ECLI:NL:GHSHE:2011:BR4246

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
2 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HD 200.045.437
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding na kop/staart-botsing tussen twee voertuigen

In deze zaak gaat het om een kop/staart-botsing waarbij de eigenaar van een Mercedes-Benz, [X.], schadevergoeding eist van zijn verzekeraar, Interpolis Schade N.V. De aanrijding vond plaats op 2 december 2007, toen [X.] met zijn stilstaande Mercedes werd aangereden door een Audi. De verzekeraar weigerde uitkering, stellende dat [X.] een onware opgave had gedaan, wat zij als bevrijdend verweer aanvoerde. De rechtbank heeft in eerste aanleg de vordering van [X.] toegewezen, omdat Interpolis haar stelling onvoldoende had onderbouwd. Interpolis ging in hoger beroep, waarbij zij de conclusie van de deskundige Meuwissen betwistte, die stelde dat de aanrijding had plaatsgevonden zoals door [X.] was beschreven.

Het hof oordeelde dat Interpolis de bewijslast droeg voor haar stelling dat zij niet verplicht was tot uitkering. Het hof vond de rapportages van Meuwissen overtuigend en onderbouwd, en oordeelde dat Interpolis niet had aangetoond dat [X.] een onware opgave had gedaan. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde Interpolis tot betaling van de schadevergoeding aan [X.], inclusief proceskosten. De uitspraak benadrukt de rol van deskundigenrapporten in aansprakelijkheidskwesties en de bewijslastverdeling tussen partijen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer HD 200.045.437
arrest van de vierde kamer van 2 augustus 2011
in de zaak van
INTERPOLIS SCHADE N.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
appellante,
hierna: “Interpolis”,
advocaat: mr. M. Bouman,
tegen:
[X.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna: “[X.]”,
advocaat: mr. A.P. Drosten,
op het bij exploot van dagvaarding van 5 oktober 2009 ingeleide hoger beroep van het door de recht¬bank Breda gewezen vonnis van 19 augustus 2009 tussen Interpolis als gedaagde en [X.] als eiser.
1. Het geding in eerste aanleg (zaaknummer/rolnummer 197517/HA ZA 08-2104)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, alsmede naar het vonnis van 25 maart 2009 waarbij een comparitie van partijen werd gelast.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij memorie van grieven heeft Interpolis één grief aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en, kort gezegd, primair tot veroordeling van [X.] tot terugbetaling van hetgeen Interpolis uit hoofde van het bestreden vonnis aan [X.] heeft voldaan, subsidiair tot benoeming van een deskundige en, indien uit diens conclusie de juistheid van de stelling van Interpolis blijkt, tot veroordeling van [X.] zoals primair gevorderd, met veroordeling van [X.] in de kosten van beide instanties, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
2.2. Bij memorie van antwoord heeft [X.] onder overlegging van zeven producties (de eerste vijf producties betreffen de processtukken uit de eerste aanleg) de grieven bestre¬den.
2.3. Partijen hebben daarna uitspraak gevraagd. Alleen Interpolis heeft een procesdossier overgelegd. Daarin ontbreekt de in haar conclusie van antwoord genoemde productie 2 (de bij de verzekeringsovereenkomst behorende algemene voorwaarden).
3. De gronden van het hoger beroep
Voor de exacte inhoud van de grief verwijst het hof naar de memorie van grieven.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank heeft onder 3.1 vastgesteld van welke feiten zij is uitgegaan. Deze feiten, die in hoger beroep niet zijn betwist, vormen ook voor het hof het uitgangspunt. Naast deze feiten acht het hof nog andere feiten van belang. Het gaat in deze zaak om het volgende.
a. [X.] is eigenaar van een Mercedes-Benz personenauto [kenteken] (hierna: “de Mercedes”), die hij all-risk had verzekerd bij Interpolis.
b. Op 2 december 2007 raakte [X.] betrokken bij een kop/staart-botsing op de [adres] te [plaats]; terwijl [X.] met zijn Mercedes stilstond werd hij achterop aangereden door een Audi (hierna: “de aanrijding”).
c. De politie Twente is ter plekke geweest en heeft genoteerd dat sprake was van een kop/staart botsing om ongeveer 16.40 uur, dat de Audi achterop de Mercedes was gereden, dat het donker was en dat het regende. Op de door de politie gemaakte situatieschets zijn beide voertuigen recht achter elkaar op de [adres] getekend.
d. [X.] heeft de aanrijding bij Interpolis gemeld. De schade aan de Mercedes werd door Achmea Schadeservice getaxeerd op € 8.154,31.
e. Interpolis heeft aan Dekra Nederland B.V. (hierna: “Dekra”) opdracht gegeven tot het doen van een toedrachtonderzoek. In haar rapport van 1 februari 2008 heeft Dekra in haar conclusie geschreven:
“- Er is sprake van oplichting c.q. poging tot oplichting; beide bestuurders zijn hierbij negatief betrokken.
- Uit de ongevallenanalyse is gebleken dat de beschadigingen aan beide voertuigen niet zijn ontstaan door de gegeven toedracht: de beschadigingen aan beide voertuigen zijn toegebracht op een andere wijze (onder een hoek) en niet door een aanraking met elkaar”.
f. [X.] en de bestuurder van de Audi bleven bij hun eerdere verklaringen, kort gezegd inhoudende dat de Audi recht achterop de stilstaande Mercedes was gebotst en dat beide auto’s voordien schadevrij waren.
g. Bij brief van 12 februari 2008 heeft de raadsman van [X.] aan Interpolis afschriften gestuurd van het aanrijdingsformulier, van de registratie door de politie en van een groot aantal getuigenverklaringen inhoudende dat de Mercedes vóór de aanrijding geen zichtbare schade had.
h. Bij e-mailbericht van 1 april 2008 heeft Interpolis aan de raadsman van [X.] geschreven dat Interpolis, gelet op de rapportage van Dekra, de schade aan de Mercedes niet vergoedt.
i. [X.] heeft de heer Meuwissen van het onderzoeksbureau Meuwissen Verkeersongevallen Analyse (hierna: “Meuwissen”) opdracht gegeven een contra-expertise te verrichten. In zijn rapport van 19 juni 2008 is Meuwissen op de bevindingen van Dekra ingegaan en heeft hij aangegeven dat en waarom hij het niet eens is met de door Dekra getrokken conclusies. Meuwissen heeft onder meer geschreven dat van een botsing onder een hoek van 20?, zoals door Dekra gesteld, geen sprake kan zijn geweest. Volgens Meuwissen is sprake geweest van een “underrun” waarbij de achterop rijdende Audi na de eerste aanraking met de Mercedes met zijn voorbumper onder de achterbumper van de Mercedes is geschoven/gedoken. Meeuwissen heeft geconludeerd:
“Naar mijn overtuiging stemt het schadebeeld der voertuigen wel degelijk met elkaar overeen en is dit schadebeeld ook op meerdere punten zeer goed in elkaar te passen. In kwestie kan dan ook niet anders geconcludeerd worden, dat de Audi in een rechte, danwel nagenoeg rechte positie, achterop de Mercedes is gebotst.”
j. Bij brief van 30 juni 2008 heeft de raadsman van [X.] het rapport van Meuwissen aan Interpolis toegezonden en aanspraak gemaakt op het schadebedrag met rente en op de kosten van Meuwissen.
k. Bij brief van 28 augustus 2008 en in een ongedateerd rapport heeft Dekra gereageerd op het rapport van Meuwissen. In laatstgenoemd rapport schrijft Dekra onder het kopje “Analyse van het schadebeeld” (p. 5) onder meer: “Op de linkerzijde van de achterbumper (hof: van de Mercedes) is een afdruk gesitueerd die afgetekend is door de nummerplaat van de Audi. Op de rechterzijde van de achterbumper is een afdruk gesitueerd die veroorzaakt is door de rechterzijde van de voorbumper van de Audi.” Verderop in dit rapport concludeert Dekra nader dat de voertuigen onder een kleine hoek, door Dekra vastgesteld op 3?, op elkaar zijn gebotst. Zij concludeert verder (p.8) dat een aantal beschadigingen aan de Mercedes overeenkomt met de opgegeven toedracht, maar een aantal niet.
l. Bij brief van 9 september 2008 heeft Meuwissen op de sub k genoemde reactie van Dekra gereageerd en zijn eerdere, sub i genoemde conclusie gehandhaafd.
m. Interpolis is gebleven bij haar standpunt om het schadebedrag niet uit te keren.
4.2.1. [X.] heeft Interpolis gedagvaard en betaling gevorderd van een bedrag van
€ 11.459,91, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding en met veroordeling van Interpolis en de proceskosten. [X.] heeft het gevorderde bedrag als volgt gespecificeerd:
€ 8.154,31 autoschade (vgl. r.o. 4.1.d)
€ 1.487,50 factuur Meuwissen
€ 297,50 ,, ,,
€ 297,50 ,, ,,
€ 1.223,10 buitengerechtelijke kosten
€ 11.459,91.
4.2.2. Aan zijn vordering heeft [X.] de door hem met Interpolis gesloten verzekeringsovereenkomst (vgl. r.o. 4.1.a) ten grondslag gelegd.
Interpolis heeft betoogd dat [X.] blijkens het rapport van Dekra een onware opgave heeft gedaan in de zin van artikel 4 lid 2 van de bij de verzekeringsvoorwaarden behorende algemene voorwaarden en artikel 7:941 lid 2 jo. lid 5 BW, zodat zij de schadeclaim terecht heeft afgewezen.
4.2.3. Nadat de rechtbank een comparitie van partijen had gelast en deze had plaatsgevonden, heeft zij bij het bestreden eindvonnis de vorderingen van [X.], met uitzondering van de buitengerechtelijke kosten, toegewezen. De rechtbank oordeelde daartoe – kort samengevat – dat Interpolis haar stelling dat [X.] een onjuiste opgave zou hebben gedaan onvoldoende heeft onderbouwd, omdat tegenover het rapport van Dekra, waarnaar Interpolis verwijst, het goed gedocumenteerde en onderbouwde rapport van Meuwissen staat. De rechtbank is daarom niet toegekomen aan een benoeming van een derde deskundige.
4.3. In hoger beroep heeft Interpolis aangevoerd dat de rechtbank ten onrechte de conclusie van Meuwissen heeft gevolgd dat sprake is geweest van een “underrun”. Interpolis heeft daarbij verwezen naar het standpunt van Dekra, inhoudende dat van een underrun slechts sprake kan zijn als bij de aanrijding (een van) de betrokken voertuigen (sterk) (heeft)/hebben geremd. Volgens Interpolis is in casu niet geremd. En als een underrun al kan plaatsvinden zonder dat geremd is, maar doordat de voorbumper van het achterop rijdende voertuig lager ligt dan de achterbumper van het voorop rijdende voertuig, dan had de rechtbank niet tot de conclusie mogen komen dat die situatie zich in dit geval voordeed, aldus Interpolis. Volgens haar zeggen de door Meuwissen in dit verband in zijn rapport opgenomen foto’s niets, omdat dat geen foto’s van de Mercedes van [X.] en van de Audi zijn. Bovendien is op de foto’s niet te zien dat het nulpunt van de gebruikte meetlat zich bij de meting aan de Mercedes op dezelfde hoogte bevindt als bij de meting aan de Audi. En als al sprake is van een hoogteverschil dan is dat minimaal en onvoldoende om een underrun mogelijk te maken, aldus Interpolis.
Zij heeft voorts bezwaar gemaakt tegen de overweging van de rechtbank dat [X.] weliswaar stilstond maar daarbij het rempedaal had ingedrukt. En tenslotte heeft Interpolis betoogd dat de rechtbank ten onrechte in aanmerking heeft genomen dat Dekra later heeft erkend dat een aanrijding heeft plaatsgevonden en ook het standpunt dat dat onder een tamelijk grote hoek moet zijn gebeurd heeft prijsgegeven.
De rechtbank had de vordering van [X.] moeten afwijzen, althans een derde deskundige moeten benoemen, aldus Interpolis.
4.4.1. Het hof stelt voorop dat Interpolis de bewijslast draagt van haar stelling dat zij niet is gehouden onder de verzekeringsovereenkomst uit te keren, omdat [X.] een onware opgave heeft gedaan. Interpolis is op grond van de vaststaande, met [X.] gesloten verzekeringsovereenkomst immers in beginsel gehouden om uit te keren. Haar stelling dat zij van die verplichting is ontslagen, omdat [X.] een onware opgave heeft gedaan, is te kwalificeren als een bevrijdend verweer.
4.4.2. Haar stelling dat [X.] een onware opgave heeft gedaan, onderbouwt Interpolis enkel met de rapportage van Dekra. Zoals hiervoor aan de orde kwam, heeft Dekra haar eerdere standpunt dat tussen beide voertuigen geen aanrijding had plaatsgevonden en dat de schade enkel door een aanrijding onder een tamelijk grote hoek kan zijn veroorzaakt, na kennisneming van het eerste rapport van Meuwissen aangepast. Dat enkele feit impliceert niet dat het standpunt van Dekra ook overigens onjuist is. Dat de rechtbank dat wel zo zou hebben beoordeeld blijkt - anders dan Interpolis lijkt te stellen – niet uit het bestreden vonnis. Hoe dan ook staat tussen partijen vast dat de Audi achterop de stilstaande Mercedes van [X.] is gebotst, dat dat in een (nagenoeg) rechte lijn is gebeurd en dat daarbij aan de Mercedes schade is ontstaan. Het hof verwijst hier kortheidshalve tevens naar r.o. 4.1.c en k.
4.4.3. Naar het oordeel van het hof wordt de conclusie van Dekra dat van een underrun geen sprake is geweest en dat het schadebeeld niet veroorzaakt kan zijn door de door [X.] gestelde toedracht, voldoende onderbouwd weersproken door de verschillende, in eerste aanleg overgelegde, uitvoerige rapportages van Meuwissen. De stellingen van Dekra, dat de hoogte van de schade aan de Audi niet overeenkomt met de schade aan de Mercedes, dat de achterklep van de Mercedes nagenoeg ongeschonden is wat onmogelijk zou zijn bij de door [X.] gestelde toedracht, dat de Mercedes aan de achterbumper een puntbelasting heeft ondergaan, welke niet past bij de gestelde toedracht en dat de schade aan de Audi veel te omvangrijk is voor een aanrijding als door [X.] en de bestuurder van de Audi omschreven, worden alle op overtuigende en onderbouwde wijze door Meuwissen weerlegd. Dat Meuwissen daarbij ook heeft verwezen naar de resultaten van gehouden botsproeven, waarbij – uiteraard – gebruik is gemaakt van een andere Mercedes en een andere Audi dan de bij de aanrijding betrokken voertuigen, doet niet af aan de overtuigende conclusies van Meuwissen. Het enkele feit dat de proeven niet met de betrokken Mercedes en Audi zijn uitgevoerd betekent immers niet dat de resultaten van die proeven niets zouden kunnen zeggen omtrent de toedracht van de aanrijding. Interpolis heeft ook niet specifiek aangevoerd dat en op grond waarvan die resultaten toch niet bruikbaar zouden zijn. De stelling van Interpolis dat op de foto’s niet is te zien of de meetlat steeds op dezelfde hoogte is gehouden leidt evenmin tot een ander oordeel. Het hof acht het, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, welke er niet zijn, voldoende aannemelijk dat op juiste wijze is gemeten. Interpolis heeft dat ook niet betwist.
Dat er tenslotte wel wat valt te zeggen voor het bezwaar van Interpolis tegen de overweging van de rechtbank omtrent het op de rem staan door [X.], maakt het vorenstaande niet anders.
4.4.4. Bij het voorgaande komt dat Meuwissen zich niet enkel op resultaten van botsproeven heeft gebaseerd, maar ook op eigen onderzoek aan de hand van de door Dekra gemaakte foto’s.
4.4.5. Het hof neemt ook in aanmerking dat Interpolis niet heeft betwist dat beide betrokken bestuurders elkaar niet kenden. Zij hebben onafhankelijk van elkaar omtrent de toedracht van de aanrijding verklaard en die verklaringen komen met elkaar overeen. Dat sluit op zichzelf weliswaar niet uit dat zij beiden, onafhankelijk van elkaar, ten onrechte trachten ook reeds bestaande schade aan hun auto’s te claimen, maar iedere aanwijzing in die richting ontbreekt. Overigens is het hof met de rechtbank van oordeel dat de vraag omtrent de schade aan de Audi in deze zaak onbeantwoord kan blijven.
Verder neemt het hof in aanmerking dat Interpolis niet is ingegaan op de vele getuigenverklaringen dat de Mercedes vóór de aanrijding geen zichtbare schade had. Weliswaar betekent dit niet dat Interpolis haar stelling dat de geclaimde schade niet door de aanrijding alleen kan zijn veroorzaakt, niet langer zou handhaven, maar die verklaringen samen met de overige hiervoor genoemde omstandigheden, vormen naar het oordeel van het hof aanwijzingen dat [X.] geen onware opgave heeft gedaan.
4.4.6. Resumerend komt het er op neer dat, gelet op a) het feit dat vaststaat dat de Audi achterop de Mercedes is gebotst en dat daarbij schade aan de Mercedes is ontstaan, b) de in eerste aanleg overgelegde rapportages van Meuwissen, c) de hiervoor genoemde getuigenverklaringen omtrent het afwezig zijn van eerdere schade aan de Mercedes, op welke verklaringen Interpolis niet is ingegaan en d) het ontbreken van enige aanwijzing dat [X.] een onware opgave heeft gedaan, het hof van oordeel is dat Interpolis met de enkele verwijzing naar de rapportage door Dekra niet heeft aangetoond dat [X.] een onware opgave heeft gedaan.
4.4.7. Anders dan Interpolis heeft betoogd was de rechtbank niet gehouden om een derde deskundige te benoemen. In de waardering van deskundigenrapporten heeft de rechter een grote mate van vrijheid. De rechtbank heeft bovendien uitvoerig overwogen waarom zij niet toekwam aan de benoeming van een derde deskundige.
4.4.8. Hoe dan ook blijft bovendien het uitgangspunt dat het aan Interpolis is om aan te tonen dat, zoals zij stelt, [X.] een onware opgave heeft gedaan en dat Interpolis daar nu eenmaal niet in is geslaagd. Zij heeft niet aangevoerd dat (en op welke wijze) zij dat toch zou kunnen aantonen. Interpolis heeft enkel betoogd dat het hof een derde deskundige dient te benoemen omdat de beide eerder ingeschakelde deskundigen met elkaar van mening verschillen. Interpolis lijkt daarbij de hiervoor geschetste rechterlijke vrijheid omtrent de waardering van die deskundigenberichten uit het oog te verliezen. Op grond van de voorgaande overwegingen is een onderzoek door een derde deskundige naar het oordeel van het hof niet aan de orde.
4.5 De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Interpolis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de aan de zijde van [X.] gevallen proceskosten worden veroordeeld. Ook de door [X.] gevorderde kosten van Meuwissen, verbonden aan zijn rapportage van 19 augustus 2010, welke rapportage [X.] bij memorie van antwoord heeft overgelegd, zullen worden toegewezen. Daartoe overweegt het hof het volgende. Nadat Interpolis van het op 19 augustus 2009 gewezen vonnis in hoger beroep was gekomen en bij memorie van grieven ook stellingen had ingenomen tegen het laatste rapport van Meuwissen van 9 september 2009, heeft [X.] Meuwissen verzocht op de in de memorie van grieven genoemde technische aspecten te reageren. Die opdracht van [X.] is in het licht van het tussen partijen gevoerde debat redelijk. Bovendien was op dat moment voor [X.] niet voorzienbaar dat het hof die nadere rapportage van Meuwissen uiteindelijk niet aan zijn oordeel ten grondslag zou leggen. Verder zijn de met die rapportage gemoeide kosten
(€ 875,-- excl. BTW, € 1.041,25 incl. BTW) als redelijk aan te merken. Aldus zijn de kosten van genoemde rapportage, hoewel het hof die rapportage niet bij zijn oordeel heeft betrokken, als redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW te kwalificeren.
5. De uitspraak
Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep van de rechtbank Breda van 19 augustus 2009 voorzover dit aan het oordeel van het hof is onderwor¬pen;
veroordeelt Interpolis tot betaling aan [X.] van een bedrag van € 1.041,25;
veroordeelt Interpolis in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten aan de zijde van [X.] tot de dag van deze uitspraak worden begroot op € 422,-- aan verschotten en € 894,-- aan salaris advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.Th. Gründemann, H.A.W. Vermeulen en M.A. Wabeke en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 2 augustus 2011.