. van Harinxma thoe Slooten en P.M. Arnoldus-Smit en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 26 juni 2012.