ECLI:NL:GHSHE:2012:BW2274
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- P. Fortuin
- V.M. van Daalen-Mannaerts
- J.A. Meijer
- Rechtspraak.nl
Bepaling van vervuilingseenheden in het kader van verontreinigingsheffing door het Waterschap Zuiderzeeland
In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het de bepaling van het aantal vervuilingseenheden dat door de vennootschap onder firma X in het jaar 2000 is geloosd. De zaak is aan het Hof voorgelegd na een verwijzing door de Hoge Raad op 14 oktober 2011. De centrale vraag is op welke wijze het aantal vervuilingseenheden moet worden vastgesteld, waarbij het Hof vooronderstelt dat dit niet aan de hand van de in de Verordening opgenomen Tabel mag gebeuren. De feitelijke gegevens om het aantal vervuilingseenheden te bepalen volgens de hoofdregel van de Verordening, namelijk door meting, bemonstering en analyse gedurende 365 dagen van het jaar, ontbreken. Er zijn slechts gegevens van twee meetweken beschikbaar, maar het Hof acht deze gegevens niet representatief en dus niet bruikbaar. De Verordening biedt geen mogelijkheid om het aantal vervuilingseenheden door middel van schatting vast te stellen. Daarom stelt het Hof het aantal vervuilingseenheden in goede justitie vast op 1.000.
Het Hof vernietigt de uitspraak van de Rechtbank en verklaart het beroep gegrond. De aanslag wordt verminderd tot een bedrag van € 45.378. Daarnaast wordt de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende tot een bedrag van € 4.500. Ook wordt het griffierecht dat door belanghebbende is betaald, vergoed, evenals een tegemoetkoming in de proceskosten van in totaal € 644. Het Waterschap wordt aangewezen als de rechtspersoon die het griffierecht moet vergoeden. De uitspraak van de Rechtbank wordt vernietigd, en belanghebbende wordt in het gelijk gesteld met betrekking tot de onterecht opgelegde aanslag.