ECLI:NL:GHSHE:2001:AD8485

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
21 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
99/01194
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op aftrek van verhuiskosten in verband met dienstbetrekking

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, is het recht van de belanghebbende op aftrek van verhuiskosten aan de orde. De mondelinge behandeling vond plaats op 12 december 2001, waarbij de belanghebbende, vergezeld door haar echtgenoot, en de Inspecteur aanwezig waren. De belanghebbende was sinds maart 1996 werkzaam bij een bedrijf in B en verhuisde in juli 1997 van C naar D, gemeente Y. De afstand van haar oude woning naar haar werkplek was ongeveer 116 km, terwijl de afstand van haar nieuwe woning naar haar werkplek ongeveer 81 km per trein en 86 km per auto bedraagt. De belanghebbende had voor de verhuizing geen binding met de regio Y.

De partijen waren het oneens over de reistijden voor en na de verhuizing. Vaststaat dat de reistijd vóór de verhuizing minimaal 3 uur en 36 minuten per dag bedroeg, terwijl deze na de verhuizing niet meer dan 2 uur en 30 minuten was. De Inspecteur stelde een reistijd van 2 uur en 40 minuten na de verhuizing voor, maar het Hof ging uit van de door de belanghebbende aangegeven reistijd van 2 uur en 30 minuten. De belanghebbende stelde dat de tijdwinst in de praktijk groter was door het ontbreken van overstappen en vertragingen na de verhuizing.

Het Hof oordeelde dat de belanghebbende aannemelijk had gemaakt dat haar verhuizing noodzakelijk was in verband met haar dienstbetrekking. De stelling van de Inspecteur dat de waarde van de oude woning lager was dan die van de nieuwe woning deed hier niet aan af. Het Hof concludeerde dat de belanghebbende recht had op aftrek van de verhuiskosten, en de aanslag werd verminderd tot een belastbaar inkomen van ƒ 36.366,--. De belanghebbende had geen aanspraak gemaakt op proceskostenvergoeding, en het Hof gelastte de Inspecteur om het griffierecht van ƒ 85,-- aan de belanghebbende te vergoeden.

Uitspraak

BELASTINGKAMER
Nr. 99/01194
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X (hierna belanghebbende) te Y tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen haar aanslag in de inkomstenbelasting en de premie volksverzekeringen voor het jaar 1997.
DE MONDELINGE BEHANDELING
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 12 december 2001 te 's-Hertogenbosch.
Daar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, tot bijstand vergezeld van haar echtgenoot alsmede de Inspecteur .
Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 21 december 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.
DE BESLISSING:
Het Hof vernietigt de uitspraak van de Inspecteur, vermindert de aanslag tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 36.366,-- en gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van dit beroep gestorte griffierecht ten bedrage van ƒ 85,--.
DE GRONDEN:
1. In geschil is het antwoord op de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van verhuiskosten op de voet van artikel 36, tweede lid, onderdeel d, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1997). Meer in het bijzonder is in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende in verband met haar dienstbetrekking is verhuisd.
2. Vaststaat dat belanghebbende sinds de maand maart 1996 werkzaam is bij A in B (vlak bij het station) en dat zij juli 1997 is verhuisd van C naar D, gemeente Y. Vaststaat voorts dat de enkele reisafstand van haar woning in C naar het kantoor in B waar zij werkzaam is ongeveer 116 km bedraagt, zowel per trein als per auto, en dat die afstand vanaf haar woning in D per trein ongeveer 81 km bedraagt en per auto ongeveer 86 km. Daarnaast staat vast dat belanghebbende en haar echtgenoot vóór de verhuizing naar D geen persoonlijke binding hadden met deze plaats of de regio Y.
3. Partijen verschillen van mening over de exacte reistijden voor en na de verhuizing en over de tijdwinst die belanghebbende door de verhuizing heeft geboekt. Vaststaat wel dat de totale reistijd vóór de verhuizing ten minste 3 uur en 36 minuten per dag bedroeg en dat die reistijd direct na de verhuizing niet meer dan 2 uur en 30 minuten bedroeg. De Inspecteur noemt in zijn vertoogschrift weliswaar een reistijd na de verhuizing van 2 uur en 40 minuten, maar hij gaat hierbij uit van een treinreis van 55 minuten enkele reis tussen station B en station Y, terwijl belanghebbende onbetwist heeft gesteld dat die treinreis aanvankelijk (enkele reis) 50 minuten duurde en pas na 1997 5 minuten langer in beslag nam doordat een tussenstop bij station E is ingevoegd. Het Hof gaat er daarom vanuit dat de tijdwinst die door de verhuizing is ontstaan ten minste 1 uur en 6 minuten per dag bedroeg.
4. Belanghebbende heeft voorts gesteld dat de tijdwinst in de praktijk groter is doordat zij voor de verhuizing tijdens haar reis moest overstappen op station C en zij door vertragingen regelmatig de aansluiting miste, terwijl zij na haar verhuizing vanuit Y een rechtstreekse treinverbinding met station B heeft. Daardoor is het risico van (grote) vertraging aanmerkelijk kleiner geworden, zo stelt belanghebbende. De Inspecteur heeft deze stelling niet bestreden en het Hof is ook niet gebleken van de onjuistheid ervan, zodat het Hof van de juistheid van die stelling uitgaat.
5. Tenslotte heeft belanghebbende nog gesteld dat het reizen vanuit haar voormalige woonplaats niet langer op te brengen was door de lange reistijd en de vertragingen die regelmatig optraden. Het Hof acht deze stelling, die door belanghebbende uitvoerig is toegelicht ter zitting en in de door haar ingediende stukken, aannemelijk en gaat van de juistheid ervan uit.
6. Gelet op hetgeen hiervoor in de onderdelen 2 tot en met 5 is overwogen acht het Hof aannemelijk dat de vervulling van haar dienstbetrekking belanghebbende tot de onderhavige verhuizing heeft genoopt. Hieraan doet niet af de door de Inspecteur gestelde omstandigheid dat de in het kader van de Wet WOZ vastgestelde waarde van de voormalige woning van belanghebbende aanzienlijk lager is dan die van haar huidige woning.
7. Het gelijk is aan de zijde van belanghebbende. Voor dat geval is niet in geschil dat de aanslag moet worden verminderd tot een naar een belastbaar inkomen van ƒ 36.366,--.
Proceskosten
Belanghebbende heeft desgevraagd ter zitting verklaard geen aanspraak te maken op een veroordeling van de Inspecteur in de kosten die zij in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof heeft moeten maken.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
Aldus vastgesteld op 21 december 2001 door R.J. Koopman, lid van
voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van M. Leclercq-van Schaik, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op 28 december 2002
Het aanwenden van een rechtsmiddel:
U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ
's-Hertogenbosch).
Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ( 150,=.
Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke
uitspraak een griffierecht van ( 150,= verschuldigd.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te
Leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.