ECLI:NL:GHSHE:2004:AR6975

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
24 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
20.003408.04
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • Mr. Claassens
  • Mrs. Rothuizen-van Dijk
  • Mr. Van Dijk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van benadeelde partij

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 november 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij. De officier van justitie was van mening dat de vordering van de benadeelde partij ten onrechte was afgewezen en had geen bezwaren tegen het vonnis van de politierechter aangevoerd. Het hof overweegt dat ingevolge artikel 407, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering het hoger beroep slechts tegen het vonnis in zijn geheel kan worden ingesteld. Het hoger beroep was echter enkel gericht tegen de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, wat in strijd is met de wet. Het hof concludeert dat het Openbaar Ministerie geen partij is ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij, en dat de benadeelde partij zelf rechtsmiddelen kan aanwenden. De wetgever heeft voorzien in een stelsel waarin de benadeelde partij haar belangen kan behartigen, zonder dat het Openbaar Ministerie hier een rol in speelt. Het hof verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, wat betekent dat de benadeelde partij haar vordering kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

Uitspraak

parketnummer: 20.003408.04
datum uitspraak: 24 november 2004
tegenspraak
GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
meervoudige kamer voor strafzaken
A R R E S T
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Breda van 12 juli 2004 in de strafzaak onder parketnummer 02/018508-03 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1966,
wonende te [adres].
Het hoger beroep
De officier van justitie heeft tijdig tegen genoemd vonnis hoger beroep ingesteld.
Het onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en de terechtzitting in hoger beroep.
Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen van de zijde van de verdachte naar voren is gebracht.
De ontvankelijkheid van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingesteld door de officier van justitie.
Uit een aan de akte rechtsmiddel d.d. 26 juli 2004 gehechte opgave van bezwaren en uit de appelmemorie d.d. 11 augustus 2004 blijkt dat de officier van justitie het hoger beroep uitsluitend heeft ingesteld omdat naar zijn oordeel de politierechter ten onrechte de [benadeelde partij] niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar vordering. De officier van justitie is van mening dat deze vordering had moeten worden toegewezen. Overigens heeft de officier van justitie geen bezwaren tegen het vonnis van de politierechter aangevoerd.
Ingevolge het bepaalde bij artikel 407, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het hoger beroep slechts tegen het vonnis in zijn geheel worden ingesteld.
Het onderhavige hoger beroep is kennelijk gericht tegen een deel van het vonnis, te weten enkel de beslissing op de vordering van de benadeelde partij. Dit partiële hoger beroep is in strijd met artikel 407, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
Daar komt bij dat het Openbaar Ministerie geen partij is ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij (vgl. HR 19 mei 1987, NJ 1988, 316 en HR 26 februari 2002, NJ 2003, 557) terwijl in het onderhavige geval uitsluitend de beslissing op de vordering van de benadeelde partij de grond is voor het ingestelde hoger beroep.
Uit een oogpunt van wetssystematiek overweegt het hof dat de benadeelde partij, wier vordering is afgewezen door de strafrechter in eerste aanleg terwijl in de strafzaak geen hoger beroep wordt ingesteld, ingevolge art. 421 lid 4 Sv tegen de afwijzing van haar vordering hoger beroep kan instellen met overeenkomstige toepassing van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (mits het beloop van de vordering meer dan 1750 euro bedraagt; art. 60 lid 2 Wet RO) en dat de benadeelde partij, wier vordering niet-ontvankelijk is verklaard door de strafrechter in eerste aanleg terwijl in de strafzaak geen hoger beroep wordt ingesteld, haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Aldus heeft de wetgever voorzien in een stelsel waarin de benadeelde partij, wier vordering door de strafrechter in eerste aanleg niet is toegewezen, zelf voor haar belangen kan opkomen. Hierin past niet de bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om de strafzaak uitsluitend met het oog op de vordering van de benadeelde partij voor te leggen aan de hogere strafrechter.
Op de vorenstaande gronden kan de officier van justitie niet worden ontvangen in het hoger beroep.
De onderhavige beslissing van het hof betekent voor de benadeelde partij dat zij haar vordering desgewenst kan aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
B E S L I S S I N G :
Het hof:
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep.
Dit arrest is gewezen door Mr. Claassens, als voorzitter
Mrs. Rothuizen-van Dijk en Van Dijk, als raadsheren
in tegenwoordigheid van Mr. Looijmans, als griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 24 november 2004.
Mr. Van Dijk is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
U I T D R A A I G E G E V E N S 1e A A N L E G
zaaknr.: 10
tijd : 14.00
verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1966,
wonende te [adres],
Is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Breda van 12 juli 2004 ter zake van:
t.a.v. subsd.: "Mishandeling",
veroordeeld tot:
t.a.v. subsd.: geldb. ? 600,00 subsd. 12 dgn. hecht. waarv. ? 250,00 subsd. 5 dgn. hecht. VV., 2 jrn. prft., verklaart [benadeelde partij] NO.