ECLI:NL:GHSHE:2012:BV2359

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
17 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20-000993-11
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep wegens te late indiening van appelschriftuur

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 17 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 28 februari 2011. Het openbaar ministerie had hoger beroep ingesteld, maar de officier van justitie heeft de appelschriftuur, waarin de grieven zijn opgenomen, niet tijdig ingediend. De appelschriftuur werd pas op 20 mei 2011 ingediend, terwijl het hoger beroep op 8 maart 2011 was ingesteld. Dit leidde tot een overschrijding van bijna twee maanden, wat volgens het hof een aanzienlijke vertraging is.

De verdediging heeft bij wijze van preliminair verweer de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit, en het hof heeft deze argumenten in overweging genomen. De advocaat-generaal stelde dat het verzuim relatief gering was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk zou moeten zijn in het hoger beroep. Echter, het hof oordeelde dat de wetgeving, specifiek artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, bepaalt dat indien er geen tijdige appelschriftuur is ingediend, het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard moet worden.

Het hof heeft geconcludeerd dat het belang van het ingestelde beroep in deze strafzaak niet opweegt tegen het belang van sanctionering van het verzuim. Daarom werd het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging in hoger beroep. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor het openbaar ministerie om zich aan de wettelijke termijnen te houden, ongeacht de ernst van de strafbare feiten in kwestie.

Uitspraak

Sector strafrecht
Parketnummer : 20-000993-11
Uitspraak : 17 januari 2012
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof
's-Hertogenbosch
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Breda van 28 februari 2011 in de strafzaak met parketnummer 02-811674-09 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1957],
wonende te [woonplaats], [adres].
Hoger beroep
De officier van justitie heeft tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep.
Namens verdachte is bij wijze van preliminair verweer de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie bepleit. Daartoe is door de raadsman aangevoerd dat de officier van justitie niet binnen 14 dagen na het instellen van het hoger beroep een schriftuur houdende grieven heeft ingediend.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het - gelet op de aard van de zaak - om een relatief gering verzuim gaat en dat het openbaar ministerie ontvangen dient te worden in het hoger beroep.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep
Uit het onderzoek ter zitting in hoger beroep is gebleken dat het openbaar ministerie op 8 maart 2011 hoger beroep heeft ingesteld en dat de appelmemorie, met daarin de redenen voor het instellen van het hoger beroep, is ingediend op 20 mei 2011. Gelet op het bepaalde in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering heeft de officier van justitie de appelmemorie derhalve nagenoeg twee maanden te laat ingediend.
De advocaat-generaal heeft desgevraagd meegedeeld dat zij geen verklaring kan geven voor het door de officier van justitie te laat indienen van de appelschriftuur.
Het hof overweegt het volgende.
Artikel 416, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering bepaalt dat indien van de zijde van het openbaar ministerie geen schriftuur houdende grieven als bedoeld in artikel 410, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is ingediend, het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep zonder onderzoek van de zaak zelf niet-ontvankelijk kan worden verklaard. In zijn arrest van 2 februari 2010 (NJ 2010, 88) heeft de Hoge Raad uitgemaakt dat deze bepaling mede van toepassing is op een geval als het onderhavige, waarin de schriftuur niet tijdig is ingediend.
De wetgever heeft het aan de rechter overgelaten om te beoordelen of de omstandigheid dat niet of niet tijdig een appelschriftuur is ingediend, in het concrete geval tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie dient te leiden. In de onderhavige zaak zijn naar het oordeel van het hof de volgende feiten en omstandigheden voor dit oordeel van belang.
De appelschriftuur is bijna twee maanden te laat ingediend. Naar het oordeel van het hof is dit een aanzienlijke overschrijding. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de verdachte pas relatief laat nadat tegen hem aangifte was gedaan door de politie is gehoord, dat na dat verhoor geen verdere onderzoekshandelingen zijn verricht en dat het dossier relatief laat is toegestuurd aan het arrondissementsparket.
Het hof acht in dit geval geen enkele rechtvaardiging aanwezig voor de te late indiening van de appelschriftuur. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat er geen complex opsporingsonderzoek heeft plaatsgevonden en dat het geen ingewikkelde zaak betreft. Ook in de wat betreft omvang en inhoud beperkte appelschriftuur kan geen rechtvaardiging worden gevonden voor het vormverzuim.
De enkele omstandigheid dat het tenlastegelegde feit, een verkrachting, een ernstig strafbaar feit behelst, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de ernst van het verzuim van het openbaar ministerie.
Het hof is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat het belang van het ingestelde beroep in de onderhavige strafzaak niet prevaleert boven het belang van sanctionering van het verzuim. De slotsom is dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging in hoger beroep.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de strafvervolging in hoger beroep.
Aldus gewezen door
mr. N.J.L.M. Tuijn, voorzitter,
mr. F. van Es en mr. M.I.A. Schlaghecke-Bouman, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.M. Vos, griffier,
en op 17 januari 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mrs. F. van Es en M.I.A. Schlaghecke-Bouman zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.