ECLI:NL:GHSHE:2006:AW1824

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
22 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
05/00475
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een aanslag bouwleges en de vereisten voor dekking van uitgaven volgens de Gemeentewet

In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van een aanslag bouwleges die aan belanghebbende is opgelegd door de gemeente Q. De aanslag, ter hoogte van € 530,-, is opgelegd voor de behandeling van een bouwaanvraag. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de heffingsambtenaar heeft dit bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank te Roermond, die het beroep eveneens ongegrond verklaarde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

Tijdens de zitting op 26 januari 2006 is de heffingsambtenaar vertegenwoordigd door mevrouw A en de heer B, terwijl belanghebbende niet aanwezig was. Het hof heeft de pleitnota van de heffingsambtenaar in het geding opgenomen. De kern van het geschil betreft vier vragen die betrekking hebben op de rechtmatigheid van de aanslag. Belanghebbende stelt dat de aanslag vernietigd moet worden omdat niet op controleerbare wijze is vastgelegd tot dekking van welke uitgaven de leges strekken, dat de lasten de baten overschrijden, dat de aanvraag van een bouwvergunning geen dienst is in de zin van de Gemeentewet, en dat er geen individueel belang ten grondslag ligt aan de aanvraag.

Het hof heeft vastgesteld dat de begroting van de gemeente Q voor 2004 voldoet aan de wettelijke eisen en dat de geraamde lasten de geraamde opbrengsten van de leges overstijgen. Het hof concludeert dat de aanvraag van belanghebbende wel degelijk een individueel belang dient en dat de aanslag rechtmatig is. De grieven van belanghebbende worden verworpen, en het hof bevestigt de bestreden uitspraak van de rechtbank. De beslissing is op 22 maart 2006 ter openbare zitting uitgesproken, en belanghebbende kan binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 05/00475
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, derde meervoudige Belastingkamer, op het hoger beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 1 september 2005, nr. AWB 05/504, betreffende na te melden aanslag bouwleges.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor de Rechtbank
Aan belanghebbende is onder de naam factuur met dagtekening 19 augustus 2004 een aanslag bouwleges opgelegd ten bedrage van € 530,-.
Het tegen deze aanslag gemaakte bezwaar is door de heffingsambtenaar van de gemeente Q (hierna: de heffingsambtenaar) ongegrond verklaard.
Vervolgens heeft belanghebbende tegen de uitspraak van verweerder beroep ingesteld bij de rechtbank te Roermond. Bij de bestreden uitspraak is dit beroep ongegrond verklaard.
2. Geding voor het Hof
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 26 januari 2006 te 's-Hertogenbosch.
Aldaar zijn toen verschenen en gehoord namens de heffingsambtenaar mevrouw A en de heer B. Belanghebbende is, nadat hij het hof bij brief van 30 december 2005 ervan in kennis had gesteld geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling, niet verschenen.
De heffingsambtenaar heeft te dezer zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het hof. Het hof rekent deze pleitnota tot de stukken van het geding.
Het hof heeft vervolgens het onderzoek ter zitting gesloten.
3. De feiten
Op grond van de stukken van het geding en de geloofwaardige verklaring van de heffingsambtenaar ter zitting, stelt het hof als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:
3.1. Teneinde een woning te mogen vergroten heeft belanghebbende bij de gemeente Q een bouwaanvraag ingediend. Ter zake van het in behandeling nemen van deze aanvraag is aan belanghebbende onder de naam factuur een aanslag leges opgelegd ten bedrage van in totaal € 530,-. Deze aanslag is blijkens de specificatie op het biljet opgebouwd uit de volgende onderdelen:
" behandeling lichte bouwvergunning € 200,00
procedure artikel 19 lid 3 WRO € 275,00
toetsing aan welstand € 55,00".
3.2. In de bijlagen bij de begroting van de gemeente Q voor het jaar 2004 is een specificatie opgenomen van diverse baten en lasten. Bij de lasten is onder post 822 (Overige volkshuisvesting) een bedrag geraamd van € 492.650,-, waarvan is toegerekend aan bouw- woning- en welstandstoezicht een bedrag van € 239.658,--. Onder de baten is onder de post 823 (Bouwvergunningen) een bedrag geraamd van € 141.500,-.
3.3. De begroting van de gemeente Q voor het jaar 2004 is conform de wettelijke eisen opgesteld en voorzien van een goedkeurende verklaring van een externe accountant.
4. Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.1. Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:
a. Moet de aanslag worden vernietigd omdat niet op controleerbare wijze is vastgelegd tot dekking van welke uitgaven de onderhavige leges strekken?
b. Moet de aanslag worden vernietigd omdat niet duidelijk is geworden dat de lasten tot dekking waarvan de leges dienen, de baten overschrijden?
c. Moet de aanslag worden vernietigd omdat de aanvraag van een bouwvergunning niet een dienst is in de zin van artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet?
d. Moet de aanslag worden vernietigd omdat aan de aanvraag van een bouwvergunning niet een individueel belang ten grondslag ligt?
Belanghebbende is van oordeel dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.
4.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar hieraan nog het volgende, samengevat weergegeven, toegevoegd:
De begrotingsstukken die aan belanghebbende bij de uitspraak op bezwaar zijn toegestuurd behoren bij de gemeentelijke begroting voor het jaar 2004. Dat is een officieel stuk dat volgens uniforme wettelijke regels is opgesteld. Die regels zijn zelfs in Europees verband geharmoniseerd ten behoeve van de vergelijkbaarheid. Deze stukken zijn door een externe accountant gecontroleerd en voorzien van een goedkeurende verklaring. De lasten voor bouw-, woning en welstandstoezicht, ten bedrage van € 239.658,- staan tegenover de begrote baten uit bouwleges van € 141.500,-.
4.3. Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de bestreden uitspraak, de uitspraak op bezwaar en de aanslag.
De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
5. Beoordeling van het geschil
5.1. Uit de door de heffingsambtenaar overgelegde stukken uit de gemeentelijke begroting voor het jaar 2004 blijkt voldoende controleerbaar tot dekking van welke uitgaven de onderhavige leges dienen. Uit die stukken blijkt voorts dat de geraamde lasten, tot dekking waarvan de onderhavige leges dienen, de geraamde opbrengst van die leges overstijgen. De eerste twee grieven van belanghebbende treffen daarom geen doel.
5.2. De onderhavige aanvraag strekte ertoe de voor het vergroten van een woning benodigde vergunning te verkrijgen. Zonder die vergunning zou het belanghebbende niet zijn toegestaan de woning te vergroten. Aan de aanvraag ligt daarom het individuele belang van belanghebbende ten grondslag, om een vergunning te verkrijgen tot het uitvoeren van bouwwerkzaamheden die zonder die vergunning verboden zouden zijn. Op diezelfde grond is het in behandeling nemen van deze aanvraag tevens een dienst in de zin van artikel 229, eerste lid, onderdeel b, van de Gemeentewet. De laatste twee grieven van belanghebbende falen derhalve evenzeer.
5.3. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak moet worden bevestigd.
6. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
7. Beslissing
Het hof bevestigt de bestreden uitspraak.
Aldus gedaan op 22 maart 2006 door A.J. van Soest, voorzitter, R.J. Koopman en J.W. Zwemmer, leden, in tegenwoordigheid van A.A. van Wendel de Joode, griffier.
De beslissing is op die datum ter openbare zitting uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 22 maart 2006
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in
cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd.
Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.