ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2359
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens te late indiening van appelschriftuur
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 28 februari 2011. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld, maar de officier van justitie heeft de appelschriftuur, waarin de grieven zijn opgenomen, niet tijdig ingediend. De appelschriftuur werd pas op 20 mei 2011 ingediend, terwijl het hoger beroep op 8 maart 2011 was ingesteld. Dit leidde tot een overschrijding van bijna twee maanden, wat volgens het hof een aanzienlijke vertraging is.
De verdediging heeft bij wijze van preliminair verweer de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, en het hof heeft deze argumenten in overweging genomen. De advocaat-generaal stelde dat het verzuim relatief gering was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk zou moeten zijn in het hoger beroep. Echter, het hof oordeelde dat de wetgeving, specifiek artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, bepaalt dat indien er geen tijdige appelschriftuur is ingediend, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van het ingestelde beroep in deze strafzaak niet opweegt tegen het belang van sanctionering van het verzuim. Daarom werd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het openbaar ministerie om zich aan de wettelijke termijnen te houden, ongeacht de ernst van de strafbare feiten in kwestie.