ECLI:NL:GHSHE:2006:BA0346
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- M. van Etten
- A. Den Hartog Jager
- J. van den Bergh
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van boedelverdeling en schadevergoeding in het kader van onrechtmatige daad
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 28 november 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van [X.] tot vernietiging van de boedelverdeling van de huwelijksgoederengemeenschap en een subsidiaire vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. De primaire vordering van [X.] was gericht op de vernietiging van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, die plaatsvond op 20 februari 1989, en de verdeling van de beperkte gemeenschap op 6 september 1990. [X.] stelde dat zij bij deze verdelingen heeft gedwaald en is misleid door [A.], omdat zij niet op de hoogte was van de omvang en samenstelling van de te verdelen gemeenschap, met name de waarde van de besloten vennootschap [Z. B.V.]. Het hof oordeelde dat de vordering tot vernietiging afstuit op de vervaltermijn van drie jaar, zoals vastgelegd in artikel 3:200 BW, en dat [X.] terecht niet-ontvankelijk was verklaard door de rechtbank.
Daarnaast werd de subsidiaire vordering tot schadevergoeding afgewezen. Het hof overwoog dat de subsidiaire vordering van [X.] feitelijk dezelfde grondslag had als de primaire vordering tot vernietiging, en dat deze ook was vervallen. Het hof concludeerde dat de subsidiaire vordering niet kon leiden tot een wijziging van de verdeling, omdat de rechtsvordering tot vernietiging was vervallen. De uitspraak van de Hoge Raad van 21 april 2006, gepubliceerd in NJ 2006,272, had ook implicaties voor deze zaak, aangezien het hof oordeelde dat de verjaringstermijn voor rechtsvorderingen die gebaseerd zijn op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, ook van toepassing was op de onderhavige procedure. Het hof bekrachtigde het vonnis waarvan beroep en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten diende te dragen.