ECLI:NL:GHSHE:2012:BW8672
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering wegens wederrechtelijk verkregen voordeel uit belastingdelicten
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 19 juni 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de ontnemingsvordering van het openbaar ministerie tegen een veroordeelde, die was veroordeeld voor deelname aan een criminele organisatie en belastingdelicten. Het hof heeft geoordeeld dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, omdat de ontnemingsvordering uitsluitend betrekking heeft op voordelen die zijn verkregen door bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten. Het hof heeft daarbij artikel 74 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen in aanmerking genomen, dat bepaalt dat ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel niet kan plaatsvinden ter zake van feiten die bij de belastingwet strafbaar zijn gesteld.
De veroordeelde had een verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 220.518,22, maar het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en het openbaar ministerie alsnog niet-ontvankelijk verklaard in de ontnemingsvordering. Het hof heeft vastgesteld dat de criminele organisatie waaraan de veroordeelde deelnam, uitsluitend gericht was op het plegen van belastingdelicten, en dat de ontnemingsvordering derhalve niet kon worden toegewezen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het hof het eerdere vonnis zou vernietigen en de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op EUR 221.554,92, maar het hof heeft deze vordering afgewezen.
Het hof heeft in zijn overwegingen ook aandacht besteed aan de relevante wetgeving en jurisprudentie, en heeft geconcludeerd dat de ontnemingsvordering niet kan worden toegewezen, omdat deze niet voldoet aan de voorwaarden die zijn gesteld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De uitspraak van het hof is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de ontnemingsvordering in het kader van belastingdelicten verduidelijkt.