4.1.1.Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende:
De v.o.f.. cafetaria [vennoot 1] en haar vennoten [vennoot 1] en [vennoot 2] (echtelieden) zijn bij vonnis van de rechtbank [plaats 3] van 1 april 2008 op eigen aanvraag in staat van faillissement verklaard. De curator werd bij voormeld vonnis in zijn hoedanigheid benoemd.
De exploitatie van de cafetaria vond plaats in een huurpand aan de [pand 1] te [plaats 1]. [vennoot 1] en [vennoot 2] huurden deze ruimte van ENES B.V.. Het ging om een pand waarin voordien cafetaria ’t Voalserhepke was gevestigd. [vennoot 1] en [vennoot 2] hebben op 12 december 2004 van deze laatste de inventaris van de cafetaria overgenomen.
[vennoot 1] had per 1 januari 2005 volgens zijn aangifte Inkomstenbelasting een vermogen van € 1.121.585. Dit vermogen bestond onder meer uit: het woonhuis van [vennoot 1] aan de [pand 2] te [plaats 2] (WOZ waarde € 238.505,=), een studentenhuis [pand 3] en [pand 4] te [plaats 3] (WOZ waarde € 365.000,=), een woonhuis [pand 5] te [plaats 4] (WOZ waarde € 224.500,=) en een woonhuis [pand 6] te [plaats 2] (WOZ waarde € 276.880,=).
Op 1 februari 2006 heeft [vennoot 1] het pand waarin de cafetaria werd gerund gekocht voor een bedrag van € 320.000,= met behulp van een door SNS bank verstrekte lening waarvoor aan SNS bank een hypotheek van € 360.000,= werd verleend.
In juni 2006 hebben [vennoot 1] en [vennoot 2] de cafetaria een drietal maanden gesloten in verband met ziekte van [vennoot 2]. Omstreeks die tijd is door de ex-echtgenote van [vennoot 1] beslag gelegd vanwege achterstallige kinderalimentatie.
In verband met gerezen financiële problemen heeft [vennoot 1] ten behoeve van een verkoop van het pand [pand 5] te [plaats 4] de bemiddeling ingeroepen van makelaar [makelaar]. [makelaar] kwam met een gegadigde die het pand [pand 5] wilde kopen tezamen met het pand [pand 3] en [pand 4] te [plaats 3] voor een bedrag van in totaal € 250.000,= k.k. [vennoot 1] heeft met dit voorstel ingestemd en bij notariële akte van 31 juli 2006 aan[verkoper] beide panden in eigendom overgedragen, het pand te [plaats 4] voor een koopprijs van € 100.000,= en dat in [plaats 3] voor een koopprijs van € 150.000,= (prod. 4 en 5 inl. dagv.).
In de akte betreffende het pand [pand 5] te [plaats 4] is in verband met de overdrachtsbelasting vermeld dat de economische waarde van het pand € 128.00,= bedroeg en daarom aan overdrachtsbelasting een bedrag van € 7.680,= verschuldigd was.
In de akte betreffende het pand [pand 3] en [pand 4] [plaats 3] is vermeld dat de economische waarde van het pand € 197.000,= bedroeg en daarom € 11.820,= aan overdrachtsbelasting verschuldigd was. Bij zijn verhoor als getuige in het in deze zaak gehouden voorlopig getuigenverhoor verklaarde [vennoot 1] dat hij naast voormelde koopsom nog een bedrag van € 25.000,= ‘zwart’ heeft ontvangen.
Op voormelde datum heeft[verkoper] deze panden voor dezelfde koopprijzen - met vrijstelling van overdrachtbelasting op de voet van het bepaalde in art. 13 lid 1 van de Wet op de Belastingen van Rechtsverkeer - verkocht en geleverd aan [makelaar] (prod. 6 en 7 inl. dagv).
Omstreeks februari 2007 zijn [vennoot 1] en [vennoot 2] in contact gekomen met [geïntimeerde 2].
Op 20 maart 2007 hebben [vennoot 1] en [vennoot 2] aan Krimat een recht van tweede hypotheek verstrekt op het pand aan de [pand 1] te [plaats 1] en het woonhuis aan de [pand 6] te [plaats 2] als zekerheid van een hoofdsom van € 610.000,= in verband met een lening voor dat bedrag en € 244.000,= voor rente, boete etc. (prod. 8 inl. dagv.).
Bij notariële akte van 18 juli 2007 (prod. 10 inl. dagv.) heeft [makelaar] het pand [pand 5] te [plaats 4] in eigendom overgedragen aan [vennoot 1] voor een koopprijs van € 100.500,= . In de akte is verder vermeld dat aan [vennoot 1] tevens zijn verkocht de bij het pand behorende roerende zaken voor een koopprijs van € 12.500,=. Als economische waarde is ook in deze akte het bedrag van € 128.000,= genoemd ten behoeve van een te berekenen overdrachtsbelasting van € 7.680,=.
Eveneens op 18 juli 2007 heeft [vennoot 1] het gekochte voor dezelfde prijs - met vrijstelling van overdrachtsbelasting op de voet van art. 13 lid 1 van de Wet op de Belastingen van Rechtsverkeer - bij notariële akte in eigendom overgedragen aan [geïntimeerde 2] (prod. 11 inl. dagv.). Bij koopovereenkomst van 29 augustus 2007 heeft [geïntimeerde 2] dit pand verkocht aan Global Red B.V. (prod. 2 concl. v. antw.), waarna het is verkocht en geleverd aan de heer [koper 1] en mevrouw [koper 2] (prod. 12 inl. dagv.).
Bij notariële akte van 1 oktober 2007 heeft [makelaar] het pand [pand 3] en [pand 4] aan [vennoot 1] in eigendom overgedragen voor een koopsom van € 159.500,= en een koopsom van € 12.500,= voor roerende zaken(prod. 15 inl. dagv.). In de akte is de economische waarde van € 197.000,= vermeld voor een overdrachtsbelasting van € 11.820,=. Bij notariële akte van diezelfde datum heeft [vennoot 1] het gekochte op zijn beurt voor dezelfde koopsommen - en met vrijstelling van overdrachtsbelasting op de voet van art. 13 lid 1 van de Wet op de Belastingen van Rechtsverkeer - geleverd aan Kameleon, een vennootschap waarvan [geïntimeerde 2] enig bevoegd bestuurder was. Bij notariële akte van 1 oktober is door Kameleon een hypotheek voor een bedrag van € 350.000,= in hoofdsom, te vermeerderen met € 140.000,= renten, boeten en kosten (prod. 17 inl. dagv.) op deze panden verleend aan LF Euregio Büro Center GmbH te [vestigingsplaats] (Duitsland).