ECLI:NL:GHSHE:2003:AH8937
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Koopman
- A.A. van Wendel de Joode
- Rechtspraak.nl
Vergoeding immateriële schade en belastingheffing bij beëindiging dienstbetrekking
In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 7 mei 2003 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij mevrouw X in beroep ging tegen een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De zaak betrof de vraag of een vergoeding voor immateriële schade, die door de werkgever was betaald bij de beëindiging van de dienstbetrekking, als loon moest worden aangemerkt voor de belastingheffing. Het Hof oordeelde dat een dergelijke vergoeding tot het loon behoort als deze betrekking heeft op psychisch leed dat voortvloeit uit de onvrijwillige beëindiging van de dienstbetrekking. Echter, als de vergoeding is verstrekt vanwege aantasting van de eer en goede naam van de werknemer, dan is er onvoldoende verband met de dienstbetrekking en kan deze niet als loon worden aangemerkt.
Het Hof heeft vastgesteld dat de schadevergoeding van ƒ 40.000,-- was toegekend wegens schending van de eer en goede naam van de belanghebbende en niet vanwege psychisch leed. Dit leidde tot de conclusie dat de aanslag moest worden verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 223.179,--. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de bestreden uitspraak en gelastte dat het griffierecht van € 27,23 aan de belanghebbende werd vergoed. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 14,70.
De uitspraak benadrukt het belang van de context waarin vergoedingen worden verstrekt en hoe deze fiscaal moeten worden behandeld. Het Hof heeft ook opgemerkt dat de Kantonrechter in een eerdere uitspraak had vastgesteld dat de verhoudingen tussen partijen verstoord waren, maar dat de werknemer geen schuld had aan deze verstoring. Dit speelde een belangrijke rol in de beoordeling van de zaak.