In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 november 2004 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aansprakelijkheid van [appellant], de feitelijk bestuurder van [X. bouwmaterialen groothandel] B.V., voor het tekort in het faillissement van de vennootschap. De curator had [appellant] aangesproken op grond van artikel 2:248 BW, omdat hij zijn taak onbehoorlijk zou hebben vervuld door niet te voldoen aan de publicatieplicht van de jaarrekening. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] als enig bestuurder verantwoordelijk was voor het ontbreken van een accountantsverklaring bij de jaarrekening van 1995 en 1996, wat in strijd is met de wettelijke verplichtingen. Het hof oordeelde dat het geheel ontbreken van een accountantsverklaring niet kan worden aangemerkt als een onbelangrijk verzuim, en dat [appellant] zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld.
Het hof heeft verder overwogen dat de curator, gemachtigd door de rechter-commissaris, [appellant] heeft gevorderd tot betaling van het tekort van de gefailleerde vennootschap, dat op dat moment € 2.160.966,80 bedroeg. Het hof heeft de argumenten van [appellant] dat andere omstandigheden, zoals het overlijden van zijn broer en het vertrek van de commercieel directeur, ook bijgedragen hebben aan het faillissement, in overweging genomen. Echter, het hof concludeerde dat het onbehoorlijk bestuur van [appellant] een belangrijke oorzaak van het faillissement was.
Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat [appellant] aansprakelijk is voor een vijfde deel van het tekort in het faillissement, en heeft het de vordering van de curator gedeeltelijk toegewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij [appellant] werd veroordeeld in een gedeelte van de kosten van het hoger beroep. Deze uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van bestuurders en de gevolgen van onbehoorlijk bestuur in het kader van faillissement.