ECLI:NL:GHSHE:2002:AF0606
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Koopman
- A.A. van Wendel de Joode
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak heeft het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch op 9 oktober 2002 uitspraak gedaan in een beroep van de heer X tegen de uitspraak van de Inspecteur van de rijksbelastingdienst. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1995. De mondelinge behandeling vond plaats op 25 september 2002, waarbij zowel de belanghebbende als de Inspecteur aanwezig waren. De Inspecteur had eerder, op 6 februari 1998, het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de termijn voor het indienen van bezwaar. Dit leidde tot een beroep bij het Hof, geregistreerd onder nummer 98/01381, dat later door de belanghebbende werd ingetrokken na afspraken met de Inspecteur.
Het Hof concludeert dat de Inspecteur niet bevoegd was om een tweede uitspraak te doen op het bezwaar van de belanghebbende. Desondanks oordeelt het Hof dat de belanghebbende onder invloed van een dwaling, veroorzaakt door de Inspecteur, het beroep heeft ingetrokken. Het Hof gaat er daarom vanuit dat de Inspecteur slechts eenmaal uitspraak op bezwaar heeft gedaan en dat het beroep tijdig is ingesteld.
De belanghebbende betwist niet dat hij het bezwaarschrift niet binnen de wettelijke termijn heeft ingediend, maar stelt dat de naheffingsaanslag naar een verkeerd adres is verzonden. De Inspecteur daarentegen stelt dat de naheffingsaanslag naar het door de belanghebbende opgegeven adres is verzonden. Het Hof oordeelt dat de Inspecteur niet hoefde te begrijpen dat het zakelijk adres van de belanghebbende was gewijzigd, en dat de belanghebbende niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling.
Uiteindelijk verklaart het Hof het beroep ongegrond en gelast de Inspecteur om het door de belanghebbende gestorte griffierecht te vergoeden. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een proceskostenvergoeding aan de belanghebbende, omdat hij niet om een vergoeding heeft verzocht. De uitspraak is op 21 oktober 2002 aan de partijen verzonden, met de mogelijkheid om binnen vier weken een schriftelijk verzoek in te dienen voor vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke.