ECLI:NL:GHSHE:2011:BT2240

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
5 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.084.729 T
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig betaald griffierecht in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, betreft het een hoger beroep dat is ingeleid door appellant [X.] tegen geïntimeerde [Y.]. Het hoger beroep is voortgevloeid uit eerdere vonnissen van de rechtbank Maastricht, gedateerd 28 januari 2009, 4 november 2009, 21 april 2010 en 22 december 2010. De zaak werd op 5 april 2011 ter rolzitting gebracht, waarbij beide partijen zich door een advocaat lieten vertegenwoordigen. Het hof heeft vastgesteld dat [X.] het griffierecht niet tijdig heeft betaald, ondanks dat hij hiertoe de gelegenheid had gekregen. De betaling had uiterlijk op 3 mei 2011 moeten plaatsvinden, maar volgens de financiële administratie is het griffierecht pas op 6 mei 2011 voldaan, wat na de gestelde termijn was.

Het hof overweegt dat op basis van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) de rechter in beginsel verplicht is om ontslag van instantie uit te spreken indien de appellant het verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Er is echter een uitzondering mogelijk indien het niet toepassen van deze sanctie zou leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een van de partijen. In dit geval heeft het hof besloten om de zaak aan te houden en partijen de gelegenheid te geven om zich uit te laten over de situatie met betrekking tot het griffierecht.

De uitspraak van het hof op 5 juli 2011 houdt in dat de zaak wordt verwezen naar de rol van 19 juli 2011 voor akte aan de zijde van beide partijen, waarna zij opnieuw de stukken kunnen indienen. Het hof heeft iedere verdere beslissing aangehouden, wat betekent dat de uiteindelijke uitkomst van de zaak nog niet is vastgesteld en afhankelijk is van de verdere procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF ‘s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.084.729
arrest van de tweede kamer van 5 juli 2011
in de zaak van
[X.],
wonende te [woonplaats], Zweden,
appellant,
advocaat: mr. A.T. Bakker,
tegen:
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. P.W.F. Kostons,
op het bij exploot van dagvaarding van 18 maart 2011 ingeleide hoger beroep van de door de rechtbank Maastricht gewezen vonnissen van 28 januari 2009, 4 november 2009, 21 april 2010 en 22 december 2010 tussen appellant - [X.] - als gedaagde in conventie / eiser in reconventie en geïntimeerde - [Y.] - als eiseres in conventie / verweerster in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknr. 127963/HA ZA 08-279)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormelde vonnissen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. [X.] heeft bij voormeld exploot [Y.] opgeroepen om te verschijnen ter openbare terechtzitting van dit hof van 5 april 2011.
2.2. [X.] heeft de zaak aangebracht ter rolzitting van 5 april 2011. Voor ieder van partijen heeft zich een advocaat gesteld.
2.3. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om het griffierecht binnen vier weken na aanbrengen, derhalve uiterlijk op 3 mei 2011 te voldoen.
2.4. In verband met het achterwege blijven van tijdige betaling van het griffierecht is bepaald dat arrest wordt gewezen. Partijen hebben daartoe de gedingstukken overgelegd.
3. De motivering
3.1. Op grond van artikel 3 lid 1 jo. 3 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken (Wgbz) was [X.] het griffierecht verschuldigd vanaf de eerste roldatum en diende [X.] ervoor zorg te dragen dat het griffierecht binnen vier weken nadien, derhalve uiterlijk op 3 mei 2011, was bijgeschreven op de rekening van het hof dan wel ter griffie was gestort.
3.2. [X.] heeft het griffierecht niet tijdig betaald. Volgens opgave van de financiële administratie heeft [X.] het griffierecht eerst op 6 mei 2011, derhalve na het verstrijken van de betalingstermijn voldaan.
3.3. Het hof overweegt dat ingevolge artikel 3 Wgbz en artikel 353 juncto 127a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.) de rechter in beginsel ontslag van instantie dient uit te spreken indien de appellant het door hem verschuldigde griffierecht niet tijdig heeft voldaan. Alleen in de bij wet voorziene situatie dat toepassing van de sanctie, gelet op het belang van één of meer van de partijen bij toegang tot de rechter, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard, mag de rechter afzien van het toepassen van de sanctie van ontslag van instantie (art. 127a lid 3 Rv).
3.4. [X.] zal in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte uit te laten omtrent het bepaalde in artikel 127a lid 3 Rv.
Voorts zal [Y.] in de gelegenheid worden gesteld zich bij akte erover uit te laten of zij voornemens is incidenteel appel in te stellen.
3.5. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
4. De uitspraak
Het hof:
verwijst de zaak naar de rol van 19 juli 2011 voor akte aan de zijde van ieder van partijen met de hiervoor in rechtsoverweging 3.4 vermelde doeleinden, waarna partijen opnieuw de stukken kunnen fourneren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.A.M. van Schaik-Veltman, H.A.G. Fikkers en S.M.A.M. Venhuizen en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 5 juli 2011.