4.1 Geen grieven zijn gericht tegen de door de rechtbank onder 3 vastgestelde feiten. Het hof zal van diezelfde feiten uitgaan. Voorts staat blijkens de gedingstukken nog een aantal andere feiten tussen partijen vast. Het hof is voorts uitgegaan van de inhoud van na te noemen producties van de memorie van antwoord, nu deze producties blijkens de inhoud daarvan aan [appellant] bekend kunnen worden verondersteld. Voor de leesbaarheid van dit arrest zal het hof de voor deze zaak relevante feiten hieronder kort weergeven.
a. Aan [appellant] is op [datum 1] een voorlopige aanslag [nummer] opgelegd ten bedrage van fl. 481.536,-- exclusief rente en kosten. Op diezelfde dag heeft de Ontvanger een dwangbevel met betrekking tot die aanslag uitgevaardigd en aan [appellant] betekend.
b. Op [datum 2] is door de Ontvanger ten laste van [appellant] op grond van voornoemd dwangbevel executoriaal derdenbeslag gelegd onder de Rabobank Nuenen/Son en Breugel op een bedrag van fl. 136.547,55. Dit bedrag is op 20 april 1998 door de Ontvanger uitgewonnen.
c. Bij kort geding heeft [appellant] gevorderd dat de Ontvanger dit bedrag, vermeerderd met rente en kosten, aan hem zou terugbetalen onder meer omdat - kort gezegd - er gebreken aan het dwangbevel kleefden. De president van de rechtbank 's-Hertogenbosch heeft bij vonnis van 29 april 1999 de vordering van [appellant] toegewezen. Deze beslissing is vernietigd bij arrest van dit hof van 30 mei 2000, terwijl het door [appellant] tegen dit arrest ingestelde cassatieberoep is verworpen bij arrest van de Hoge Raad van 18 oktober 2002 (prod. 2a, 2b en 2c bij memorie van antwoord).
d. Op 6 mei 1999 heeft [appellant] het hiervoor genoemde vonnis van 29 april 1999 aan de Ontvanger betekend. Op diezelfde dag heeft de Ontvanger [appellant] geschreven dat hij voornoemd bedrag vermeerderd met rente tot en met 6 mei 1999 en kosten (tezamen fl. 149.120,55) zou verrekenen met de ten name van [appellant] openstaande aanslag [nummer].
e. [appellant] heeft ter uitvoering van het - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - vonnis van 29 april 1999 op [datum 3] executoriaal beslag laten leggen onder de Postbank en De Nederlandse Bank N.V.. De Ontvanger heeft tevergeefs (onder meer met een beroep op voormelde verrekening) in kort geding getracht deze beslagen opgeheven te krijgen alsmede een verbod te verkrijgen om het vonnis van 29 april 1999 ten uitvoer te leggen (vonnis van de President rechtbank Amsterdam van 8 juli 1999, arrest van het hof Amsterdam van 19 september 2002 en arrest van de Hoge Raad van 29 oktober 2004; prod. 3a, 3c en 3d memorie van antwoord).
f. Op 12 juli 1999 heeft de Ontvanger met verlof van de President van de rechtbank 's-Hertogenbosch d.d. [datum 4] conservatoir eigenbeslag gelegd op het bedrag van fl. 149,120,55, dat de Ontvanger ingevolge het vonnis van de president van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 29 april 1999 aan [appellant] moest terugbetalen (prod. 5, 6 en 7 memorie van grieven). Het Lisv heeft op 28 juli 1999 ten laste van [appellant] onder de Ontvanger conservatoir derdenbeslag doen leggen op al hetgeen de Ontvanger aan [appellant] verschuldigd is of zal worden.
g. Op [datum 5] heeft [appellant] executoriale beslagen doen leggen onder de dienst Domeinen. De Ontvanger heeft in kort geding opheffing van deze beslagen gevorderd. Ter zitting van 9 augustus 1999 van dit kort geding is tussen partijen een aantal afspraken gemaakt, waaronder de afspraak dat voornoemd bedrag van fl. 136.547,55, vermeerderd met rente en kosten, in totaal een bedrag van fl. 165.000,--, gestort zal worden op de rekening van de [stichting 1](prod. 1 conclusie van repliek). Bij vonnis van 16 september 1999 heeft de President van de rechtbank 's-Hertogenbosch bepaald dat het door de Ontvanger onder de [stichting 1] gestorte bedrag onder deze stichting blijft berusten totdat kort gezegd definitief duidelijk is aan wie dit bedrag moet worden betaald (prod.4 memorie van antwoord).
h. De door [appellant] verschuldigde aanslag [nummer] is op 31 december 1999 vastgesteld op fl. 615.885,--,. De Inspecteur heeft uitstel van betaling verleend totdat deze aanslag onherroepelijk is. Thans wordt tussen de Inspecteur en [appellant] nog geprocedeerd over de juistheid van deze aanslag.