ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4920
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.J. Koopman
- A.J. van Soest
- N. Van Beelen
- Rechtspraak.nl
Herziening naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting na verwijdering gasinstallatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 januari 2004 uitspraak gedaan in een geschil over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting. De belanghebbende, aangeduid als X, had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag die was opgelegd over het tijdvak van 2 oktober 1997 tot en met 1 januari 1998. De naheffingsaanslag was opgelegd omdat het voertuig van de belanghebbende beschikte over een gasinstallatie. Na een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die de naheffingsaanslag had bevestigd, werd de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden verwezen naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor hernieuwd onderzoek.
Tijdens de zitting op 3 oktober 2003 werd de Inspecteur gehoord, terwijl de belanghebbende niet aanwezig was. De belanghebbende had wel een uitnodiging ontvangen, die hij had getekend voor ontvangst. Het Hof moest zich buigen over de vraag of de gasinstallatie voor aanvang van het naheffingstijdvak uit het voertuig was verwijderd en of de redelijkheid gebiedde om de naheffingsaanslag te vernietigen, gezien het feit dat de gasinstallatie slechts enkele dagen na aanvang van het tijdvak was verwijderd.
Het Hof oordeelde dat de gasinstallatie niet vóór 2 oktober 1997 was verwijderd, maar pas op 4 oktober 1997. Dit betekende dat het voertuig bij aanvang van het tijdvak nog beschikte over een gebruiksklare gasinstallatie. Het Hof concludeerde dat de wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 niet toestond om een verlaging van het tarief toe te passen voor een uitbouw die na aanvang van het tijdvak had plaatsgevonden. Bovendien werd geoordeeld dat de procedure niet onder het bereik van artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens viel, waardoor de gestelde overschrijding van de redelijke termijn niet leidde tot vernietiging van de naheffingsaanslag.
Uiteindelijk bevestigde het Hof de uitspraak van de Inspecteur en oordeelde dat er geen redenen waren om het griffierecht te vergoeden of de Inspecteur te veroordelen in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.