ECLI:NL:GHSHE:2009:BK1184

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00445
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de ondernemerschapstatus van een zelfstandig artiest en de toepassing van de zelfstandigenaftrek

In deze zaak gaat het om de beoordeling van de ondernemerschapstatus van een zelfstandig artiest, mevrouw X, die optreedt als zangeres voor verschillende opdrachtgevers en daarnaast parttime dienstbetrekkingen heeft. Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de activiteiten van mevrouw X als een onderneming kunnen worden aangemerkt, omdat zij zelfstandig werkt, meerdere opdrachtgevers heeft en ondernemersrisico loopt. Echter, het hof concludeert dat zij niet voldoet aan het urencriterium voor de zelfstandigenaftrek, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij in het onderhavige jaar aan de vereiste 1225 uren heeft voldaan.

De zaak is ontstaan na een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 2003, waarbij de Inspecteur de aanslag heeft gehandhaafd na bezwaar. Mevrouw X heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de Rechtbank, die haar beroep ongegrond verklaarde. Tijdens de zitting heeft zij een pleitnota voorgedragen en haar standpunten toegelicht.

Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de inkomsten uit haar activiteiten als zelfstandig artiest en haar parttime dienstbetrekkingen. Ondanks de omzet die zij genereert, heeft het hof geoordeeld dat de uren die zij aan haar onderneming heeft besteed niet voldoende zijn om in aanmerking te komen voor de zelfstandigenaftrek. De uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd, en het hof verklaart het hoger beroep ongegrond. Beide partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Sector belastingrecht
Eerste meervoudige Belastingkamer
Kenmerk: 08/00445
Uitspraak op het hoger beroep van
mevrouw X,
wonende te Y,
hierna: belanghebbende,
tegen de mondelinge uitspraak van de Rechtbank Breda (hierna: de Rechtbank) van 13 december 2008, nummer 07/2448 in het geding tussen
belanghebbende
en
de voorzitter van het managementteam van het onderdeel Belastingdienst/Z van de rijksbelastingdienst,
hierna: de Inspecteur,
betreffende na te noemen aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen.
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2003 een aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.452, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
1.2. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 39.
Bij mondelinge uitspraak heeft de Rechtbank het beroep ongegrond verklaard.
1.3. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 107.
De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.4. De zitting heeft plaatsgehad op 11 juni 2009 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
1.5. Belanghebbende heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij.
1.6. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
2. Feiten
Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.
2.1. Belanghebbende verricht in het onderhavige jaar werkzaamheden als zelfstandig artiest. Zij wordt onder meer door harmonieën en fanfares ingehuurd als zangeres, verzorgt optredens voor verschillende opdrachtgevers en treedt op tijdens bruiloftsmissen en feestavonden ter gelegenheid van bruiloften. Verder is belanghebbende zangeres in de band "A". In 2003 verzorgde belanghebbende 38 optredens, inclusief 9 optredens met de band "A", waarmee een omzet van € 6.088 werd behaald.
2.2. Naast de inkomsten die zij uit deze activiteiten geniet, heeft belanghebbende in het onderhavige jaar een parttime dienstbetrekking bij de Gemeente B. Deze dienstbetrekking houdt in dat zij bij C zanglessen verzorgt. Vanaf 1 januari 2003 tot de zomervakantie betreft het een dienstbetrekking van 12 uur per week, na de zomervakantie tot het einde van het jaar betreft het een dienstbetrekking van 10 uur per week. Het in 2003 genoten loon van deze werkgever bedraagt € 12.619.
Per 1 september is belanghebbende tevens voor 10 uur per week in dienst getreden bij D voor het geven van zangles op de Toneelacademie. Het loon genoten van deze werkgever bedraagt in 2003 € 2.973.
2.3. In de jaren 2004, 2005, en 2006 bedraagt de met de werkzaamheden als zelfstandig artiest behaalde omzet achtereenvolgens € 5.554, € 4.159 en € 5.071. In deze jaren heeft belanghebbende respectievelijk 35, 29 en 33 optredens verzorgd, waarvan respectievelijk 22, 12 en 13 maal met "A".
Het inkomen uit dienstbetrekking bedraagt in die jaren achtereenvolgens € 21.972, € 26.880 en € 26.184. De toename van het loon uit dienstbetrekking wordt onder meer veroorzaakt door uitbreiding van het aantal door belanghebbende te verzorgen lesuren.
Belanghebbende heeft geen vermelding in de Gouden Gids en maakt behoudens het verspreiden van haar visitekaartjes geen (schriftelijke) reclame. Zij is wel in het bezit van een internetsite.
2.4. Belanghebbende heeft in hoger beroep een aangepaste urenverantwoording overgelegd, waarin zij heeft vermeld dat 1.326 uren zijn besteed aan haar activiteiten als zelfstandig artiest. Hiervan zijn 1.123 uren vermeld in een per dag gespecificeerd urenoverzicht. Tot laatstgenoemde uren behoort twee derde deel van de uren welke zijn besteed aan studie, therapie en concertbezoek. Een derde deel van de uren besteed aan studie, Ceasartherapie en concertbezoek heeft belanghebbende toegerekend aan de dienstbetrekkingen van belanghebbende. In het gespecificeerde urenoverzicht zijn voorts ter zake van de USA-tour alle uren van verblijf behoudens de uren van overnachting vermeld. Naast het genoemde aantal van 1.123 uren heeft belanghebbende 203 uren vermeld ter zake van indirecte activiteiten, netwerk, acquisitie, website, contracten regelen, organisatie en contacten met mede-musici.
3. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
3.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
3.1.1. Dienen de inkomsten genoten uit de werkzaamheden als zelfstandig artiest, waaronder de inkomsten verkregen van "A", te worden aangemerkt als winst uit onderneming?
3.1.2. Indien voormelde vraag bevestigend moet worden beantwoord: Heeft belanghebbende recht op toepassing van de zelfstandigenaftrek?.
Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
3.2. Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.
Voor hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van deze zitting opgemaakte proces-verbaal.
3.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 9.127. De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.
4. Gronden
4.1. De Rechtbank heeft in haar uitspraak in punt 2.5 overwogen dat het geheel van de door belanghebbende verrichte/en of aangeboden activiteiten kan worden aangemerkt als onderneming in de zin van artikel 3.2. van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Het Hof volgt de Rechtbank daarin en maakt overweging 2.5 tot de zijne.
4.2. Op belanghebbende rust tegenover de gemotiveerde betwisting door de Inspecteur de bewijslast van haar stelling dat zij in het onderhavige jaar ten minste 1225 uren heeft besteed aan het drijven van haar onderneming. Belanghebbende heeft de uren die zij stelt te hebben besteed aan indirecte activiteiten, netwerk, acquisitie, website, contracten regelen, organisatie en contacten met mede-musici geschat op 3 á 6 uren per week, zijnde gemiddeld 4,5 uur per week en zijnde - rekening houdend met een vakantieperiode van zeven weken - 203 uren op jaarbasis. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende, die haar uren overigens nauwgezet per dag heeft bijgehouden en heeft vermeld in een gespecificeerde urenverantwoording, met deze schatting niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij deze uren naast de 1.123 in de urenverantwoording vermelde uren aan haar onderneming heeft besteed.
4.3. Belanghebbende heeft de uren besteed aan studie, Ceasartherapie en concertbezoek vermeld in het gespecificeerde urenoverzicht en daarbij aangenomen dat deze uren voor twee derde deel moeten worden toegerekend aan de onderneming en voor een derde deel moeten worden toegerekend aan de dienstbetrekkingen. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende met deze aanname tegenover de betwisting daarvan door de Inspecteur de juistheid van de door haar voorgestane toerekening van voornoemde uren niet aannemelijk heeft gemaakt.
4.4. Het Hof acht niet aannemelijk dat geen van de door belanghebbende vermelde uren van verblijf in de Verenigde Staten tot haar vrije beschikking stond en dat zij tijdens alle uren, ook tijdens wachttijden en bij het nuttigen van maaltijden, uitsluitend werkzaamheden voor haar onderneming heeft verricht. De uren die belanghebbende heeft vermeld ter zake van deelname aan de USA-tour kunnen derhalve niet alle worden gerekend tot de uren die zijn besteed aan de onderneming.
4.5. Uit het voorgaande volgt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat in het onderhavige jaar is voldaan aan het vereiste dat 1225 uren aan het drijven van de onderneming is besteed.
4.6. Gelet op het vorenoverwogene moet het beroep ongegrond worden verklaard en de uitspraak van de Rechtbank worden bevestigd.
Ten aanzien van het griffierecht
4.7. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Staat aan belanghebbende het door haar betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.
Ten aanzien van de proceskosten
4.8. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
5. Beslissing
Het Hof
* verklaart het hoger beroep ongegrond, en
* bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan op 30 juli 2009 door J.W.J. Huige, voorzitter, W.E.M. van Nispen tot Sevenaer en J.W. Verstraate, in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier. De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken en afschriften van de uitspraak zijn op die datum aangetekend aan partijen verzonden.
Het aanwenden van een rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH 's-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a) de naam en het adres van de indiener;
b) een dagtekening;
c) een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d) de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.