ECLI:NL:GHSHE:2002:AK3575

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
29 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/01314
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Blokland
  • P.H.A. Calis
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de uitspraak van de rijksbelastingdienst inzake schenkingsrecht en kwijtschelding

In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 29 november 2002 uitspraak gedaan in het beroep van mevrouw X tegen de beslissing van het hoofd van de eenheid der registratie en successie van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een geschil over de aanslag in het schenkingsrecht, waarbij mevrouw X betoogde dat er een samenhang bestond tussen twee kwijtscheldingen die door de schenkster waren verleend. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende, mevrouw X, niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat er een eenheid of samenhang was tussen de eerste en tweede kwijtschelding. Het Hof concludeerde dat de tweede kwijtschelding, die plaatsvond in december 1998, losstond van de verkrijging van de grond en de eerste kwijtschelding. De inspecteur had de samenhang betwist, en het Hof oordeelde dat de enkele omstandigheid dat beide kwijtscheldingen in hetzelfde jaar plaatsvonden, niet voldoende was om aan te nemen dat ze samenhingen. Het Hof verklaarde het beroep van mevrouw X ongegrond en stelde dat alleen de overdrachtsbelasting, die was betaald over het bedrag van de eerste kwijtschelding, in aanmerking kwam voor vermindering van het schenkingsrecht. De proceskosten werden niet toegewezen, en het griffierecht voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak werd vastgesteld op € 68,07.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 99/01314
29 november 2002
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, twaalfde enkelvoudige Belastingkamer, heeft inzake het beroep van mevrouw X te Z tegen de uitspraak van (destijds) het hoofd van de eenheid der registratie en successie te Y van de rijksbelastingdienst op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende de aanslag in het schenkingsrecht (nr. 0.00.00.0000, dagtekening februari 1999), na de behandeling van de zaak ter zitting van 15 november 2002, alwaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en haar echtgenoot, en namens het hoofd van de eenheid particulieren te A van de rijksbelastingdienst, thans de bevoegde inspecteur (hierna: de Inspecteur), mr. B, heden, 29 november 2002, de volgende mondelinge uitspraak gedaan:
DE BESLISSING
Het Hof verklaart het beroep ongegrond.
DE GRONDEN
1.1. Belanghebbende vermeldt in haar beroepschrift dat "schenkster aan het eind van 1998, hetzelfde kalenderjaar, nogmaals besloot een kwijtschelding op de op mei 1998 onstane schuld te doen van fl. 40.000,--". Tevens vermeldt belanghebbende dat "de schenkster slechts heeft beoogd om in het belastingjaar 1998 een groter gedeelte van het registergoed aan haar dochter te schenken dan in eerste instantie op mei 1998 was overeengekomen".
1.2. De tweede kwijtschelding vond plaats op december 1998, ruim 7 maanden na de verkrijging van de grond en de eerste kwijtschelding door schenkster. In de aangifte voor het recht van schenking welke is gedagtekend december 1998, verklaren belanghebbende en haar echtgenoot alleen met betrekking tot de eerste kwijtschelding dat die "direct" samenhing met de verkrijging van de grond.
2. Uit het in 1.1 en 1.2 vermelde, in onderling verband bezien, leidt het Hof af dat het plan van de tweede kwijtschelding is ontstaan los van de verkrijging van de grond en de eerste kwijtschelding door schenkster. Belanghebbende, op wie in deze de bewijslast rust, heeft in ieder geval de door haar gestelde eenheid van of samenhang tusen beide kwijtscheldingen, tegenover de betwisting daarvan door de Inspecteur, niet aannemelijk gemaakt.
In dit verband merkt het Hof op dat onjuist is belanghebbendes oordeel dat op grond van de enkele omstandigheid dat de tweede kwijtschelding in hetzelfde jaar heeft plaatsgevonden als de verkrijging van de grond en de eerste kwijtschelding, die tweede kwijtschelding met de verkrijging van de grond en de eerste kwijtschelding samenhangt.
3. Gelet op het vorenstaande komt alleen de overdrachtsbelasting, betaald over het met de eerste kwijtschelding gemoeide bedrag, in aanmerking voor vermindering van het schenkingsrecht.
Belanghebbendes beroep is ongegrond.
Proceskosten
Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 29 november 2002 door T. Blokland, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing op die datum in tegenwoordigheid van P.H.A. Calis, griffier, in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 3 december 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende € 68,07.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van € 68,07 verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het door de belanghebbende ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het door deze voor het beroep in cassatie verschuldigde griffierecht.